Dit artikel verscheen in Historia Magazine.
Duik in oktober in de geschiedenis met History Month. Kijk verder op natgeo.nl/historymonth.
In de Oudheid genoot Egypte een benijdenswaardige reputatie als land van overvloed, waar de jaarlijkse overstroming van de Nijl de akkers bevloeide en waar boeren met relatief weinig inspanning grote oogsten binnenhaalden. Helaas strookt dit beeld niet met de werkelijkheid. Zoals overal in de Oude Wereld, werd het leven in Egypte voortdurend verstoord door natuurrampen en honger. Er kwamen ook veel ziekten voor, die artsen niet konden diagnosti- ceren, laat staan genezen. Dit harde leven heeft zijn sporen nagelaten bij de vroegere bewoners van Opper- en Neder-Egypte die we, dankzij mummies, kunnen onderzoeken.
Vooral van de farao’s van het Nieuwe Rijk zijn veel mummies bewaard gebleven. Door hun kwalen te bestuderen, kunnen we ons een iets duidelijker beeld vormen van hun leefomstandigheden.
Egyptische koninklijke mummies werden voor het eerst onderzocht in 1912, en de eerste röntgenopnamen van een mummie werd gemaakt in de jaren zestig. In 1976 werd de mummie van Ramses II vanwege zijn verslechterde staat overgebracht naar Parijs. Daar werd hij eervol ontvangen als een buitenlands staatshoofd, waarna hij werd onderzocht door ongeveer honderd specialisten. Decennia later, in 2005, onderging de beroemde mummie van Toetanchamon een uitgebreide CT-scan, een scantechniek die op alle koninklijke mummies uit die periode werd toegepast. Van vermoedelijke verwanten van Toetanchamon en enkele andere koninklijke mummies zijn evengoed DNA-monsters genomen. Die zijn uitvoerig onderzocht, met als resultaat dat we beetje bij beetje meer te weten komen over de gezondheidsproblemen van de vorsten van de Nijlvallei.
Angstaanjagende parasieten
Niet alleen de koninklijke klasse kreeg te maken met verschillende aandoeningen, zoals oogheelkundige problemen die werden veroorzaakt door de felle zon, de droge lucht en het constant in de lucht aanwezige stof. De oogproblemen probeerde men te verhelpen door make-up aan te brengen op de ogen. Ook kwamen er geregeld parasitaire infecties voor, waarvan schistosomiasis (bilharzia) de meestvoorkomende was. Die kwaal wordt veroorzaakt door de larven van een kleine worm die in zeer warme gebieden leeft in stilstaand water.
De landbouw in Egypte was sterk afhankelijk van het water uit de rivier, dat na overstromingen achterbleef in de opvangbekkens in de uiterwaarden. Tegelijkertijd was het de perfecte broedplaats voor de larven die deze ziekte veroorzaakten. Bij contact met besmet water, kunnen de larven het lichaam binnendringen. Via de huid bereiken ze uiteindelijk de darmen en de blaas, waar ze groeien en zich voortplanten. Hierdoor kunnen kleine bloedingen ontstaan en treden er ontstekingsreacties op die uiteindelijk zelfs tot neurologische uitvalsverschijnselen kunnen leiden.
In de wetenschap dat in 1950 meer dan de helft van de Egyptische bevolking was besmet met deze parasiet, kunnen we ons een voorstelling maken van de besmettingsgraad van 3500 jaar geleden. Het lijkt onvermijdelijk dat ook de farao’s leden aan schistosomiasis, ook al is het voorlopig nog niet mogelijk om de ziekte daadwerkelijk bij mummies op te sporen. En hoewel koningen niet dagelijks in contact kwamen met stilstaand water – ze werden bijna altijd in hun draagstoel vervoerd –, werd daar tijdens bepaalde ceremonies van afgeweken.
De alomtegenwoordige malaria
Een andere parasitaire ziekte die de Egyptenaren meedogenloos teisterde, was malaria (vroeger ook wel moeraskoorts genoemd). Plasmodium, de parasiet die malaria veroorzaakt, wordt overgedragen door muggen uit het geslacht Anopheles. De symptomen kunnen per persoon verschillen, maar de belangrijkste zijn hoge koorts en terugkerende koude rillingen in cycli van drie of vier dagen. Zonder de juiste behandeling kan de infectie uiteindelijk leiden tot nierfalen, coma en zelfs overlijden.
