Toen in 1881 een gegraveerde gouden halsband uit de zeventiende eeuw aan het Rijksmuseum werd gedoneerd, werd het voorwerp aangezien voor een hondenhalsband. Maar een paar jaar geleden, toen het Nederlandse museum als voorbereiding op een tentoonstelling over de Nederlandse slavenhandel zijn collecties doorzocht, beseften de curatoren dat aan dit museumstuk een onverkwikkelijke geschiedenis kleefde.

“Als je de schilderijen uit die periode goed bekijkt en je let op halsbanden, dan vind je ze niet om de hals van huisdieren maar van jonge Afrikaanse mannen,” zegt Valika Smeulders, hoofd van de afdeling geschiedenis van het Rijksmuseum en een van de curatoren van de tentoonstelling Slavernij – Tien waargebeurde verhalen, die online bekeken kan worden.

Van de zeventiende tot de negentiende eeuw verkochten Nederlandse slavenhandelaren ruim 600.000 Afrikanen aan ‘afnemers’ in Noord- en Zuid-Amerika, terwijl ze tussen de 660.000 en 1,1 miljoen mensen uit Aziatische landen als slaven verkochten.

Een vrouw bekijkt twee museumstukken in het Rijksmuseum die licht werpen op de geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel
Een vrouw bekijkt twee museumstukken in het Rijksmuseum die licht werpen op de geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel.
het Rijksmuseum

Sinds de tijd dat de curatoren begonnen met het plannen van de slavernijtentoonstelling, in 2017, hebben ze de onvolledige verhalen achter bepaalde voorwerpen in de permanente collectie van het Rijksmuseum nader onderzocht. Dit jaar voegde het museum, dat bekendstaat om kunstschatten van wereldfaam, waaronder werken van de Hollandse meesters Rembrandt van Rijn en Johannes Vermeer, een tweede informatiebordje toe aan 77 museumstukken, waardoor ze in een juistere historische context werden geplaatst. De informatiebordjes zullen een jaar lang naast de oorspronkelijke omschrijvingen worden geëxposeerd, waarna de nieuwe informatie in toekomstige catalogi zal worden geïntegreerd.

Een soortgelijke herziening vindt bij culturele instellingen in heel Europa plaats. Sommige van deze musea stammen zelf uit de koloniale tijd en waren gevuld met voorwerpen die op illegale of onethische wijze waren verkregen. Het bedenkelijke achtergrondverhaal van deze museumstukken was grotendeels weggepoetst. Maar onder druk van voormalige koloniën, activisten en academici is een aantal musea sinds kort begonnen met een kritisch onderzoek naar het koloniale erfgoed van de eigen collecties, waarbij ook het perspectief van de verteller van de verhalen erachter wordt herzien.

Lees ook: Een belast verleden

Interne verschuiving

Het Rijksmuseum in Amsterdam werd in 1885 geopend en bouwde zijn collecties op uit het privébezit van de “welgestelden in de samenleving, mensen met politieke macht en economische middelen,” zegt Smeulders. “De belangrijkste periode in onze collectie is de zeventiende eeuw, het begin van de koloniale periode in de Nederlandse geschiedenis.”

Dit portret uit 1665 toont Pieter Cnoll midden een koopman van de Vereenigde Oostindische Compagnie VOC samen met zijn echtgenote Cornelia van Nijenrode hun dochters en twee tot slaaf gemaakte bedienden Surapati de man die op de achtergrond een vlag vasthoudt zou later op Java tegen de VOC in opstand komen en uitgroeien tot een nationale held
Dit portret uit 1665 toont Pieter Cnoll (midden), een koopman van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), samen met zijn echtgenote Cornelia van Nijenrode, hun dochters en twee tot slaaf gemaakte bedienden. Surapati, de man die op de achtergrond een vlag vasthoudt, zou later op Java tegen de VOC in opstand komen en uitgroeien tot een nationale held.
het Rijksmuseum

op een informatiebordje naast het schilderij wordt ingegaan op het belang van Surapati de figuur die op de achtergrond van dit familieportret vaak over het hoofd wordt gezien
op een informatiebordje naast het schilderij wordt ingegaan op het belang van Surapati, de figuur die op de achtergrond van dit familieportret vaak over het hoofd wordt gezien.
het Rijksmuseum

