In Iowa dineerde ik met een oudere dame die zichzelf voorstelde als ‘Mrs. Alvarez’. De trein schommelde heen en weer terwijl hij in het donker voortraasde, en ze verloor bijna haar evenwicht toen ze tegenover mij aan ons tafeltje plaatsnam. Mrs. Alvarez was gedrongen en stevig, droeg haar grijze krullen in een bob en had een donkere jurk met grote ronde knopen aan.
‘Stoot ik u voor het hoofd als ik voor het eten bid?’ vroeg ze mij. ‘Ik geloof in God, maar ik zou Hem aan niemand willen opdringen.’
‘In het geheel niet, gaat uw gang,’ antwoordde ik, waarna ik mijn hoofd wat boog terwijl Mrs. Alvarez haar gebed zei. Als je in je eentje op de California Zephyr reist, de Amtrak-trein die je in tweeënhalve dag van Chicago naar San Francisco brengt, neem je de dingen zoals ze zijn.
Nog niet zo lang geleden had Amtrak het ‘traditionele diner’ – in de woorden van de spoorwegmaatschappij – weer op zijn lange-afstandstrajecten geïntroduceerd. Passagiers krijgen sindsdien hun avondeten in de restauratiewagen opgediend, op een fraai wit tafelkleed met verzilverd bestek, porselein en blauwe servetten waarop het bedrijfslogo prijkt.
De stewards nodigden de gasten uit om op willekeurige plekken plaats te nemen – blind dates bij het ontbijt, de lunch en het diner. Je kon alleen maar hopen dat het een beetje klikte. Zo gebruikte ik op een middag in Colorado de lunch met een voormalige tourneedrummer voor de band Santana. In de woestijn van Utah genoot ik van een ontbijt met een echtpaar uit South Dakota. En in de Sierra’s dineerde ik met een salesmanager van de provider Spectrum Telecoms.
Maar geen van deze mensen was zo fascinerend als Mrs. Alvarez. Ze was behept met een nauwgezette en nuchtere manier van praten die ik heel geruststellend vond.
Nadat ze haar gebed had gezegd, vroeg Mrs. Alvarez mij allereerst of ik al de kans had gehad de geur van de bloemen op te snuiven, waarbij ze me wees op de grote vaas vol roze rozen die op ons tafeltje stond. Die waren me nog niet opgevallen, want ik was te druk bezig geweest het voorbij zoevende landschap door het raam te bewonderen. ‘Ze zijn erg mooi,’ ging Mrs. Alvarez verder, waarbij ze de vaas voor haar neus schoof en zorgvuldig bestudeerde. ‘Je verwacht eigenlijk niet zulke mooie bloemen aan te treffen op een tafeltje in een trein.’
Ik vroeg haar op mijn beurt of ze genoot van de treinreis. ‘O, enorm,’ zei ze. ‘Ik heb niet veel nodig om gelukkig te zijn. Ik maak een eenvoudig lunchpakket klaar. En ik heb altijd een boek bij me.’ Ze maakte geen gebruik van haar smartphone. ‘Die schakel ik in als ik mijn kinderen wil laten weten waar ik ben. Voor de rest wil ik er geen last van hebben.’ Ze zweeg even en begon op wat gedempter toon te praten. ‘Om eerlijk te zijn, weet ik ook niet zo goed hoe het ding werkt.’
Op de California Zephyr liep ze wat dat betreft niet veel mis. In de trein was geen Wi-Fi beschikbaar en op vrijwel het hele traject was de mobiele ontvangst zeer gebrekkig. De trein voerde ons door Illinois en Iowa, over de plains van Nebraska en door de Rocky Mountains en de woestijnen van Utah en Nevada, waarna hij de Sierra Nevada doorkruiste en richting de San Francisco Bay begon af te dalen.
De langzame weg
Je kon niet veel anders doen dan lezen, wat kletsen met medepassagiers en uit het raam kijken. Daarbuiten ontvouwden zich onafzienbaar lege woestijnen, formidabele mesa’s en wouden die door bosbranden in de as waren gelegd. In de Rockies slingerde de machtige Colorado River zich langs een groot deel van onze route, waarbij rafters op grote vlotten naar ons zwaaiden terwijl we voorbijkwamen.
Mrs. Alvarez vertelde me dat ze met de trein uit Boston op dit traject was aangesloten en dat ze in Glenwood Springs zou uitstappen. ‘Daar woont een broer van mij,’ zei ze bij wijze van uitleg. Om allerlei redenen vloog ze liever niet, en nu ze met pensioen was, had ze de tijd om deze lange treinreis (van bijna een week) te maken. ‘En wat brengt jou hier, Jordan?’
Een van de redenen dat ik een 72 uur durende treinreis van New York naar San Francisco wilde maken, was mijn verlangen naar onthaasting. Ik had het tweede – vreemde – pandemiejaar achter de rug, dat zo anders was geweest dan het eerste. Het jaar 2022 had zich gekenmerkt door een voortdurende afwisseling van afzondering en vrijheid. Tijdens de lockdown spraken we hoopvol over een spoedig terugkeer naar de normaliteit, ook al beseften we al snel dat er voorlopig weinig ‘normaals’ aan ons leven zou zijn, althans niet in de zin dat alles weer zo zou worden als het was.
