Op een snikhete, klamme dag dwaal ik langs Samsen Road in het oude centrum van Bangkok. Ik heb de tijd en kijk uitgebreid rond in deze wijk langs de oeversvan de Chao Phrayarivier, waar houten huizen, tempels en koninklijke onderkomens elkaar afwisselen. Het is april en het is altijd erg benauwd zo vlak voor de regentijd. Nog even en wereldstad Bangkok verandert in een sauna met tien miljoen inwoners. De hitte stijgt op van de straten en het zweet parelt in mijn knieholten.
Ik zou een moord doen voor een kwartiertje in een ruimte met airconditioning, maar de winkeliers hier doen het zonder; de authentieke eethuisjes met twee of drie verdiepingen worden gekoeld – nou ja, zo’n beetje dan – met snorrende ventilatoren. In de hoop een verkoelend briesje op te vangen sla ik Samsen Soi 5 in, een smal straatje dat naar de rivier voert.
Daar zie ik het huis. Het heeft hoge luiken en een smalle houten voordeur en staat ongeveer een halve meter boven straatniveau, achter een wirwar van bomen, klimplanten en grote potten met palmen en philodendrons. Is dit soms het geheime Bangkokse atelier van een beroemde kunstenaar? Dan valt me naast de voordeur een houten bordje op: Samsen 5 Lodge. Mijn hart maakt een sprongetje – eindelijk een sfeervol pension in deze buurt!
Dit moet ik even uitleggen. Ik kom al veertien jaar in dit deel van de Thaise hoofdstad, waar ik dan urenlang rondslenter en geniet van de drukte op straat. Ook in de buurt van het eiland Rattanakosin, aan de oostelijke oever van de Chao Phraya, ben ik vaak te vinden. Dit is het authentieke deel van het centrum, dat meer dan twee eeuwen geleden werd gebouwd. Het bruisende hart van Bangkok, met zijn wolkenkrabbers, kolossale winkelcentra en verstopte doorgaande wegen, lijkt er heel ver weg. Tijdens mijn wandelingen door deze besloten buurtjes nabij de rivier begeef ik me – in de met banyanbomen begroeide straten met melodieuze namen als Banglamphu, Phra Nakhon en Samsen – te midden van een rijkgeschakeerde gemeenschap die bestaat uit leden van het Thaise koninklijk huis en hun hofhouding, winkeliers en ambachtslieden.
Iedere reiziger kent wel een plek op aarde waar hij zich net zo op hun gemak voelt als thuis. Dat heb ik met het oude Bangkok. Maar ik heb er altijd iets heel belangrijks gemist: een fijne plek om te slapen. Natuurlijk, aan eenvoudige logementen met dunne wandjes geen gebrek. De Khao San Road, het walhalla voor de vele backpackers die Bangkok aandoen, ligt op slechts een kwartiertje lopen naar het zuiden. Jarenlang heb ik er voor een prikkie overnacht, me troostend met de gedachte dat ik des te meer uit mijn bezoek aan Bangkok haalde doordat ik geen seconde langer in mijn kamer wilde blijven dan noodzakelijk was.
Toch heb ik me altijd afgevraagd waarom niemand oog had voor het immense potentieel van deze krakkemikkige, maar typisch Thaise woonwijken. Het ziet er nu naar uit dat daar verandering in is gekomen. Ik loop op het huis toe, ga op mijn tenen staan om naar binnen te kunnen kijken, en roep: ‘Hallo! Sawasdee ka!’
Binnen blijft het stil. Verderop in de straat klinkt alleen het zachte geklingel van belletjes aan een handkar. Ik ga nog dichter voor het raam staan, kijk naar binnen en zie een gezellig vertrek dat vol staat met vondsten van een Thaise rommelmarkt: rustieke houten banken, Chinese stoelen, een paar stoffige, jadekleurige leeuwen, een victoriaanse klok met handbeschilderde Chinese karakters op de wijzerplaat. Door de kier van een deur zie ik in een aangrenzend vertrek een antiek houten hemelbed staan.
Ik zou hier maar wat graag een kamer willen nemen, maar over een paar uur vertrekt mijn vlucht naar huis. Het mysterieuze pension zal de daaropvolgende maanden nog geregeld opduiken in mijn gedachten. Ik vraag me echter af of ik blij moet zijn met de komst van dit hippe logement in ‘mijn’ oude wijk. Betekent dit het begin van het einde voor deze buurt?
‘Je hebt gisteren geen roerei genomen, dus ik dacht dat je misschien liever een Thais ontbijt had.’ Verbaasd kijk ik op naar Worapan Klampaiboon, eigenaar en gastheer van Samsen 5 Lodge. Hij zet een houten doosje voor me neer, met daarin een kom dampende rijstsoep met varkensvlees. ‘Ik heb het voor je gehaald bij onze vaste kraam.’
