Dit artikel verscheen in National Geographic Traveler editie 1, 2020.
Het is nog winter, maar de prille lentezon laat zijn stralen al over het boerenland rond Markovci vallen, een dorp in de regio Štajerska (Stiermarken). In de verte klinkt het geklingel van koeienbellen. Het geluid wordt steeds sterker, en even later komt de eerste groep kurents in zicht, wonderlijke figuren in schaapsvellen en met leren kappen waaraan veren, koeienhoorns en gekleurde linten en lange tongen zijn bevestigd. Ze komen in looppas aanrennen en maken zo veel mogelijk lawaai met hun bellen. Bij de boerderij in de bocht van de weg gaan ze het erf op, waar de fraai versierde kappen afgaan om de uitgestalde drank en etenswaren naar binnen te kunnen werken. De sfeer is uitgelaten, maar er is op de een of andere manier ook een serieuze ondertoon te proeven. Het is de zaterdag vóór Aswoensdag, en de kurentovanje is in volle gang.
De kurentovanje is het traditionele carnaval in en rond de Oost-Sloveense stad Ptuj, een viering die al uit oude Slavische tijden stamt. Het dorp Markovci, op ongeveer tien kilometer afstand, is op carnavalszaterdag het epicentrum van de kurentovanje. De traditionele viering hier staat sinds 2017 op de immateriële erfgoedlijst van Unesco. De hele dag trekt er een eindeloze parade van groepen kurents door het lintdorp. Ze springen en dansen en zwaaien met hun heupen heen en weer om lawaai te maken met de koeienbellen om hun middel. Jonge meisjes en vrouwen geven de kurents zakdoekjes als vruchtbaarheidsoffer. Hoe meer zakdoekjes de kurent weet te verzamelen, hoe succesvoller hij is. Ertussendoor lopen als zigeuner verklede dorpelingen en muziekgroepjes van echte zigeuners. Ook zijn er groepen met traditionele kostuums die aan het boerenleven zijn ontleend, zoals dierenkostuums van jute en kippenveren. De feestgangers met een berenpak (gemaakt van schapenhuiden) refereren aan de zigeuners die vroeger met beren rondtrokken. Wie zo’n berenkostuum draagt, mag op vrouwen jagen en met ze over de grond rollen.
Voor bijna elk huis en elke boerderij delen de bewoners het traditionele carnavalsgebak pustni krofi uit, een soort donut zonder gat, en krijgen de feestgangers schnapps en špricer te drinken, witte wijn gemengd met mineraalwater. Later op de middag komt er ook hartige boerenkost uit de keukens, zoals gevulde soepen, spekzwoerdjes met uitgebakken varkensvet en paardenworst. Als toeschouwer mag ik ook mee- eten en drinken, want de kurentovanje is ook bedoeld om de saamhorigheid te vergroten.
Prikkelen
Marko Klinc, de enige maker van de kurent-kostuums, heeft zijn werkplaats 96 aan de rand van de stad. Hij vertelt dat hij voor de kostuums schapenvellen uit de zuidelijke Balkan gebruikt en dat er ongeveer acht tot tien vellen nodig zijn voor één kostuum. Klinc houdt een kap van een kurent omhoog: ‘Ze zijn van runderleer en wegen ongeveer drie kilo. Er zijn twee soorten, één met kalkoenen- en ganzenveren van het vlakke platteland, en één met koehoorns uit het heuvelgebied Haloze.’ Het kostuum zelf is ongeveer dertig kilo zwaar. Iedere kurent heeft ook vijf grote koeienbellen om zijn middel en vaak een stok met repen egelhuid eromheen, een ježevka. ‘Die is om de vrouwen te prikkelen,’ knipoogt de ambachtsman. ‘Een heel kostuum kost ongeveer 1200 euro en mag vanaf 2 februari tot Aswoensdag worden gedragen. Onder het kostuum draag je rode of groene beenwarmers, andere kleuren zijn niet toegestaan.’
