Ze voelde zich op haar gemak in de wereld, maar het meest zichzelf was ze als ze thuis was, in Wales. De schrijfster en journaliste Jan Morris, die vorige week op 94-jarige leeftijd overleed, omhelsde Wales als haar geografische, intellectuele en spirituele thuisbasis. “Ik ben emotioneel betoverd door Welshness,” zei ze.
Ze was dol op de woeste bergen, het lentegroene heuvelland waar schapen graasden en zelfs op het druilerige weer, dat ideaal was om te schrijven bij de open haard. In Wales zag Morris een oeroud volk dat zijn onwrikbare wezen had behouden. De continuïteit van die identiteit was een van haar belangrijkste thema’s.
Vaak nam Morris bezoekers mee voor een lunch in een pittoresk, met klimop omlijst landhuisje in het noordwesten van Wales. Die woning is de verbouwde, tweehonderd jaar oude boerenhoeve Pen-Y-Gwryd. Je zou kunnen zeggen dat het daar was, in 1953, dat de eerste geslaagde beklimming van de Mount Everest begon, want Morris deed er mee aan de trainingstochten van het klimteam naar de top van Mount Snowdon.
Destijds was Morris een 26-jarige verslaggeefster voor de Londense Times en de enige journalist die meeging met de Britse expeditie onder leiding van kolonel John Hunt die als eerste het dak van de wereld bereikte.
Op 29 mei 1953, toen Tenzing Norgay en Edmund Hillary op de top van de Everest stonden, legde Morris honderden hoogtemeters boven het Everest-basiskamp af om als eerste het nieuws te vernemen. Nadat ze had gehoord dat het Hillary en Tenzing was gelukt, haastte ze zich terug naar het basiskamp en klauterde samen met een andere klimmer de berg af om een gecodeerd bericht naar The Times in Londen te verzenden. Het nieuws bereikte de Britten aan de vooravond van een andere belangrijke aanleiding tot een groots feest, namelijk de kroning van koningin Elizabeth II.
Morris beschreef haar ‘scoop’ over de beklimming van de Everest later als de eerste en enige van haar carrière, die haar vanuit Wales over de hele wereld deed reizen. Daarbij zond ze lyrische, essayistische verslagen vanuit Venetië, Sydney, New York en Hongkong, maar altijd keerde ze terug naar Wales.
Huis en haard
Jan Morris werd in 1926 als dochter van een Welshe vader en een Engelse moeder geboren in het Engelse graafschap Somerset – 225 kilometer ten westen van Londen en aan de overzijde van de Welshe hoofdstad Cardiff aan de Bristol Bay. Morris was dol op Wales en wilde dat iedereen laten weten.
De Welshe naam van het land is Cymru, een woord dat is verwant aan het begrip ‘landgenoten’. Dat sprak Morris aan, evenals de uitdagende rode draak die trots op de nationale vlag van het land prijkt. In weerwil van zeven eeuwen van Engelse overheersing is de regio in het noorden van Wales waar Morris vandaan kwam, onmiskenbaar Welsh gebleven.
Daar wordt het Welsh, een van de oudste talen van Europa, nog altijd gesproken en is de nationale trots zó sterk dat bezoekers aanvankelijk met de nodige scepsis worden bezien. Maar zodra de nieuwkomers ook maar enige sympathie voor het Welshe erfgoed of waardering voor deze plek tonen, worden ze doorgaans met open armen ontvangen.
“Ik woon echter in mijn eigen Wales, een Wales in gedachten, groots in herinneringen, trefzeker in melancholie,” schreef Morris in A Writer’s House in Wales (2002), dat door National Geographic werd gepubliceerd. Hoewel Morris een fervent aanhangster was van Wales en alles wat Welsh is, erkende ze dat ze zelf niet honderd procent Welsh was. Het weervaantje dat op haar huis in Llanystumdwy op het schiereiland Llŷn prijkt, symboliseert haar dubbele afkomst: de ‘E’ en de ‘W’ staan voor East en West, de ‘G’ en ‘D’ voor gogledd en de, de Welshe woorden voor noord en zuid.
Morris beschreef haar kleine woning in Trefan Morys als “een optelsom, een metafoor, een paradigma, een microkosmos, een schoolvoorbeeld, een ‘weinig is méér’, een demonstratie, een stolling, een essentie, een alledaagse samenvatting van alles wat ik voel voor mijn land.” En gedurende de decennia dat ze er woonde, opende ze haar deuren voor talloze reizigers.