Het museum erkent dat de herziening van zijn verleden lang op zich heeft laten wachten. “Het koloniale verleden en met name de slavernij worden in het publieke debat geregeld besproken,” zegt zij, “maar in het onderwijs en in musea komen deze onderwerpen nog te weinig aan bod.”

Toen het nationale museum in 2013 de afsluiting van een tien jaar durende renovatie vierde, begon de leiding ervan ook kritisch te kijken naar de eigen collecties en het taalgebruik waarmee museumstukken werden omschreven. Dat leidde tot het verwijderen van gedateerde of racistische termen uit de titels van kunstwerken, waaronder het woord ‘neger’, en tot de samenstelling van een multimedia-rondleiding met als thema de koloniale geschiedenis van Nederland.

(Wat is het kolonialisme en hoe is het ontstaan?)

“De geschiedenis van Nederland is een internationale geschiedenis, en onze samenleving is de afspiegeling van die geschiedenis,” zegt Smeulders, die is gespecialiseerd in de onderbelichte kanten van het Nederlandse slavernijverleden. Volgens de op Curaçao geboren Smeulders kunnen musea de verhalen van een diverse samenleving alleen op een juiste manier vertellen als ze over medewerkers met diverse culturele en professionele zienswijzen beschikken. Ook zou de herziening van het verleden niet beperkt moeten blijven tot tentoonstellingen over raciale thema’s. “Door deze veranderingen permanent te maken, kan een bredere en meer diverse kennis op alle terreinen worden toegepast,” zegt zij.

Botsende verhalen

Soortgelijke herzieningen vinden ook bij andere instellingen in Europa plaats. Na een renovatie van vijf jaar bood het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren bij Brussel een kritische blik op het schrikbewind van koning Leopold II in de Congo-Vrijstaat. Het betekende een ommekeer voor een museum dat het Belgische kolonialisme van oudsher had afgeschilderd als een ontwikkeling die de vermeend ‘wilde’ volkeren van Centraal-Afrika beschaving en welvaart had gebracht. In het museum wordt de koloniale geschiedenis van België en de onethische verwerving van museumstukken op informatiebordjes kritisch beschreven.

Lees ook: ‘Dit is geen les in vergeving.’ Waarom Frederick Douglass op bezoek ging bij de man die hem tot slaaf maakte.

Sommige instellingen, zoals de Deutscher Museumsbund (DMB), hebben richtlijnen opgesteld voor museumstukken die met geweld of op anderszins onethische wijze zijn verkregen. In de aanbevelingen wordt benadrukt dat musea de verantwoordelijkheid hebben deze voorwerpen toegankelijk te maken voor de gemeenschappen waartoe ze oorspronkelijk behoorden, bijvoorbeeld door het digitaliseren van archieven, waardoor andere landen de mogelijkheid hebben om verloren gegane kunstwerken te lokaliseren.

Met de tentoonstelling Slavernij  Tien waargebeurde verhalen in het Rijksmuseum wordt nieuw licht geworpen op de levens van tot slaaf gemaakten en van de welgestelden die van de slavenarbeid profiteerden Tot de laatsten behoorde ook Oopjen Coppit die in 1664 door Rembrandt van Rijn werd geportretteerd rechts Oopjen trouwde tweemaal met vertegenwoordigers van rijke Amsterdamse families wier welvaart berustte op de slavernij in ZuidAmerika

De richtlijnen voorzien ook in het opbouwen van relaties met de landen van herkomst, met het doel om zienswijzen uit te wisselen en de kennis over de betrokken museumstukken te vergroten. Daarnaast beschrijven ze hoe musea moeten omgaan met voorwerpen zonder duidelijke eigendomsgeschiedenis (provenance) of met museumstukken die op bedenkelijke wijze zijn verworven.