Met zijn eindeloze moerassen was de Nijlvallei een paradijs voor muggen, en de gezondheid van de bevolking leed onder de gevolgen ervan. Zo ook die van de koninklijke familie. Onderzoek naar de moeder van Toetanchamon maakte duidelijk dat ze de draagster was van een ernstige variant van malaria. Zeventig procent van de geïnfecteerden overleeft de ziekte echter zonder behandeling, en in landen waar deze ziekte endemisch is, ontwikkelen inwoners uiteindelijk ook enige immuniteit. Het lijkt erop dat malaria niet de oorzaak was van haar dood. De mummies van Joeja en Toeja, de overgrootouders van Toetanchamon, waren ook besmet en bereikten een hoge leeftijd voor deze tijd: ze werden tussen de vijftig en zestig jaar oud.
Van de vele darmparasieten die zijn gevonden in oude Egyptische mummies uit de Romeinse tijd, zoals spoelwormen en lintwormen, is er één die schijnbaar geen enkele farao heeft gehad: Trichinella. Dit is een rondworm die je kunt oplopen door consumptie van ongaar varkensvlees. In het oude Egypte was het vlees van dit dier voor eenvoudige mensen een belangrijke eiwitbron. Mogelijk werd dit vlees als onrein beschouwd door de hogere klassen en zodoende werd het niet gegeten door koningen.
Farao’s leden ook aan viraal of bacterieel overdraagbare ziekten. Van sommige zijn bij mummies de lichamelijke symptomen gevonden.
Pest, pokken en polio
Een voor de hand liggende kandidaat lijkt de pest, een verschrikkelijke ziekte die in de Middeleeuwen in Europa leidde tot de dood van bijna de helft van de bevolking. Het bestaan van pestepidemieën in Egypte is echter uitsluitend bekend uit historische bronnen, niet omdat de ziekte bij mummies is vastgesteld.
Toch zijn er ook andere aanwijzingen. De pest wordt overgedragen door vlooien bij knaagdieren, vooral ratten. Ratten leefden overal tussen de mensen door de slechte openbare hygiëne. Vergelijkbare omstandigheden zijn aangetoond in de Egyptische nederzettingen, waar geen riolering was en het vuilnis opgestapeld op straat lag te wachten op de jaarlijkse overstroming van de Nijl, die er vervolgens een laag slib op afzette. Archeo-entomoloog Eva Panagiotakopulu vermoedt dat de koesoegrasrat (Arvicanthis niloticus) in Egypte verantwoorde- lijk was voor de verspreiding van de pest.
Onder het bewind van Achnaton werd een Egyptisch leger verslagen door troepen van de Hettitische koning Suppiluliuma I. Volgens de bronnen ontstond er een pestepidemie toen de krijgsgevangenen werden afgevoerd naar Hatti. ‘Vervolgens namen ze de pest mee naar Hatti, waar vanaf dat moment vele mensen stierven.’
In een andere bron, een brief van de Babylonische koning Burnaburiash II, wordt verteld dat een Aziatische echtgenote van Amenhotep III was gestorven ‘tijdens de pest’, en op de restauratiestèle van Toetanchamon staat: ‘Toen Zijne Majesteit verscheen als koning (...), werd het land geplaagd door de ziekte.’ De gevolgen van de pest zijn zichtbaar in de graven van de zuidelijke begraafplaats van Amarna. Een hoog percentage sterfgevallen onder de jeugd doet vermoeden dat er een epidemie heeft gewoed. Zo’n epidemie zou ook een mogelijke verklaring zijn voor de vele sterfgevallen die plaatsvonden binnen de koninklijke familie van Amarna, inclusief de farao zelf.
Net zo bedreigend als de pest waren de pokken. De gelukkigen die deze virusziekte overleefden, werden levenslang getekend door littekens op het lichaam en gezicht. Een van de getroffenen was Ramses V. Zijn gezicht, nek en borstkas laten op zijn gemummificeerde lichaam onmiskenbaar de sporen zien van deze ziekte. Het is echter niet mogelijk om vast te stellen of zijn dood direct is gerelateerd aan pokken. Hij leed aan meer kwalen. Uit de abnormale opzwelling van zijn scrotum valt op te maken dat hij een liesbreuk heeft gehad.
