Mede op grond van deze kruisjes van bladgoud die op de ogen van de overledene waren gelegd stelden archeologen vast dat in het 1400 jaar oude graf van Prittlewell een Angelsaksische edelman uit de begintijd van het christendom in Engeland was begraven

De vondst werd destijds aangekondigd als een van de meest spectaculaire archeologische ontdekkingen die in tientallen jaren in Groot-Brittannië waren gedaan: een nog onverstoorde Angelsaksische grafkamer, die bij toeval werd ontdekt tijdens de verbreding van een weg bij het plaatsje Prittlewell in Essex. Archeologen dateerden het graf in het begin of midden van de zevende eeuw na Chr. en gingen van de hypothese uit – gezien de aanwezigheid van christelijke kruizen tussen de grafgiften – dat het om het graf van koning Saebert van Essex zou kunnen gaan, wie wordt gezien als de eerste van de lokale Saksische koningen die zich tot het christendom bekeerde.

Dat was in 2003. Sindsdien heeft de grafkamer geleidelijk aan zijn schatten prijsgegeven aan een team van veertig experts van het Museum of London Archaeology (MOLA). Met behulp van een reeks geavanceerde technieken – van CT-scans tot bodemmicromorfologie – hebben specialisten op terreinen die variëren van werktuigbouwkunde tot Angelsaksische kunst een gedetailleerde reconstructie van de grafkamer en zijn inhoud gecreëerd, waarbij de grafgiften werden gerangschikt zoals ze op de dag van de begrafenis in de tombe moeten zijn gelegd.

In het overzicht van het meest recente onderzoek naar het graf, dat vorige week werd gepubliceerd op de website die aan de grafkamer is gewijd, worden ook de herziene datums voor de bijzetting van de ‘Vorst van Prittlewell’ genoemd. Die datums sluiten uit dat koning Saebert hier lag begraven, maar roepen wel fascinerende nieuwe vragen op over het vroege christendom in dit gedeelte van het Angelsaksische Engeland.

Kleine ontdekkingen, grote gevolgen

Een van de spannendste vondsten in de grafkamer van Prittlewell waren de overblijfselen van een lier – het eerste complete Angelsaksische voorbeeld dat ooit is ontdekt. Het houten frame van het muziekinstrument was vrijwel helemaal vergaan, waardoor er weinig meer dan een verkleuring in de vorm van een lier in de bodem en het bijbehorende metaalbeslag met daaraan enkele houten fragmenten waren achtergebleven.

Na ruim tien jaar van minutieus onderzoek hebben archeologen de grafkamer van Prittlewell in detail weten te reconstrueren
Na ruim tien jaar van minutieus onderzoek hebben archeologen de grafkamer van Prittlewell in detail weten te reconstrueren.
Mola

Om de kostbare vondst te conserveren werd de verkleurde grond voorzichtig als één blok uit het graf getild en voor nader onderzoek naar een laboratorium overgebracht. Ondanks zijn delicate staat onthulde het instrument toch fascinerende historische details. “Het is verbluffend wat je uit stukjes verkleurde aarde en een paar fragmenten van organisch materiaal kunt afleiden,” zegt Sue Hirst, expert in Angelsaksische graftombes van het MOLA en een van de specialisten die bij het project waren betrokken. CT-scans en micro-opgravingen brachten de volledige omtrek van de lier gedetailleerd aan het licht. Het instrument was gemaakt van esdoorn en bestond onder meer uit een holle klankkast met stemschroeven van essenhout. Het dwarsjuk van het instrument was aan de armen geklonken met behulp van twee decoratieve koperen schijven die met granaatkristal waren ingelegd.

“De detaillering was dusdanig dat we zelfs konden zien waar het instrument op zeker moment was gebroken en gerepareerd,” zegt Hirst. “Uit de aanwezigheid van een paar haren konden we opmaken dat de lier in een zak van dierenhuid werd bewaard.”

Met behulp van Raman-spectroscopie kon ook de chemische samenstelling van het ingelegde kristal in het koperbeslag van de lier worden vastgesteld. Daaruit bleek dat het afkomstig was uit het Indiase subcontinent of Sri Lanka. Een koperen kan uit Syrië en gouden munten uit het Merovingische Frankrijk, die eveneens in de grafkamer werden gevonden, maakten duidelijk dat de overledene toegang had tot een uitgebreid netwerk van overzeese handelscontacten.

Niet koning Saebert

Omdat het meeste organische materiaal in de zure grond van Prittlewell was vergaan, was het erg moeilijk om met behulp van koolstofdatering de precieze ouderdom van het graf te bepalen, zegt Hirst. Maar dankzij een proces genaamd versneller-massaspectroscopie (AMS of ‘accelerator mass spectroscopy’) kunnen ook heel kleine hoeveelheden materiaal getest worden. Daarmee werden zeer betrouwbare koolstofdateringen van een drinkhoorn en een houten beker verkregen. Het bleek dat de bijzetting in Prittlewell ergens tussen 575 en 605 na Chr. moet hebben plaatsgevonden, te vroeg voor de begrafenis van koning Saebert, die in 616 stierf en traditioneel wordt gezien als de eerste van de plaatselijke Saksische vorsten die zich tot het christendom bekeerden.

Een archeoloog doet in 2003 opgravingen in de grafkamer die werd ontdekt bij graafwerkzaamheden voor de verbreding van een weg bij Prittlewell Essex in GrootBrittanni
Een archeoloog doet in 2003 opgravingen in de grafkamer die werd ontdekt bij graafwerkzaamheden voor de verbreding van een weg bij Prittlewell, Essex, in Groot-Brittannië.
Mola

Wie deze christelijke edelman die hier werd begraven dan wel was, blijft voorlopig een mysterie. Door de hoge zuurgraad van de bodem zijn van het skelet slechts een paar fragmenten van het tandglazuur bewaard gebleven. De stijl van de kledinggespen en de aanwezigheid van wapens in het graf wijzen erop dat het om een man gaat, mogelijk een jonge man. En gezien de rangschikking van de tandfragmenten, de kruisjes van bladgoud die op de ogen waren geplaatst, de riemgesp op de plek waar zich ooit de taille bevond en de gespen van de kousenbanden boven de schoenen, schatten de onderzoekers dat de man een lengte van ongeveer 1,73 meter moet hebben gehad.

“Afgezien daarvan is het enige dat we met zekerheid kunnen zeggen dat het om een man met een hoge status ging die duidelijk een christen was,” zegt Hirst. “De kruisjes van bladgoud die op zijn ogen waren geplaatst, zijn duidelijk een persoonlijke uiting van christelijke vroomheid. We weten dat Sint Augustinus van Canterbury, die als de stichter van de Engelse kerk wordt beschouwd, in 597 vanuit Rome naar dit deel van Brittannië kwam, maar uit alle bewijzen blijkt dat deze tombe uit de jaren tachtig of negentig van de zesde eeuw na Chr. stamt.”

Een van de mogelijkheden is volgens Hirst dat het gaat om de broer van Saebert, Saexa, en dat het christendom dit gebied al enkele jaren eerder op informele wijze had bereikt, via Aethelbert, de koning van Kent en diens christelijke vrouw Bertha. Aethelberts zuster Ricole trouwde met Sledd, de koning van Essex en de vader van Saebert en Saexa. “Maar dat is niet meer dan speculatie,” zegt Hirst. “Met het geld en de technologie die we hebben, kunnen we niet meer doen dat dit. Er valt nog veel te ontdekken, maar dat zullen latere onderzoekers moeten doen.”

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het Engels op NationalGeographic.com