Worapan, een lange man met een ernstig gezicht, heeft zo’n zachte stem dat ik soms twijfel of hij tegen me praat of dat hij telepathisch met me communiceert. Hoe hij het doet weet ik niet, maar hij heeft het vermogen om, terwijl ik opga in een kop koffie, ineens naast me te staan.
‘Wat zijn jouw plannen voor vandaag?’ vraagt hij.
Worapan, dat hoorde ik toen ik mijn kamer hier boekte, is een gelauwerde Thaise architect en ontwerper; het fraaie kantoor van zijn bedrijf, Super Green Studio, is gehuisvest achter de balie. Hij is ook de drijvende kracht achter de komst van tal van pensions in Oud-Bangkok. Worapan is geboren en getogen in deze wijk en wijdt zijn leven aan het behoud ervan. Vier jaar geleden huurde hij dit onopvallende betonnen gebouw tegenover een boeddhistische tempel en transformeerde het tot een sfeervol pension, dat zijn denkbeelden over duurzame, door de lokale bevolking gerunde accommodatie perfect illustreert.
‘We proberen het toerisme te integreren in de gemeenschap,’ vertelt hij terwijl ik van mijn soep eet. ‘We willen niet alleen de gebouwen redden, maar ook de inwoners in staat stellen in hun levensonderhoud te voorzien,’ legt hij uit. Hij voegt eraan toe dat hij niet zomaar begon met de renovatie. ‘Eerst maakte ik een rondgang door de straat, of soi, om de mensen te vertellen wat ik van plan was. Ik praatte met mijn buren, met de monniken in de nabijgelegen tempel. Op die manier wilde ik bereiken dat de mensen mijn gasten zouden accepteren, zodat zij zich welkom zouden voelen in de soi.’
Hij rommelt wat in zijn kantoor en komt terug met een plattegrond die hij voor zijn gasten heeft gemaakt. Hij heeft de highlights van de buurt erop aangegeven: de beste eetkramen, een maf koffietentje waar je een tafeltje deelt met een stel teddyberen, een openlucht Muay Thaischool waar kickbokslessen worden gegeven, en de boeddhistische tempel tegenover het pension, de Wat Si Phraya.
‘De meeste gasten komen voor de belangrijkste bezienswaardigheden van Bangkok, het Koninklijk Paleis, de Smaragdgroene Boeddha, de Wat Arun. Maar ik wil hen ook graag laten kennismaken met deze plekken. Het is ons erfgoed en ze geven een goed beeld van de Thaise cultuur. Hier ervaren ze het dagelijks leven in de stad.’
Toen Samsen 5 Lodge eenmaal geopend was, begon Worapan workshops te geven aan jonge Thaise ondernemers die vergelijkbare projecten wilden starten.
‘Het oude Bangkok biedt zoveel mogelijkheden. Het wemelt er van de verlaten scholen, pakhuizen, eettentjes en openbare gebouwen die bedreigd worden met sloop. Al die panden kunnen worden omgevormd tot pensions en restaurants. In onze workshops laten we zien hoe zo’n renovatie in zijn werk gaat,’ legt hij uit, ‘en nog belangrijker: hoe de ondernemers hun bedrijf en hun gasten kunnen inbedden in de lokale cultuur.’
Zijn idee krijgt navolging: Worapan heeft al tien uitverkochte workshops gegeven. De ‘afgestudeerden’, overwegend inwoners van een jaar of 30, 40, zetten kleinschalige pensions op in de smalle straten van het oude Bangkok. De jongere generatie is kosmopolitisch ingesteld, zegt Worapan, en weet het potentieel van deze fraaie, oude structuren te benutten. Met hun ondernemingen geven ze de wijk een nieuwe impuls.
‘De mensen die mijn workshops volgen, komen uit gegoede Thaise families. Ze zijn bereisd en hebben in het buitenland boetiekhotels gezien. Ze zijn creatief en staan open voor nieuwe mogelijkheden.’
Net als ik hem wil vragen of hij de namen van enkele pensions van zijn leerlingen voor me wil opschrijven, zegt hij: ‘Ik heb al een paar eigenaren gebeld; ze willen je graag hun pensions laten zien. Ik heb toevallig wat klusjes te doen in die buurt, dus als je wilt kan ik met je mee gaan.’
Dat er in deze buurt wel eens buitenlandse toeristen logeren, merken we eigenlijk nergens aan, of het moet een zelfgemaakt bord in het antiekwinkeltje op de hoek van Feung Nakorn Road zijn waarop met grote letters ‘COFFEE’ staat.
‘Volgens mij is het dit straatje,’ zegt Worapan aarzelend. Het was maar een wandeling van twintig minuten, maar toch bevinden we ons nu aan de ‘andere’ kant van Oud-Bangkok, even ten zuiden van de drukke boulevard Ratchadamnoen Klang. In Bangkok is elke straat een wereld op zichzelf, en dat betekent dat je je na een korte wandeling al in een andere stad kunt wanen.