Nog zwaarder verminkt dan Ramses V was Siptah, de voorlaatste farao van de 19de Dynastie, die als kind lijkt te hebben geleden onder het zeer besmettelijke poliovirus. Deze ziekte tast het zenuwstelsel aan en leidt tot verlammingen en misvormingen van ledematen. Siptahs mummie laat zien dat zijn linkerbeen duidelijk te kort was. Zijn linkervoet stond verticaal om het gebrek aan lengte te compenseren. Er zijn echter ook specialisten die menen dat de oorzaak een hersenverlamming zou zijn geweest, of dat het gaat om een aangeboren misvorming. Siptah is geen uniek geval, want op de stèle van de ambtenaar Roma, uit de 18de Dynastie, is de overledene afgebeeld met precies dezelfde misvorming.
Ook de mummie van Toetanchamon vertoont een afwijking aan de voeten. De jonggestorven koning had een platte rechtervoet en links een klompvoet. Het is geen misvorming die zo ernstig was als in het geval van Siptah, maar het lijdt geen twijfel dat dit hem verhinderde normaal te kunnen lopen. Interessant is dat de twee voeten van een mummie met de identificatiecode KV21a, die volgens DNA-onderzoek Ankhesenamon zou zijn – de moeder van twee gemummificeerde foetussen die zijn gevonden in het graf van Toetanchamon –, een vergelijkbare vervorming hebben. We weten uit teksten dat Ankhesenamon een dochter was van Achnaton en Nefertiti, en halfzus van haar man Toetanchamon, die op zijn beurt weer de zoon was van Achnaton en een andere moeder. Dus misschien zijn deze misvormde voeten een genetische eigenschap van de Amarnafamilie.
Slechte gebitten
Eén kenmerk dat alle koninklijke mummies en hun onderdanen met elkaar delen, zijn hun slechte gebitten. Het gaat dan niet om gaatjes door het gebruik van suiker, zoals vandaag de dag vaak het geval is – honing was de enige vorm van suiker en die was duur, en dus exclusief. Wat wel een grote rol speelde, was de manier waarop brood werd gemaakt. De gebruikte molenstenen sleten geleidelijk af, waardoor er heel fijn steengruis in het brood terechtkwam. In de loop der jaren veroorzaakte dit slijtage van tanden en kiezen bij de nederigste boeren, maar ook bij de farao zelf.
Het enige echte verschil tussen de gebitten van de koninklijke familie en die van hun onderdanen, wordt zichtbaar in de minuscule groeilijnen van het gebit. Voedselgebrek (en andere factoren) veroorzaakten kleine verschillen in deze groeilijnen. Hieruit blijkt dat de overgrote meerderheid van Egyptenaren leefde van te weinig voedsel, iets wat de farao’s nooit hebben meegemaakt.
Oud-Egyptische verhalen zoals dat van Sinuhe, of filosofische teksten zoals de Leer van Ptahhotep, beschrijven de ouderdomskwalen van de mens. We kunnen ze terugvinden in de pathologie van de mummie van Ramses II, die maar liefst 66 jaar regeerde. Die hoge leeftijd had zijn weerslag op zijn lichaam, zo blijkt uit analyse van zijn mummie.
Ramses’ tanden waren tot op het tandvlees afgesleten, en bovendien had hij abcessen die ondraaglijke pijn moeten hebben veroorzaakt. Daarnaast had hij vreselijke artritis in zijn benen die niet alleen pijnlijk was, maar ook normaal lopen onmogelijk moet hebben gemaakt. Ongetwijfeld werden zijn laatste jaren op de troon gekenmerkt door constant lijden en misschien hielp dat hem zijn onderdanen beter te begrijpen. Zij hadden immers dagelijks te maken met lichamelijk ongerief, veroorzaakt door de strijd tegen de natuurlijke elementen, slechte voeding en zware arbeid.
Meer lezen over het Oude Egypte? Bestel nu de Egypte collectie op natgeoshop.nl