In 2009 stonden bouwvakkers op het punt een nieuwe spoorbrug over de Motala Ström in het zuiden van Zweden aan te leggen toen archeologen op de bouwplek voorwerpen van duizenden jaren oud vonden. In de paar jaren daarna werden dierenbeenderen, werktuigen van gewei, houten spiesen en fragmenten van menselijke schedels in het kalkhoudende sediment van het plaatselijke veen gevonden.
De stoffelijke resten behoorden tot jagers-verzamelaars uit het Mesolithicum, die rond achtduizend jaar geleden leefden in de overgangstijd van het Paleolithicum naar het Neolithicum. Van deze samenlevingen was bekend dat ze hun doden intact begroeven – althans tot nu toe.
In 2011 had Fredrik Hallgren van de Zweedse Stichting Cultureel Erfgoed de leiding over de opgravingen op de vindplaats Kanaljorden bij de Motala Ström. Toen het team aan de opgravingen begon, ontdekte het de eerste sporen van Mesolithische jagers-verzamelaars die menselijke schedels op staken spietsten.
“We hoopten dierenbotten te vinden, maar niet dit rijke complex,” zegt Hallgren. “Dit is heel opmerkelijk.”
De vondsten werden vorige week gepubliceerd in het tijdschrift Antiquity, onder de geestige titel ‘Keep your head high’ (‘Laat je hoofd niet hangen’).
Hoofd erbij
Wat de archeologen op de vindplaats van Kanaljorden vonden, waren de achtduizend jaar oude schedels van negen volwassenen en één baby, die bewust op een dicht opeengepakte laag grote stenen waren begraven. De schedels hadden geen kaakbeen en in twee ervan staken goed bewaard gebleven houten spiesen. De spiesen waren door de grote ovalen openingen aan de onderzijde van de schedel gestoken, wat erop wees dat de hoofden gespietst waren voordat ze in het meer waren geplaatst. In één geval stak een spies nog steeds uit de schedel.
Rond de schedels waren dierenbotten geplaatst, gerangschikt naar het soort dier waartoe ze behoorden.
“Ze maakten onderscheid tussen mens en dier, maar ook tussen verschillende groepen dieren,” aldus Hallgren.
Twee van de menselijke schedels waren vrouwelijk en vier mannelijk; en twee ervan behoorden tot individuen tussen de 20 en 35 jaar oud. De onderzoekers vonden ook een bijna volledig babyskeletje; de piepkleine beenderen ervan lijken erop te wijzen dat dit kind dood werd geboren of kort na de geboorte overleed.
De schedels van de slachtoffers vertoonden opvallende verwondingen. Rond de top van de schedels werden sporen van geweld door de inwerking van stompe voorwerpen gevonden, terwijl andere verwondingen sporen van latere genezing vertoonden. De vrouwelijke schedels hadden verwondingen aan de achter- en rechterzijde van het hoofd, terwijl de mannelijke schedels sporen van één harde klap op de bovenzijde van het hoofd en in het gezicht lieten zien.
“Dit waren geen mensen die nog maar pas geleden een klap op het hoofd hadden gekregen en daarna werden uitgestald,” zegt Hallgren. “Meer dan de helft ervan had verwondingen aan het hoofd die weer waren geheeld.”
De onderzoekers weten nog niet welke wapens zijn gebruikt om deze schade aan te richten, en de wonden konden niet in verband worden gebracht met een directe doodsoorzaak. Hoewel het DNA-onderzoek nog gaande is, weten ze al dat twee van de mannen verwant waren.
“Het waren waarschijnlijk geen broers, maar het zouden neven of minder directe verwanten geweest kunnen zijn,” zegt Hallgren.
Het team heeft inmiddels vierhonderd fragmenten van houten staken blootgelegd, waarop ooit voorwerpen waren gespietst die er sindsdien zijn afgevallen. De onderzoekers kunnen slechts gissen naar het waarom van deze opstelling.
Tentoongesteld
Het team heeft enkele hypotheses opgesteld die antwoord kunnen geven op de vraag waarom de schedels op staken waren geplaatst. Het lijkt alsof ze bewust werden uitgestald, en het is aannemelijk dat ze eerst op een andere plaats begraven zijn geweest. Deze begraafplaats is klein en kan als absolute primeur met geen enkele andere vindplaats van Mesolithische jagers-verzamelaars worden vergeleken.
“We hebben niets wat erop lijkt,” zegt Hallgren. “We proberen deze graven te plaatsen in de lokale en regionale archeologische context.”
Uit andere opgravingen is gebleken dat Mesolithische jagers-verzamelaars hun doden meestal intact begroeven. Pas van latere perioden is bekend dat bepaalde groepen hun vijanden begonnen te onthoofden.
“We hebben geen enkel direct bewijs dat deze mensen werden onthoofd,” schrijft Sara Gummesson, medeauteur van de studie en verbonden aan de Universiteit van Stockholm, in een e-mail aan National Geographic. “Het is waarschijnlijker dat de schedels pas van de lichamen werden gescheiden toen ze al tot ontbinding waren overgegaan.”
De inwerking van geweld door stompe voorwerpen zou het gevolg kunnen zijn van gevechten, ontvoering of andere gebeurtenissen. Ook is het mogelijk (maar onwaarschijnlijk) dat de verwondingen door ongelukken zijn veroorzaakt.
Omdat de vrouwelijke en mannelijke schedels verschillende soorten verwondingen vertoonden, kan het geweld op specifieke seksen gericht zijn geweest. Ook kan het in verband staan met huiselijk geweld, plundering of oorlog, of het gevolg zijn van een of ander cultureel gebruik. Het uitstallen van de hoofden kan ook een bijzettingsritueel zijn geweest, bedoeld om leden van een plaatselijke clan te eren. Volgens Hallgren zouden de schedels ook trofeeën kunnen zijn, hoewel hij dat onwaarschijnlijk acht.
Meer onderzoek is nodig om enkele van de mysteries rond deze begraafplaats te kunnen ontrafelen. De onderzoekers doen ook opgravingen in een naburig veen om uit te zoeken of ze vergelijkbare bijzettingen vinden.
“Over veel aspecten van deze vondsten kan worden gedebatteerd,” schrijft Gummesson, “en ik denk dat we open moeten staan voor nieuwe bevindingen die voortkomen uit het lopende onderzoek.”