Ruim drie miljoen jaar geleden liep een verre voorouder van de mens genaamd Australopithecus afarensis op twee benen. Daarmee vormde deze soort een cruciale schakel in de ontwikkeling van de mens. Maar uit nieuw onderzoek naar een zeldzaam fossiel van een zeer jonge A. afarensis blijkt dat de voeten van deze mensachtige nog altijd aapachtige kenmerken hadden, waardoor ze beter in bomen konden klimmen.

In het onderzoek, dat vorige week werd gepubliceerd in het vakblad Science Advances, werd de voet van de peuter ‘Selam’ onderzocht, een 3,3 miljoen jaar oud A. afarensis-meisje dat nog vóór haar vierde levensjaar stierf. Het biedt wetenschappers nieuwe informatie over de voetontwikkeling bij A. afarensis, van geboorte tot volwassenheid, waardoor ze een beter beeld krijgen van de manier waarop deze mensachtigen opgroeiden.

“We krijgen meer inzicht in de dynamiek tussen jonge individuen en volwassenen, en in de vraag of er iets veranderde in hun manier van voortbewegen,” zegt Will Harcourt-Smith, een paleoantropoloog van het American Museum of Natural History die de wetenschappelijke studie voor publicatie beoordeelde. “Dat is op zichzelf al iets geweldigs.”

Australopithecus afarensis is vooral bekend van het fossiel met de naam ‘Lucy’, een 3,2 miljoen jaar oude mensachtige die in 1974 in Ethiopië werd ontdekt. In de jaren daarna vonden onderzoekers verspreide fossielen van andere Australopithecinen, waardoor ze meer details over hun gedrag te weten kwamen.

Tijdens een tentoonstelling in 2007 in het Houston Museum of Natural Science bekijkt een bezoeker de 32 miljoen jaar oude fossiele resten van Lucy een van de meest volledige individuen van de mensachtige soort Australopithecus afarensis
Tijdens een tentoonstelling in 2007 in het Houston Museum of Natural Science bekijkt een bezoeker de 3,2 miljoen jaar oude fossiele resten van ‘Lucy’, een van de meest volledige individuen van de mensachtige soort Australopithecus afarensis.
Dave Einsel, Getty Images

Een belangrijke aanwijzing was dat de botten van de heup en de benen van deze soort in veel opzichten op die van de moderne mens lijken, waardoor er weinig twijfel bestaat dat ze rechtop liepen. Maar sommige aapachtige delen van het skelet duiden erop dat Australopithecinen veel betere boomklimmers waren dan wij. De vinger- en teenbotjes van A. afarensis zijn gebogen, wat helpt bij het vastgrijpen van takken, terwijl de armbotten aangeven dat het krachtige klimmers waren.

Onderzoekers debatteren al geruime tijd over de betekenis van deze kenmerken. Kon A. afarensis naast het lopen op twee benen ook goed in bomen klimmen, of zijn deze kenmerken slechts overblijfselen uit een eerdere evolutionaire fase? Deze discussies gingen voornamelijk over fossielen van volwassen exemplaren. Het bestuderen van een jonge A. afarensis zou veel nieuwe inzichten opleveren, want om de geslachtsrijpe leeftijd te bereiken moeten individuen van een bepaalde soort eerst de jeugdjaren overleven, waardoor de kenmerken van jonge exemplaren een cruciale betekenis in de evolutie van de soort hebben.

De droom van een ‘baby Lucy’ werd in 2006 werkelijkheid, toen paleontoloog Zeresenay Alemseged van de University of Chicago bekendmaakte dat zijn team op de Ethiopische vindplaats van Dikika – niet ver van de plek waar ‘Lucy’ was gevonden – het fossiel van een peuter genaamd ‘Selam’ had ontdekt.

“Elk fossiel geeft ons een stukje van het menselijke verleden, maar als je een kinderskelet vindt, kun je vragen stellen over groei en ontwikkeling – over hoe het was om drie miljoen jaar geleden een kind te zijn,” zegt Jeremy DeSilva, paleoantropoloog aan het Dartmouth College en hoofdauteur van de nieuwe studie. “Het is een magnifieke vondst.”

DeSilva kreeg de resten van Selam voor het eerst in 2009 te zien, waarna Alemseged en DeSilva enkele jaren later besloten om hun onderzoek te concentreren op de voet van de peuter.

Bij de mens staat de grote teen niet apart van de andere tenen, zoals de duim van de vingers. Alle tenen wijzen in dezelfde richting, wat bijdraagt aan ons vermogen om efficiënt te lopen. Ook bij A. afarensis staat de grote teen in dezelfde richting als de andere tenen, maar het gewricht aan de basis ervan is meer gebogen dan bij de mens. Kortom, A. afarensiskon zijn grote teen beter heen en weer bewegen dan de moderne mens dat kan.

Het teengewricht van Selam is nog iets meer gebogen dan dat van volwassen individuen van de soort, wat erop wijst dat het meisje bijzonder flexibele tenen had en dus voorwerpen beter kon vastgrijpen. DeSilva ziet dit als een aanwijzing dat jonge A. afarensis voeten met meer grijpvermogen nodig hadden.

DeSilva stelt zich voor dat groepen van A. afarensis overdag te voet onderweg waren, maar dat ze ’s nachts in de bomen klommen om tijdens het slapen veilig voor roofdieren te zijn. Het is mogelijk dat jonge A. afarensis vaker in bomen klommen om roofdieren te ontlopen of dat ze hun grijpvermogen nodig hadden om zich aan hun moeders vast te klampen, zodat ze gemakkelijker te dragen waren.

Toekomstig onderzoek kan ook licht werpen op openstaande vragen over de mate waarin volwassen A. afarensisin bomen klommen. Zo moet uit scans van Selams voetbeentjes blijken hoe ze haar gewicht over haar voeten verdeelde. Maar omdat dit soort fossielen extreem zeldzaam zijn, zullen sommige antwoorden voorlopig niet beantwoord worden. Om meer details over de ontwikkelingsstadia van A. afarensiste weten te komen, heb je volgens DeSilva fossielen van deze soort op verschillende leeftijden nodig, bijvoorbeeld van twee, vier en zes jaar oud en nog ouder.

“We hebben het dan over een totaalbeeld aan fossielen dat we misschien nooit of pas over honderden jaren bij elkaar hebben gevonden,” zegt hij. “Ik zou werkelijk verbijsterd zijn als we zoiets gedurende mijn leven nog zouden vinden.”