“Deze richtlijnen hebben echt bijgedragen aan het bewustzijn onder curatoren, conservatoren en museumdirecteuren,” zegt Larissa Förster van het Deutsches Zentrum Kulturgutverluste, dat musea financieel ondersteunt om de herkomst van hun collecties te onderzoeken. Door de provenance van hun museumstukken te bestuderen, worden instellingen gedwongen “zich bewust te worden van hun medeplichtigheid aan het project van het kolonialisme,” zegt zij.

Maar archieven uit de koloniale tijd waarin de verwerving van deze kunstvoorwerpen in detail zijn vastgelegd, zijn zeer zeldzaam, vooral na de twee wereldoorlogen die Europa in de twintigste eeuw hebben geteisterd. Als er al documenten bewaard zijn gebleven, zijn ze vaak opgesteld door mensen die de voorwerpen verwierven, zonder dat er rekening werd gehouden met de zienswijzen van degenen die deze voorwerpen ooit bezaten, creëerden of gebruikten.

Het lopende onderzoek naar provenance gaat gepaard met slepende conflicten over de teruggave van museumstukken aan de landen waaruit ze ooit werden meegenomen. Het beroemdste voorbeeld zijn de Elgin Marbles in het British Museum, de marmeren gevelsculpturen van het Parthenon in Athene die tussen 1801 en 1805 door Lord Elgin, Brits ambassadeur bij de sultan van het Ottomaanse Rijk, werden overgebracht naar Londen. Griekenland wil de sculpturen terug, maar het British Museum weigert dat, met het argument dat de kunstwerken destijds op legale wijze zijn aangekocht. Een ander beroemd kunstwerk is de buste van Nefertiti in het Ägyptisches Museum in Berlijn, waarvan de teruggave wordt geëist door Egyptische oudheidkundigen.

(Zo verwierven de Britten de Elgin Marbles van het Parthenon.)

Veel musea weigeren kunstwerken terug te geven omdat ze uitgaan van het concept van ‘universele musea’, dat in 2002 werd vastgelegd in een officiële verklaring van toonaangevende Europese en Amerikaanse instellingen. Het concept houdt in dat deze kunstwerken van internationaal belang zijn en dat de musea waarin ze momenteel worden bewaard, ze voor de mensheid als geheel bewaren. (De verklaring werd oorspronkelijk opgesteld als verdediging van het standpunt van het British Museum inzake de Elgin Marbles). Maar critici menen dat alleen mensen die deze musea in westerse steden als Londen en New York bezoeken, toegang tot de kunstwerken hebben.

De meeste pogingen van landen om museumschatten terug te halen, zijn op niets uitgelopen, maar de voorstanders van zulke teruggaven hebben niettemin enkele successen geboekt. In mei maakte Duitsland bekend dat het honderden ontvreemde voorwerpen aan Nigeria zal teruggeven. Daarmee was Duitsland ook het eerste land dat akkoord ging met de teruggave van de zogenaamde ‘Benin-bronzen’, die eind negentiende eeuw door Britse soldaten werden meegenomen. Kort na de Duitsers besloot ook het National Museum of Ireland hetzelfde te doen.

(Bronzen beelden uit Benin doen debat over museumbezit weer oplaaien.)

Teruggave “is een van de manieren waarop misstanden uit het verleden rechtgezet kunnen worden, waarmee we kunnen herstellen wat nog te herstellen is,” zegt Förster. Overal ter wereld worden musea “zich meer en meer bewust van hun koloniale verleden en het erfgoed ervan.”