Maar na bijna een jaar in lockdown hadden we onszelf ervan overtuigd dat ons leven in veel opzichten té haastig was geweest. Het leek heel waardevol om het wat rustiger aan te doen, op welke manier dan ook, en daarbij onze prioriteiten en passies de revue te laten passeren. En we beloofden onszelf bewuster te leven als ‘dit alles’ (waarbij we met onze armen zwaaiden) eenmaal voorbij was.
Maar op een of andere manier leken we dat hele idee bij het geringste teken van herwonnen vrijheid weer in de ijskast te zetten. In bepaalde delen van New York (waar men het zich kon veroorloven) leek de stad weer in hoog tempo tot leven te komen. In kranten werd de zomer van 2021 tot een nieuwe ‘Summer of Love’ uitgeroepen, werd gesproken over een tweede versie van de ‘Roaring Twenties’ en werd zelfs het potentiële begin van een nieuw soort Renaissance aangekondigd.
Mensen van in de twintig, zoals ik, bevolkten elke avond de kroegen en restaurants van East Village. Na middernacht was het in de omgeving van het Washington Square Park vaak zó druk met uitgaanspubliek dat de welvarender bewoners van de hoge woonflats rond het park begonnen te klagen. Elke nacht waren er confrontaties met de oproerpolitie, goed voor ophefmakend dystopische beelden die veel mensen aan de buis of smartphone gekluisterd hielden.
Plotseling werd de ‘Summer of Love’ ook een zomer vol plannen: om vrienden weer op te zoeken, romantische afspraakjes te maken, een nieuwe flat te vinden, te reizen en weer op kantoor te gaan werken. Plannen waarmee een verloren tijd ingehaald moest worden.
Troost en ruimte
Natuurlijk kwam alles uiteindelijk neer op één eenvoudige constatering: we doen er álles aan om ons maar niet eenzaam te voelen. En vooral als je nog maar pas begint je plek in de wereld te zoeken, kan de druk om niet alleen te zijn op zichzelf al overweldigend zijn.
Want was 2021 niet vooral een jaar van enorme, Great Gatsbiaanse eenzaamheid geweest? Ondergedompeld in zelfbedachte plannen besefte ik dat ik na al die maanden waarin ik zóveel tijd over had dat ik niet wist wat ik ermee moest doen en ook na maanden van vastbeslotenheid om na de pandemie een rustiger en verstilder leven te leiden, plotseling was beland in een inhaalrace met mijzelf. Mijn tijd was niet meer van mij.
Ik was gespannen, moe en erg eenzaam. Ik wist dat ik iets moest doen om daar verandering in te brengen – iets wat helemaal voor mezelf was, iets waarvan ik zeker wist dat niemand dat samen met mij wilde doen.
Dus daar zat ik, op een trein die westwaarts en dwars door de VS zoefde. (In werkelijkheid worden op dit traject twee treinen gebruikt: de eerste, de Lake Shore Limited, vertrekt om 15.40 uur vanuit New York naar Chicago, waar je tijdens een tussenstop van zes uur net genoeg tijd hebt voor een stevige wandeling naar Lake Michigan en wat snacks, voordat je aan boord van de California Zephyr richting het Westen stapt.)
Dat alles vertelde ik aan Mrs. Alvarez en ze knikte begripvol. ‘Ik was een van de allereerste vrouwelijke gevangenenbewaarders in de geschiedenis van het gevangeniswezen in Florida,’ zei ze.
Onverstoord beschreef ze de ruim vier decennia waarin ze een luisterend oor was geweest voor gedetineerden, onder wie ter dood veroordeelden en anderen die na jarenlange opsluiting weer vrij zouden komen. In die zeer emotionele gesprekken, over opperste wanhoop of een angstaanjagend nieuwe start, hadden mensen het vaak voor het eerst over de dingen die ze het belangrijkst vonden. Dus begreep ze heel goed waarom we allemaal nog bezig zijn om een nieuw perspectief te ontwikkelen.
‘Het is belangrijk om bij je toekomst stil te staan,’ zei Mrs. Alvarez wat later, ‘maar de kwestie van de toekomst mag je er niet van weerhouden om dit leven dag voor dag te leven.’
De volgende ochtend bevonden we ons in de Rocky Mountains en moest ik nog steeds denken aan wat ze had gezegd toen een meisje van rond de acht jaar oud in paniek de panoramawagon kwam binnen rennen. Ze was buiten adem en barstte uit in tranen. ‘Ik ben verdwaald,’ zei ze in het algemeen, tussen het snikken door. ‘Kan iemand me helpen om mijn moeder te vinden?’
Mrs. Alvarez nam haar rustig bij de hand en zei haar om even bij haar te komen zitten. Door de grote ramen begonnen op de hoge hellingen gouden populieren en diepgroene coniferen in de zon op te lichten.
‘Rustig maar,’ zei ze en legde het meisje uit dat haar moeder vast in de buurt was, dat alles goed zou komen en dat je op een trein eigenlijk niet de weg kunt kwijtraken, ook al voelt dat soms wel zo.
Reisjournalist Jordan Salama is schrijvend redacteur en verslaggever geschiedenis voor National Geographic. Zijn eerste reisboek, Every Day the River Changes, is in 2021 verschenen. Volg hem op Instagram en TikTok.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com