Worapan haalt zijn mobiel uit zijn zak om onze komst aan te kondigen, en we lopen het stoffige, onooglijke straatje verder in. Thanyaporn Piamwiriyakun (‘zeg maar Benz’), een mooie vrouw van begin 30, ziet ons aankomen en wuift naar ons. Haar pension, Feung Nakorn Balcony geheten, ligt achter een hoge poort. We gaan een weelderig, besloten park binnen. In een vijver zwemmen rood-witte koikarpers loom rond en er staan ligstoelen op een teakhouten terras. De tuin wordt omsloten door een vier verdiepingen tellend gebouw met balkons en smalle galerijen.
‘Kun je raden wat er vroeger in dit gebouw zat?’ vraagt Benz. Ik vermoed appartementen, of anders een motel. ‘Een lagere school!’ zegt ze lachend. Worapan voegt hieraan toe: ‘Over verbouwen gesproken!’
‘Het pand is van mijn ouders, en mijn vader wilde hier een parkeerplaats aanleggen,’ vervolgt Benz. ‘Ik heb hem gesmeekt of ik hier een klein hotel mocht beginnen.’ Ze vonden het goed, maar gingen ervan uit dat het een van die goedkope adresjes zou worden waar Bangkok al van vergeven is. Benz, een bereisde vrouw met oog voor design, had echter een van Worapans cursussen gevolgd en had heel andere plannen.
‘Mijn ouders zijn erg behoudend; ze begrepen niet waarom ik een interieurontwerper in de arm nam en een architect. We hebben veel geruzied over dit project. En ik heb er heel wat tranen om gelaten.’
Benz zette echter door en nam de verbouwing van de voormalige school ter hand. De lokalen werden geschilderd in warme pastelkleuren en veranderden langzamerhand in comfortabele gastenkamers met witte houten bedden en stoelen. De grote ramen bieden uitzicht op de vijver of de donkergroene mangobomen in de tuin. Een overnachting in een kamer met balkon is niet zo goedkoop als in een pension aan de Khao San Road, maar de prijzen vallen nog zeker in de categorie ‘budget’. Bij de koivijver, luisterend naar het gezang van de vogels in de bomen, waan ik me in het Bangkok van de jaren vijftig, toen er in de stad een rustiger, vriendelijker sfeer heerste.
Men zegt dat het bij vastgoed draait om locatie. En het is waar, de panden in de sois van Oud-Bangkok hebben iets heel bijzonders. De sfeer die je daar ervaart, valt in nieuwbouw verdraaid lastig te creëren.
‘Er zijn in deze buurt nog 96 houten huizen, maar wij vielen als een blok voor dit exemplaar.’
Nidhi Akkaravivat gebaart richting een twee verdiepingen tellend teakhouten huis uit 1920. Het is in ‘koloniale stijl’ gebouwd en herbergt sinds een renovatie de succesvolle B&B Baan Dinso. Worapan was zo aardig om op een stukje papier een plattegrondje voor me te tekenen, en ik ben hier in mijn eentje naartoe gekomen. Onderweg passeerde ik een eettentje waar het heerlijk naar gebraden eend rook, en een rij winkeltjes waar eten, thee en in geel cellofaan gewikkelde medicijnen te koop waren (de Thai geven dit soort pakketjes aan bedelmonniken). Ik snuffelde rond in winkels waar oudere Thaise vrouwen geurballetjes met jasmijnaroma kopen. Ik had er in twintig minuten kunnen zijn, maar ben drie kwartier onderweg geweest.
Ik doe, naar Thais gebruik, mijn schoenen uit en loop over de geboende, koele houten vloer naar de andere kant van de foyer. Nidhi gebaart naar een medewerker dat er een glas water voor me moet worden gehaald.
‘Het huis verkeerde in zeer slechte staat,’ zegt hij. ‘De vorige eigenarenverhuisden naar een buitenwijk omdat hun auto niet door het smalle straatje kon. We waren er meteen helemaal weg van. Aanvankelijk wilden we het verbouwen zodat mijn ouders hier hun oude dag konden doorbrengen.’
Toen kreeg Nidhi een nog veel beter idee. Het was hem opgevallendat er in de buurt steeds meer leuke pensions opdoken. Als ze nu eens een klein bedrijf in het pand vestigden, dacht hij, dan zouden ze er geen kosten meer aan hebben. Met zijn houten bedden, witte beddengoed en het sanitair in de gang verschilt Baan Dinso niet zoveel van de kleinschalige hotels en pensions die je in Europa ook wel ziet; de restauratie van het hotel, dat in 2006 opende, is bekroond door de Association of Siamese Architects. Veel Europeanen wisten het te vinden en de zaken gingen zo goed dat Nidhi in 2013 – een paar straten verderop – een tweede vestiging opende.
