Ik ben nu twee dagen in Idaho, mijn zeventiende staat van Amerika. Ooit zal ik ze alle 50 hebben bezocht, heb ik me zelf beloofd. Want het voelt zo heerlijk vertrouwd, waar ik in de VS ook ben. Alsof ik thuiskom. Ik houd van Amerika, van de humor, de literatuur, de muziek, de sport, de mensen. Het is míjn land.
Vanuit Idaho reis ik door naar Wyoming, waar ik de Grand Tetons en Yellowstone aandoe, en vervolgens naar Montana, waar ik deze trip eindig in Glacier National Park. Het gekke is: het voelt niet als reizen. Juist omdat ik me hier zo op mijn gemak voel.
In landen als Panama, China en Argentinië was ik een vreemdeling, waar de cultuur, de mensen en het landschap mij verbaasden, mij vermaakten, mij soms overrompelden. Dat is precies waarom ik reizen zo aantrekkelijk vind. Ik waag me in zulke gebieden buiten mijn comfortzone, voel me geregeld ongemakkelijk, ben soms de weg kwijt, weet niet wat ik moet zeggen, begrijp de taal niet, heb hulp nodig, zoek contact. Ik weet dan: ik lééf.
Maar hier ben ik Amerikaan, en het is daardoor een ander soort reis. Zeker, ik ken het landschap van de drie genoemde staten nog niet, en Idaho heeft me in dat opzicht tot nu toe aangenaam verrast, maar de inwoners zijn meer, ja, 'buren'. Ik begrijp de mensen als ik hier in gesprek ga, weet min of meer wat ik kan verwachten als ik een restaurant betreed. Alles is altijd goed georganiseerd, het ontwerp van de meeste stadjes is erop gericht het iedereen zo makkelijk mogelijk te maken. Amerika is voor mij een uiterst comfortabele bestemming.
Maar goed, ik ben hier weliswaar niet in een echt vreemde wereld, toch doe ik ook hier onvermoede ervaringen op die me over het land iets vertellen wat ik nog niet wist, ontmoet ik mensen die me allerhartelijkst voor even deel maken van hun leven, zie ik natuurwonderen die me voor altijd zullen bijblijven (zoals deze lavagrot in Craters of the Moon National Monument in Idaho). Dat maakt reizen zo aangenaam.
Amerika. Ik ben thuis.