Stom toeval of meesterlijke toeristische timing? Eerder dit jaar, toen bekend werd dat een ruim dertig meter hoog standbeeld van koningin Tassi Hangbe was opgericht in het West-Afrikaanse land Benin, kon je bijna het getik al horen van rekenmachines waarop werd berekend hoeveel geld kon worden verdiend aan de toekomstige reizigers die naar het land werden gelokt door het zien van de film The Woman King.
Bijzondere historische fenomenen doen het vaak goed in de bioscoop, vooral als er fraaie kostuums en spannende gevechten aan te pas komen. Maar deze nieuwkomer profiteert ook nog eens van een perfecte timing, na de blockbuster Black Panther uit 2018. Dat spannende verhaal over het fictieve Afrikaanse land Wakanda was het perfecte opwarmertje voor een film die gaat over Afrikaanse vrouwelijke strijders die werkelijk hebben bestaan en die met hun krijgskunsten diepe indruk maakten op hun omgeving.
Volgens historica Pamela Toler doet het label ‘Amazones’ echter geen recht aan deze vrouwelijke soldaten uit het koninkrijk Dahomey in West-Afrika.
‘Die aanduiding is niet alleen koloniaal, maar het is ook een soort bevestiging van het idee dat ze heel uitzonderlijk waren, en dat gewone vrouwen niet tot zulke grootse daden in staat zijn,’ zegt ze. ‘Dat is een zeer Europese kijk op deze geweldige vrouwen.’
Toler is de auteur van Women Warriors: An Unexpected History. Volgens haar is het van belang om het echte verhaal te kennen over het regiment van alleen vrouwen dat vanaf eind zeventiende eeuw tot begin twintigste eeuw bestond. Nadere beschouwing van hun achtergrond levert een veelzijdiger beeld op van henzelf en hun nalatenschap.
De opkomst van het koninkrijk Dahomey
Tot enkele tientallen jaren geleden werd Afrika in de populaire cultuur meestal afgeschilderd als een onbeschaafde landbouwregio voor de komst van Europeanen als de Portugese ontdekkingsreiziger Hendrik de Zeevaarder in de vijftiende eeuw.
In werkelijkheid was op het hele continent sprake van bloeiende, machtige beschavingen, zoals het prehistorische Land van Poent en de koninkrijken Aksum en Nubië in het noordoosten van Afrika; de West-Afrikaanse koninkrijken Ashanti, Mali en Songhai; en het koninkrijk Zimbabwe.
In West-Afrika liet Dahomey een onuitwisbare nalatenschap na. Zoals te lezen is in de Encyclopedia Britannica, kende het koninkrijk een strak georganiseerde regering. De koning werd als halfgod beschouwd en had absolute macht op economisch, politiek en sociaal gebied. Hij werd bijgestaan door een raad van hooggeplaatste burgers, die werden gekozen op basis van hun trouw aan de koning en hun inzet voor de ontwikkeling van het land.
Door zijn geografische ligging aan zee en de strategische behendigheid van zijn leiders wist Dahomey andere koninkrijken langs de kust te veroveren, zoals Allada en Whydah. Maar uiteindelijk bezegelden de opkomst en uitbreiding van de trans-Atlantische slavenhandel de dominantie van het rijk. Tussen ongeveer 1720 en 1852, toen de Britten een zeeblokkade oprichtten, verkochten de heersers van Dahomey naar schatting honderdduizenden mensen van naburige volken en naties aan onder meer de Britten, Fransen en Portugezen. (Het verzwegen verhaal van de internationale slavenhandel.)
Naast de slavenhandel wilde Dahomey door te vechten ook vruchtbaar land in handen krijgen en een groter aandeel in de handel in palmolie. De belastingen en accijnzen die werden geheven op deze activiteiten stelden Dahomey in staat een imposant leger op te bouwen.
Door de voortdurende aanvallen op naburige gemeenschappen nam het aantal mannen uiteindelijk fors af, zodat vrouwen een rol kregen als bewakers en beschermers.
Oorsprong van de krijgsvrouwen van Dahomey
Eén verklaring voor hun herkomst is dat ze ooit olifantenjagers waren, die dienden onder koning Houegbadja, de derde koning van Dahomey, die heerste van ongeveer 1645 tot 1685. De vrouwen, die in de Fon taal Gbeto werden genoemd, ‘jaagden op allerlei wilde dieren, waaronder ook olifanten, de kostbaarste en moeilijkste dieren om te doden, aldus het UNESCO-portal Women in African History.
In het midden van de negentiende eeuw waren in het gebied nog nauwelijks olifanten over. De Gbeto werden vervolgens opgenomen in het leger van vrouwelijke soldaten. Ze droegen blauwe overhemden en bruin-met-blauwe kniebroeken.
Deze vrouwelijke soldaten waren ook bekend onder andere namen in de Fon talen, zoals Agojie, Agoji, Mino of Minon. Maar het meest gangbare verhaal over het ontstaan van de krijgsvrouwen van Dahomey is dat de groep werd gevormd op bevel van koningin Hangbe, de dochter van Houegbadja. Zij kwam aan de macht nadat haar tweelingbroer Akaba aan het begin van het achttiende eeuw onder mysterieuze omstandigheden overleed.
Het feit dat Hangbe een groep vrouwen op de been wist te brengen die bereid waren haar en hun koninkrijk te verdedigen, was een indrukwekkende prestatie in de zeer patriarchale Dahomey-samenleving. (Onbevreesde vrouwen: deze zeven strijders vochten zich de geschiedenis in.)