Tegen de avond zijn veel feestgangers in Markovci dronken van alle wijn en schnapps. Ik vertrek naar de stad, waar de zogenaamde bourgeoisparade net is afgelopen. Aan deze optocht, die al sinds 1815 plaatsvindt, nemen mensen deel in kostuums van de traditionele stedelijke burgerij van de achttiende en negentiende eeuw en in kleding van het vroegere Romeinse Poetovio (Ptuj is met tweeduizend jaar de oudste stad van Slovenië). Er springen en dansen ook groepjes kurents tussendoor. Ze warmen zichzelf alvast op voor de grote parade op zondag, waaraan honderden kurents meedoen. Niet ver van het centrale stadsplein staat een groepje kurents uit te hijgen. Een van hen zet zijn kap af. Eronder komt het gelaat van Štefan Čelan tevoorschijn, voormalig burgemeester van Ptuj en kenner van de tradities. ‘Kurents zijn niet zomaar mensen in een mooi carnavalskostuum,’ vertelt hij. ‘Ze komen voort uit een eeuwenoud sjamanisme en ze appelleren aan oergevoelens die we in de moderne samenleving zijn kwijtgeraakt. Het zijn wezens met een mystieke en metafysische natuur. Voor de één is hun stok met egelhuid een fallussymbool dat vruchtbaarheid brengt, voor de ander is het een wapen om duistere krachten mee te bestrijden. Voor de één staan de schapenvellen voor vruchtbaarheid bij jonge vrouwen, voor de ander verzekeren ze de gezondheid van pasgeboren baby’s. Het geluid van hun koeienbellen neutraliseert geluidsfrequenties die ziekten bij planten, dieren en mensen kunnen veroorzaken.’
‘Als kurent hebben we een sociale functie binnen de gemeenschap,’ vervolgt hij. ‘We brengen geluk en voorspoed en verbinden mensen, dieren en Moeder Aarde met elkaar. Dat is onze opdracht, eigenlijk het hele jaar door.’ Čelans metafysische beschouwingen zijn wellicht voer voor haarkloverij onder deskundigen, maar voor mij is de kurentovanje gewoon een intrigerend feest waaraan je ook als toeschouwer veel plezier kunt beleven. Hetzelfde geldt voor het traditionele carnaval van Cerkno, waar ik na het carnavalsweekend in Ptuj besluit heen te reizen, want op dinsdag vindt daar het hoogtepunt van de viering plaats.
Wandaden
‘Pust is onschuldig! Pust is onschuldig!’ scandeert een groepje baldadige kinderen op het plein voor de kerk uitdagend. Aan de andere kant van het muurtje zwiepen twee figuren met vreemde maskers vervaarlijk met hun buigzame takken. De kinderen zijn veilig, want volgens de tradities mogen deze gemaskerde laufarji niet bij de kerk komen. Ze hebben namelijk een heidense oorsprong, en het gebied rond de kerk is christelijk terrein. De kinderen gaan door met scanderen, maar Pust is natuurlijk niet onschuldig. Hij staat tijdens het traditionele carnaval van Cerkno, de laufarija, symbool voor de winter en voor alles wat er in het afgelopen jaar verkeerd is gegaan.
Cerkno is een dorp in de West-Sloveense bergen, waar ’s winters veel sneeuw valt en men in de zomer voornamelijk van de bos- en landbouw leeft. De laufarija hier kent net als de kurentovanje van Oost-Slovenië eeuwenoude ongeschreven regels die van generatie op generatie worden doorgegeven. Tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog lag Cerkno in Italiaans gebied en was de laufarija verboden, maar in de jaren vijftig werd de traditie weer opgepakt. Centraal staat een groep van 25 vaste figuren met specifieke kostuums en met maskers van lindehout. Een deel van de figuren representeert bepaalde sociale groepen, ambachten, karaktertrekken en stereotypen. Zo is er een bakker, een dronkenlap, een domoor, een boze echtgenote en een zieke man. Andere karakters staan bijvoorbeeld voor de lente, de zomer en de natuur. De figuur die een wijze oude man uitbeeldt, is de enige die mag spreken. Rond de groep rennen drie laufarji rond om de boel in het gareel te houden, met zwiepende takken in de hand en met lange pluimen op het hoofd. ‘Ze representeren de geesten van de voorouders,’ vertelt Danilo Sedej, lid van de laufarija-vereniging van Cerkno. ‘De belangrijkste figuur van de groep is echter Pust, daar is alle aandacht op gericht.’