“Als half-Engelse, half-Welshe kon ze kiezen. Ze koos voor Wales,” zegt fotograaf Jim Richardson, die zich herinnert dat hij met Morris de lunch gebruikte in de Smoke Room van Pen-Y-Gwryd, een plek van herinneringen en weerzien. Aan de wanden van de lodge hingen de touwen, zuurstoftanks en laarzen die op de Everest-expeditie van 1953 waren gebruikt.
“Het meest veelzeggende was haar vermogen om de rijkdom van dit eenvoudige Welshe platteland te zien,” zegt Richardson. “Als we door de vallei van de Nant Gwynant langs Mount Snowdon reden, wees ze me met evenveel trots op de schapen als op de berg; ze had geen epische landschappen nodig om epische dingen te zien.” Morris vertelde het verhaal van haar overhaaste afdaling van de Everest “alsof we met wat Welshe boeren bij elkaar zaten en het over schaapsscheren hadden. Ze lachte. Het was gewoon leuk, die wereld van haar.”
Voor Morris was Wales tegelijkertijd een plek om te ontdekken en de plek die haar bepaalde. “Je ziet aan de manier waarop ze over Wales schrijft dat ze er met hart en ziel bij is betrokken,” schreef auteur Paul Theroux na Morris’ dood in een e-mail. “Jan was in één woord gepassioneerd over Wales: het land, de mensen, de taal... En ze schreef er subtiel maar met onmiskenbare kracht over, zozeer dat ze als Welshe nationaliste gezien kon worden, niet bepaald een populaire positie in Groot-Brittannië.”
Identiteit van een oeroud land
Morris groeide op als een jongen, maar ze was “misschien drie of vier jaar oud toen ik besefte dat ik in het verkeerde lichaam was geboren en eigenlijk een meisje moest zijn,” schrijft ze in haar memoires, Conundrum. Halverwege de jaren zestig begon Morris aan een hormoonbehandeling en in 1972 onderging ze op 46-jarige leeftijd in Casablanca een geslachtsoperatie.
Volgens haar was de wereld te groot om te lang stil te staan bij dit feit. Ze betreurde het dat haar overlijdensbericht de titel ‘Schrijfster die van geslacht veranderde, overleden’ zou krijgen. Maar het was haar zoveelste reis als pioniere. “Ik ben niet van de ene sekse naar de andere overgestapt,” zei ze in 2018 in een interview met The Times. “Ik ben beide seksen.”
(Lees ook: ‘Hoe deze 21 ontdekkingsreizigsters de wereld veranderden.’)
Als globetrotter, auteur en vooral als mens omsloot Morris talloze wezens en was niet bang voor tegenstrijdigheden. Maar ze bleef standvastig Welsh.
“Ik denk dat het voor Jan zeer belangrijk was om Welsh te zijn en zichzelf altijd zo te definiëren,” zegt auteur Pico Iyer. Morris’ werk inspireerde hem tot een leven als reisschrijver. “Ze was onze meesterlijke essayiste, de beste portrettiste van de plek die we ooit zullen lezen. Ze vergaarde duizenden details en stukjes geschiedenis, en bracht ze samen in een mozaïek waarmee ze de ziel van een plek vastlegde,” zegt Iyer.
“Hoewel ze dol was op steden, koos ze ervoor om in de relatieve afzondering van het platteland te leven; door haar Welshness was ze in staat om een beetje als een outsider te kijken naar alles wat er in de dagen van het Britse Rijk vanuit Londen de wereld over werd uitgezonden, oog te hebben voor de onderdrukten, de marges. Solitair, in haar eigen domein, niet verplicht aan Engeland en zijn beperkingen, leek Jans leven in Wales in veel opzichten een afspiegeling van haar positie in de wereld als geheel.”
Morris was een ijverig en belezen geleerde en stond op dat gebied bekend om haar baanbrekende trilogie Pax Britannica, over de opkomst en ondergang van het Britse Rijk. In haar werk wist ze ook een gevoel van plezier over te brengen; trouw aan haar Welshe roots lachte ze veel en schreef ze vaak op luchthartige toon. Ze was dol op taal en genoot ervan rare woorden als ‘kerfuffle’ (‘ophef’, ‘gedoe’) te gebruiken, waardoor ze in haar werk door sommige critici minder serieus werd genomen dan ze verdiende.