Publieke opinie

Ook het bredere publiek beseft steeds meer dat deze instellingen niet altijd neutrale tempels van kennis zijn. Maar bezoekers worden vaak overmand door de museumpresentatie, zegt kunsthistorica en auteur Alice Procter. “Je gaat naar een museum, waar het lijkt alsof al deze voorwerpen iets onvermijdelijks hebben: het is één verhaal en één waarheid,” zegt zij.

Vóór de pandemie organiseerde Procter onafhankelijke rondleidingen door musea in Londen, waaronder het British Museum, waarbij ze de koloniale herkomst van westerse museumcollecties belichtte en de bezoekers leerde de omschrijvingen bij tentoonstellingen te analyseren. “Denk aan de taal waarin plekken worden beschreven,” zegt zij. “Duiden we deze plekken aan met hun koloniale namen?”

In de informatie waarmee kunstwerken en voorwerpen in musea worden omschreven, wordt soms aangegeven door wie ze aan het museum zijn geschonken, maar zelden van wie ze ooit werden aangekocht. “Wat is er achter de schermen gebeurd? (...) Wat waren de machtsverhoudingen die deze persoon in staat stelden om dit kunstwerk aan te kopen?” vraagt Procter. “Hoe reisde deze Britse man rond in het India van de achttiende eeuw?”

Volgens Smeulders kunnen musea inclusiever worden door bezoekers met diverse achtergronden het gevoel te geven dat deze instellingen ook hun erfgoed vertegenwoordigen en ze in staat te stellen hun mening te geven. “Ook hun verhalen zouden er deel van moeten uitmaken,” zegt zij.

Kunsthistorica Alice Procter geeft in januari 2019 een rondleiding langs ongemakkelijke kunst in de National Portrait Gallery in Londen Op haar rondleidingen gaat ze nader in op de imperialistische en kolonialistische achtergrond van de collecties van enkele van de belangrijkste culturele instellingen in Londen waaronder het British Museum en de National Portrait Gallery
Kunsthistorica Alice Procter geeft in januari 2019 een rondleiding langs ‘ongemakkelijke kunst’ in de National Portrait Gallery in Londen. Op haar rondleidingen gaat ze nader in op de imperialistische en kolonialistische achtergrond van de collecties van enkele van de belangrijkste culturele instellingen in Londen, waaronder het British Museum en de National Portrait Gallery.
Andrew Testa, T​he New York Times, Redux

Toen het Rijksmuseum in 2017 in een persbericht liet weten dat het een tentoonstelling over slavernij zou organiseren, kwamen veel mensen met hun eigen ideeën over wat in de expositie aan de orde zou moeten komen. “Veel mensen hebben ons benaderd, hebben ons e-mails gestuurd en hun mening gegeven,” zegt Smeulders.

Het museum stond toe dat de voorbereidingen van de tentoonstelling werden gevolgd door een filmcrew. Het resultaat daarvan, de documentaire Nieuw licht: het Rijksmuseum en de slavernij, werd eerder dit jaar door de publieke omroep uitgezonden. “Iedereen kon zien hoe we elkaar ondervraagden, hoe we worstelden met hetgeen we in de expositie moesten behandelen,” zegt zij.

Met behulp van bijdragen uit het publiek presenteerde het Rijksmuseum de verhalen van tien individuen, onder wie tot slaaf gemaakte mensen, slavenhouders en mensen die hun vrijheid hadden herwonnen. De tekst bij de audio-rondleiding van de tentoonstelling is niet ingesproken door professionals, maar door directe afstammelingen van deze mensen of anderen met een vergelijkbare geschiedenis. Volgens Smeulders kunnen musea op deze manier niet alleen het koloniale verleden in hun presentatie opnemen maar ook duidelijk maken dat deze geschiedenis “niet tot de Oudheid behoort, maar dat mensen de erfenis van dat verleden nog altijd in hun dagelijks leven ondervinden.”

Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in het Engels op nationalgeographic.com

Journaliste Ye Charlotte Ming woont in Berlijn en schrijft over cultuur, geschiedenis en fotografie.