Dit artikel verscheen in National Geographic Traveler editie 3, 2019.
In de vroege ochtend ploegt onze jeep door de droge bedding van de Ugab. Zonlicht glinstert door de bomen die een streepje groen vormen in een gortdroog landschap. Spoorzoeker Mattias Kangumbe trapt op de rem, stapt uit, raapt een stuk olifantenpoep van de grond en kneedt het in zijn blote handen: ‘Twintig minuten oud, we zijn in de buurt.’
Namibië en Mali zijn de enige twee plekken ter wereld waar nog woestijnolifanten voorkomen: savanneolifanten (Loxodonta africana) die zich van generatie op generatie hebben aangepast aan de extreme omstandigheden in de woestijn en daardoor speciale kenmerken hebben. Met hun relatief slanke lijf en brede poten kunnen ze enorme afstanden afleggen op zoek naar het schaarse voedsel en water.
Mattias is ondertussen weer ingestapt en rijdt stapvoets door het losse zand. Hij speurt onder de bomen en in het struikgewas. Dan legt hij langzaam een vinger op zijn lippen. Sssst.... Ik luister, luister en luister. Tot ik het ook hoor.
‘Een mannetje,’ fluistert Mattias, die al meer dan dertig jaar naar olifanten speurt. Niet veel later staan we oog in oog met de bul. Met zijn slurf breekt hij dikke takken van een boom. Op die manier kan hij bij de bladeren.
Een wonderlijk instrument trouwens, die slurf. Onvoorstelbaar sterk en gevoelig tegelijk. Zo draagt hij ruim tweeduizend geurreceptoren, terwijl de neus van een hond er ‘slechts’ 811 heeft en de mens het met minder dan vierhonderd moet doen.
Trillingen in de grond
Lang geleden trokken kudden woestijnolifanten vanuit Angola, Botswana en Etosha over honderden kilometers naar de rivierbeddingen van de Namib, de oudste woestijn ter wereld. Door burgeroorlogen, stroperij en hekken om natuurgebieden, is aan de klassieke migratieroutes een einde gekomen.
De kudde van Voortrekker, zoals het mannetje heet, heeft de bedding van de Ugab nu min of meer als vaste woon en verblijfplaats. Met gemiddeld honderd millimeter neerslag per jaar moet je je van het begrip ‘rivierbedding’ overigens niet te veel voorstellen. Soms stroomt er jarenlang geen druppel water. Maar onder de grond bevindt zich precies voldoende vocht voor de struiken, bomen en planten.
We volgen de Ugab op zoek naar de kudde. Soms is het landschap weids met eindeloze stenige vlakten, soms wringt de rivier zich door een smalle vallei met steile rotswanden. Ik verheug me op de ontmoeting met de olifanten. Waarschijnlijk heeft Voortrekker hen al op de hoogte gebracht van onze komst. Olifanten kunnen over vele kilometers met elkaar communiceren, via seismische signalen, trillingen in de grond.