Deze vrouwelijke strijders waren geen concubines of dienaressen die zich moesten schikken naar de wil van een man. En ook kwamen ze niet uit de lucht vallen; historici hebben er al vaker op gewezen dat vrouwen een vooraanstaande positie hadden in bepaalde Afrikaanse samenlevingen. In het boek Continent of Mothers, Continent of Hope: Understanding and Promoting Development in Africa Today, schrijft auteur Torild Skard over de krijgsvrouwen van Dahomey:
‘Ze stonden bekend om hun strijdlust en gewelddadigheid. De meest bloeddorstige vrouwen hadden geweren. Daarnaast waren er boogschutters, jagers en spionnen. Ze trainden regelmatig om fysiek en mentaal op de strijd voorbereid te zijn. Ze zongen: ‘Mannen, mannen, blijf thuis! Laat de mannen thuisblijven! Laat ze mais en palmbomen verbouwen ... Wij trekken ten strijde.’ Als ze niet vochten, bewaakten ze de koninklijke paleizen in Abomen en kweekten ze fruit en groenten. Daarnaast trokken ze er soms op uit en namen mensen gevangen om ze als slaaf te verkopen.’
De werkelijkheid achter de mythen
Hoewel het misschien verleidelijk is te denken dat de krijgsvrouwen van Dahomey leken op de slanke, woest aantrekkelijke strijders die te zien zijn in Black Panther, was de werkelijkheid volgens historica Toler nogal anders.
‘Uit de beschrijvingen van rond 1800 van deze vrouwen weten we dat hun uniformen zo op die van hun mannelijke collega’s leken dat hun tegenstanders vaak niet wisten dat het om vrouwen ging tot ze een-op-een tegen ze kwamen te vechten,’ aldus Toler. ‘Ze droegen waarschijnlijk een kniebroek, een tuniek en een soort baret, in plaats van de sexy soort badpakken waar vrouwelijke strijders tegenwoordig vaak in worden afgebeeld.’
Verhalen over hun wapenfeiten maakten vaak diepe indruk op Europese ontdekkingsreizigers en slavenhandelaren, en het was mede aan de krijgsvrouwen te danken dat Dahomey werd gezien als een macht om rekening mee te houden. (Deze negen herdenkingstekens vormen een spoor van de invloed van slavernij over de hele wereld.)
‘Volgens de verhalen waren het geduchte, uitstekende schutters,’ aldus Toler. ‘Ze waren goed in een-op-een gevechten, waarbij ze wapens gebruikten die veel weg hadden van machetes. Er was helemaal niemand die zei dat ze zich niet in de strijd moesten mengen, of dat hun bovenlichaam niet sterk genoeg was, zoals tot voor kort in Europa en Noord-Amerika werd gezegd.’
Dahomey voerde de meeste oorlogen met naburige koninkrijken, om de macht over de kuststeden, maar dit veranderde rond 1880, nadat het koninkrijk ermee had ingestemd dat de stad Cotonou een Frans protectoraat werd. In 1883 gebeurde hetzelfde met Porto-Novo, een van de rivalen van Dahomey.
In 1889 kwam echter een nieuwe koning aan de macht. Koning Behanzin moest niets hebben van de Europese inmenging en gaf opdracht de Franse protectoraten aan te vallen, onder meer om de inwoners als slaaf te verkopen. Dit leidde tot de Tweede Frans-Dahomeaanse oorlog (van 1892 tot 1894), die volgens sommige historici het einde inluidde van de vooraanstaande rol van de krijgsvrouwen van Dahomey.
Nalatenschap van de krijgsvrouwen
Historici als Toler zijn benieuwd of The Woman King een realistischer beeld schept van deze vrouwen, die zich niets aantrokken van genderbeperkingen of andere bezwaren. Dat is van groot belang, aangezien Afrikaanse vrouwen wereldwijd vooral nog steeds als armoedige vrouwen worden gezien, in plaats van krachtig.
Het staat vast dat vrouwen een belangrijke bijdrage leverden aan de ontwikkeling van Afrikaanse naties, onder meer als handelaren, onderwijzers, landbouwers, geestelijken en genezers. En hoewel vooraanstaande vrouwen als de koningin van Ndongo Ana Nzinga, de Congolese profetes Dona Beatriz en koningin-moeder Idia van Benin net als hedendaagse heldinnen en Nobelprijswinnaressen Wangaari Maathai en Ellen Johnson Sirleaf een voorbeeld zijn voor de kracht en de vele talenten van Afrikaanse vrouwen, vat kunstcurator en geschiedkundige Alexander Ives Bortolot de resterende uitdaging als volgt samen:
‘Het lijdt geen twijfel dat er in andere perioden van de Afrikaanse geschiedenis ook belangrijke en alom geliefde vrouwen waren, maar er bestaan gewoon geen documenten waarin hun namen of wapenfeiten bewaard zijn gebleven van vóór het contact met Europa. Inheemse verhalen over hen hebben de geschiedenis ofwel niet overleefd, of ze moeten nog worden ontdekt en vastgelegd. Maar naarmate meer bekend wordt over de Afrikaanse geschiedenis, zullen ongetwijfeld meer vooraanstaande Afrikaanse vrouwen bekend worden.’
Mogelijk helpt het daarbij dat Afrikaanse vrouwen steeds vaker als krachtig en zelfbewust worden afgebeeld. Hoe meer mensen iets weten over de krijgsvrouwen van Dahomey, hoe beter, stelt Toler.
‘Zij bewezen dat vrouwen sterker zijn dan vaak wordt gedacht, zelfs door vrouwen zelf,’ zegt ze. ‘Zij konden ervoor kiezen om te vechten, en niemand keek daar vreemd van op.’
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com.