Een ander favoriet woord van haar was ‘hiraeth’, wat in het Welsh zoiets betekent als ‘onbestemd verlangen’. Uiteindelijk draaide het in Jans wereld om mildheid en verwantschap, en werkte ze aan het creëren van een gemeenschap van ruimdenkende reisschrijvers.
“Overal kom je mensen tegen die een Vierde Wereld, hun eigen diaspora, vormen,” schreef ze in haar elegische werk Trieste and the Meaning of Nowhere (‘Triëst en de betekenis van het nergens’). “Ze delen (...) de gemeenschappelijke waarden van humor en begrip. Als je je onder hen begeeft, weet je dat je niet bespot of verafschuwd zult worden (...). Ze staan tolerant of zelfs welwillend tegenover minder schrandere mensen. Ze lachen gemakkelijk. Ze zijn snel dankbaar. Ze zijn nooit ordinair (...). Het zijn ballingen in hun eigen gemeenschap, omdat ze altijd tot de minderheid behoren. Maar ze vormen een machtige natie, als ze maar van elkaar zouden weten.”
De magie van Wales
Het idee van ballingschap ligt diep verankerd in Morris’ visie van Wales. Het is niet alleen wat haar zelfgekozen vaderland in haar opriep, maar wat ze op die plek projecteerde. Morris zei vaak dat ze geen duidelijk onderscheid kon maken tussen feit en fictie. Hoewel ze in haar werk als journaliste rigoureus nauwgezet en grondig was, waren haar reisverslagen vaak een synthese van haar verbeelding en ervaringen.
“Het is anders voor mijn zoon Twm,” die in Wales is opgegroeid, zei Morris vorig jaar in een interview met The Guardian. “Ik mis dat instinct voor Welshness. Bij hem is het fundamenteler, komt het uit de bodem.”
In haar boek The Matter of Wales: Epic Views of a Small Country (1984) schrijft Morris dat de Welsh “nooit helemaal afscheid hebben genomen van hun immer aanwezige visioen van een gouden tijd, een tijdperk dat verloren is gegaan maar zal weerkeren, bijna een visioen van een ander land, ergens voorbij de tijd.”
Paul Clements, auteur van Morris: Around the World in Eighty Years, een bloemlezing van hommages van bekende collega-schrijvers, herinnert zich dat Morris op haar negentigste verjaardag, in 2016, zei dat haar reizen haar weliswaar naar talloze exotische plekken in de wereld hadden gevoerd, maar dat haar eigen uithoekje in Wales altijd haar “voornaamste verrukking” was geweest. “Wat ik voor Wales heb gedaan,” zei Morris op dat verjaardagsfeestje, “valt in het niet bij wat Wales voor mij heeft gedaan.”
Toen ik Morris voor mijn boek A Sense of Place interviewde, merkte ze op dat Wales eeuwenlang onder druk was gezet door de Angelsaksische beschaving, maar dat “het landje dat toch lijkt te hebben overleefd en zijn ziel en geest lijkt te hebben behouden. Ik mag de aard van de Welshe beschaving, die in wezen zeer zachtaardig is; ze is niet ambitieus en opdringerig. Ze berust op zaken als poëzie en muziek, die nog altijd diep in deze cultuur zijn verankerd.”
Trefan Morys, het huis waar Morris samen met haar nog levende partner Elizabeth Tuckniss Morris woonde, staat niet ver van het riviertje de Dwyfor. Volgens haar zoon Twm Morys, zelf een bekende Welshe dichter en schrijver, zal haar as over een jaar op een eilandje in deze beek worden uitgestrooid. Het eilandje draagt de naam Ynys Llyn Allt y Widdan, ‘Eilandje van de Vijver van de Helling van de Tovenares’.
Heel gepast. Want Jan Morris was in zekere zin de tovenares van Wales. Ze riep een sympathieke en verheffende visie van haar geliefde en geadopteerde vaderland op en toverde het met eloquentie en vastberadenheid om in haar persoonlijke werkelijkheid. Met haar genereuze verbeelding zag Morris Wales zoals niemand dat eerder had gedaan en heeft de wereld daarmee een stukje rijker gemaakt.
Michael Shapiro is de auteur van A Sense of Place, over reisschrijvers en hun thuishavens. In 2006 schreef hij voor National Geographic over Wales en Jan Morris.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com