‘We hebben maar negen kamers, en we hebben dus echt contact met onze gasten. We maken ze wegwijs in de stad,’ vertelt hij. ‘Maar veel gasten ontdekken al snel dat ze eigenlijk niet zoveel hoeven te plannen, want er is alleen al in deze buurt zoveel te zien. En leuke eettentjes hebben we hier ook genoeg. Een van onze gasten, een Zwitserse, heeft drie of vier dagen lang door de buurt gedwaald. Aan het Koninklijk Paleis is ze niet eens toegekomen.’
‘Zou je het erg vinden om vandaag nog eens te ontbijten?’ Worapan duikt weer eens naast me op terwijl ik het kommetje rijstepap leegslurp dat hij voor me had gehaald. ‘Ik ga naar de wijk Sri Yan. We kunnen er even een hapje eten en daarna een verbouwing inspecteren waaraan mijn kantoor heeft meegewerkt.’
Ik leg mijn lepel neer, gris mijn zonnebril van tafel en we lopen naar buiten om een bus te pakken. Ik dacht dat ik Samsen Road kende, maar vanochtend zie ik hem door Worapans ogen, die van een Thaise architect. Hoofdschuddend wijst hij me onderweg van alles aan. ‘Die hele rij eethuisjes daar is binnenkort verdwenen. Een ontwikkelaar met verschillende grote hotels aan Khao San Road gaat er een grote blokkendoos neerzetten met tachtig kamers. En zie je dat jaren zestiggebouw met het ribbelige patroon op de gevel? Dat staat ook op de lijst voor sloop.’
Het is me duidelijk: de Khao San Road is volop in ontwikkeling en deze trend is bezig is over te slaan naar Oud-Bangkok. De bus brengt ons in no time vijftien blokken verder noordwaarts, naar een deel van Samsen waar je geen Engelstalige borden of buitenlanders ziet.
‘In deze buurt ben ik opgegroeid,’ zegt Worapan glimlachend. We komen langs zijn middelbare school, het St. Gabriel’s College, en het moderne gebouw waar de Bank of Thailand huist, een staatsbedrijf. Het is een imposant, ommuurd bouwwerk met een poort met een bewaker ervoor. ‘Het staat op het terrein van een van de koninklijke paleizen,’ vertelt Worapan.
Tien minuten later bevinden we ons in een doolhof van sois in Sri Yan, waar Worapan met zijn moeder en broer op een Thaise kampong woont.
‘Sri Yan staat in heel Bangkok bekend om zijn markt en zijn eetstalletjes,’ zegt hij en neemt me mee naar een favoriet adres uit zijn jeugd. ‘Dit is Look Chin Sri Yan. Wij komen hier al meer dan dertig jaar. Toen mijn vader nog leefde, hoefden we nooit te betalen.’ Terwijl wij genieten van onze sen mie (dunne rijstnoedels) en pittige gehaktballetjes, legt hij uit waarom: zijn vader was ambtenaar bij het Thaise Crown Property Bureau, het kantoor dat voor de koninklijke familie – die in Bangkok het merendeel van alle grond bezit – de huren int.
‘Mijn vader heeft ervoor gezorgd dat de huur van dit eethuisje niet te snel steeg, zodat de eigenaar het hoofd boven water kon houden.’
Ineens begrijp ik hoe het kan dat de tijd in zoveel van deze wijkjes langs de rivier lijkt te hebben stilgestaan. De traditionele familiebedrijfjes danken hun voortbestaan aan de vertragende werking die uitgaat van de koninklijke bescherming. Het tempo van de vernieuwing draait in de rest van Bangkok – dat in handen is van Aziatische vastgoedkoningen – op topsnelheid, maar hier niet.
We lopen nog een kwartier door, slaan weer een andere soi in, en dan gaat er ergens een klein hek open. We zijn aangekomen bij het project waar Worapan het over had. Het is een oud huis met twee verdiepingen en het heeft luiken, balkons en een kleine tuin. Binnen klinkt het geklop van hamers.
‘Ze slaan wanden weg om ruimte te maken voor negen kamers en badkamers,’ zegt Worapan. Het pension valt totaal niet op in de soi. En datzelfde zal, hoopt Worapan, gelden voor de Zweedse, Engelse en Amerikaanse gasten die er straks zullen logeren. In gedachten zie ik ze al door het hek lopen, zich verheugend op een ontdekkingstocht langs de leukste kramen, eettentjes en Thaise winkeltjes in deze buurt. En misschien zullen ook zij, net als ik, in een van de vele sois een plek ontdekken waar ze steeds maar weer naar terug willen keren.
Met onze reiswijzer maak je jouw trip naar Bangkok extra bijzonder.