We liggen naar een prachtige sterrenhemel te kijken, mijn vrouw en ik. Er is geen ander licht dan de zaklamp van de gids die op de punt van het bootje fanatiek naar kaaimannen zoekt. We dobberen op oudejaarsavond over de Rio San Juan, een kleine amazone-achtige rivier in het zuiden van Nicaragua. De gids zoekt in het riet naar rode krokodillenoogjes die hij probeert te verblinden met zijn lampje. ‘Is leuk voor de kinderen, zo’n kaaimannentour,’ zeiden we toen we ze hun zwemvestjes aantrokken. Er ging zelfs een speciale kindergids mee, om ‘in kindertaal te vertellen over de kaaimannen.’ Maar de grote mensengids kan geen kaaimannen vinden en de kinderen dommelen al snel in. De kindergids kijkt teleurgesteld naar zijn in slaap gevallen klanten.
Dus zijn wij maar naast onze kinderen gaan liggen om naar de sterren te kijken. Af en toe zien we een vliegtuig en fantaseren we over zijn bestemming. ‘Dat is vast de vlucht Cancun-Panama. Tsss, wie wil er nou vliegen op oudejaarsavond?’, zeggen we hautain omdat we zelf op een bootje romantisch liggen te doen. Er zijn reizigers die zo ontzettend bang voor Nicaragua zijn dat ze er overheen vliegen. Die beginnen hun reis in Mexico, schudden de kartels van zich af, nemen een gepantserde bus naar Honduras en als ze daar niet onthoofd aankomen, nemen ze een vliegtuig om door het Nicaraguaanse luchtruim naar Costa Rica te vliegen. Want in Nicaragua, daar is het oorlog. Dertig jaar geleden ja. Inmiddels komen politiekorpsen van buurlanden in Nicaragua kijken hoe dat moet, een drugsbende oprollen. Nicaragua is zó veilig, dat je op een kaaimannentour niet eens een kaaiman tegen komt.
Maar de grote mensen gids heeft iets te pakken. Hij graait wild met zijn hand in het riet en ik zie de kindergids zijn wil onderdrukken om de kinderen wakker te maken. De vangst blijkt een kikker te zijn. ‘Dit is een speciale marathon-langpoot-kikker, dat kun je zien aan zijn lange bovenbenen’, zegt de gids met gespeelde opwinding. We bestuderen aandachtige de billen van de kikker. Een marathon-langpoot-kikker, daar hebben we nog nooit van gehoord. ‘Ja’, zegt de gids enthousiast, ‘van deze kikkers eten ze in Parijs de billetjes op.’
Het mooie aan Nicaragua vind ik dat de gidsen nog geen gidsenopleiding hebben gevolgd. Ze zijn nog niet getraind om in robottaal te vertellen over de flora en de fauna die deze geweldige rivier te bieden heeft. En dat die gids na drie uur varen geen enkele kaaiman heeft kunnen vinden, dat zou je natuurlijk bedrog kunnen noemen. En dan zou je kunnen weigeren om hem die veertig dollar te betalen omdat je je als ervaren reiziger dus echt niet af laat zetten. Of hem maar de helft betalen. Maar je kunt ook genieten van al die ongeregeldheden en fantaseren over die man die onder de Eiffeltoren op een terras aan de billetjes van de marathon-langpoot-kikker zit te knagen.
De kindergids en ik dragen allebei één kind de kade op. We leggen de kinderen in hun hangmat en de eigenaresse van het hotel is zo aardig om even op ze te passen terwijl wij een late avondmaaltijd nuttigen. De specialiteit van de rivier is een bord immens grote riviergarnalen in knoflookolie. Camarones de Rio al ajillo. We slurpen de tentakels leeg, ik drink een glas van de beste rum ter wereld die Flor de Caña heet en mijn vrouw ziet de eerste vuurpijlen die de sterrenhemel in schieten. Het licht weerspiegelt op de donkere rivier en wij hebben elkaar even niet zo heel veel te zeggen dus doen we nog maar eens heel voldaan over dit moment en ons eigen leven.
‘Dit is pas leven hè?”
‘Ja, dit is pas leven.’
‘Ik hoop dat we hier nog lang zullen wonen.”
‘Ik ook’.
‘Echt lekker die garnalen.’
Veel verder komen we niet. Dat is wel vaker zo. Gelukkig is dan het uitzicht zo mooi en het klimaat zo aangenaam en de mensen bijna altijd zo vriendelijk en is het ook zo’n leuk land voor de kinderen en is het nog zo lekker ongerept zodat je jezelf een pionier voelt terwijl je eigenlijk een best wel burgerlijke lul bent die bijna boos wordt als zijn kinderen de zwemvestjes niet aan willen en smerige knoflookolie eet in plaats van de liefde met zijn vrouw te bedrijven op het ritme van de klotsende Rio San Juan.