Pust heeft koehoorns op de kop, draagt een omgehakt dennenboompje en gaat gekleed in een pak van mos. Sedej: ‘Zijn kostuum weegt zo’n zeventig kilo, en als het nat wordt nog een aantal kilo’s extra. Het moet elk jaar opnieuw worden gemaakt, net als het kostuum van de Lenteman, dat uit duizenden bladeren bestaat.’
Op de eerste zondag na Nieuwjaar mag de eerste figuur van de laufarija de straat op, waarna er elke zondag nieuwe figuren bijkomen. Eén week voor Aswoensdag komt Pust als laatste karakter naar buiten. In de dagen erop wordt er gefeest, totdat op de dinsdag vóór Aswoensdag om 12.00 uur precies een grote houten hamer wordt opgegraven. Dat gebeurt tijdens een kinderoptochtje. De kinderen hebben op school eigen kostuumpjes gemaakt en spelen hun verschillende rollen al met verve, als oefening voor later.
Een uur of drie nadat de hamer tevoorschijn is gekomen, voert men Pust in optocht naar een podium in het centrum. Daar zitten rechters en een advocaat klaar. In het onverstaanbare dialect van de streek begint de opperrechter voor te dragen welke wandaden Pust op zijn geweten heeft. Zijn ellenlange aanklacht is doorspekt met grappen over hoogwaardigheidsbekleders en plaatsgenoten. Lokale én nationale politici krijgen ervanlangs, maar Pust blijkt ook verantwoordelijk voor bijvoorbeeld het slechte weer.
‘En toen de zon eindelijk ging schijnen, werd het veel te heet,’ declameert de rechter met stemverheffing. ‘Daardoor was er te weinig gras voor het vee, en dat is allemaal de schuld van Pust.’ ‘Maar de aardappelen waren groot en de perenoogst was uitstekend, we maken er nu nog steeds schnaps van,’ is het verweer van de advocaat van Pust. De rechter is niet onder de indruk. De beschuldigingen gaan maar door en door. De wegen zijn het afgelopen jaar niet gerepareerd, de nieuwe kassajuffrouw in de lokale supermarkt is traag, de afgetreden premier van Slovenië was een leeghoofd, bij het zomerconcert werd in het Engels gezongen zodat niemand het kon verstaan enzovoorts. Pust heeft het allemaal gedaan. Het verweer van zijn advocaat mag niet baten. Aan het einde van het proces wordt Pust schuldig bevonden aan alle aanklachten. Nadat het vonnis is uitgesproken, heft de wijze oude man de grote hamer en slaat hij hem dood. De laufarija-groep danst vervolgens een traditionele bitterzoete polka. Bitterzoet, want men is blij dat Pust is berecht, maar ook verdrietig dat de carnavalsperiode is afgelopen. Na de dans wordt het lijk van Pust afgevoerd en begraven. De vastenperiode neemt een aanvang en een nieuwe lente kan beginnen.
Guido Derksen is reisjournalist en auteur van reisgidsen. Eerder maakte hij voor Traveler reportages over Palermo en Kaapverdië. De Franse fotograaf Bénédicte Kurzen woont in Lagos, Nigeria, en heeft opdrachtgevers als The New York Times, Paris Match en The New Yorker. Eind 2018 won ze samen met Sanne de Wilde de World Press Photo in de categorie Portretten voor hun serie Land of Ibeji. Dit is haar eerste opdracht voor Traveler.