Het laatste IPCC-rapport van de VN schetst een grimmig beeld van een mogelijke toekomst waarin apocalyptische natuurrampen aan de orde van de dag zijn. Maar die toekomst staat zeker niet vast. Afhankelijk van wereldwijde economische trends, technologische en geopolitieke ontwikkelingen en, het belangrijkst, de mate waarin de mensheid de uitstoot van broeikasgassen weet terug te dringen, zou de wereld er aan het einde van de 21e eeuw radicaal anders uit kunnen zien. Of ook niet.
Het spectrum van mogelijke toekomstscenario’s vormt de basis van de voorspellingen die in het Zesde Beoordelingsrapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) worden besproken. Het eerste hoofdstuk van dat rapport, over de natuurkundige aspecten van de klimaatverandering, werd vorige week wereldkundig gemaakt. In het nieuwe rapport worden vijf mogelijke klimaten voor de toekomst behandeld, die verschillen wat betreft het tempo waarin de aarde opwarmt en het vermogen van samenlevingen om zich aan de komende veranderingen aan te passen. In elk scenario worden verschillende sociaaleconomische ontwikkelingen gecombineerd met verschillende niveaus van CO2-uitstoot, wat resulteert in een reeks uitkomsten – een beetje alsof de mensheid zelf mag bepalen wat de uitkomst zal zijn van het klimatologische verhaal van de 21e eeuw.
In sommige van die uitkomsten reageert de mensheid op de uitdaging van de klimaatverandering, waarbij ze tegelijkertijd probeert de armoede in de wereld te bestrijden en de levenskwaliteit internationaal te verbeteren. In dat scenario is de wereld weliswaar warmer en de weersomstandigheden extremer, maar worden de ergste gevolgen van de klimaatverandering vermeden en kunnen samenlevingen zich aan de nieuwe omstandigheden aanpassen.
In andere scenario’s wordt de internationale samenwerking ondermijnd door nationalisme, groeiende armoede, een snel toenemende uitstoot van broeikasgassen en onvoorstelbaar warm weer.
De uiteenlopende niveaus aan CO2-uitstoot in de verschillende scenario’s leiden tot verschillende tempo’s van opwarming, waaruit weer een hele reeks andere fysieke gevolgen voor de planeet afgeleid kunnen worden. De uitkomsten van verschillende sociaaleconomische ontwikkelingen worden behandeld in het tweede en derde hoofdstuk van het nieuwe IPCC-rapport, die in 2022 zullen verschijnen. Volgens Jessica Tierney, klimaatwetenschapper aan de University of Arizona en een van de auteurs van het IPCC-rapport, gaan deze hoofdstukken over mogelijke aanpassingen aan de klimaatverandering en het opvangen van de ergste gevolgen ervan.
“Onze potentiële aanpassingen hangen sterk af van de vraag of de wereld zal samenwerken en of de rijke landen de minder rijke landen zullen helpen,” zegt Tierney. “Ook de opvang van de ergste gevolgen hangt af van deze scenario’s, omdat ze verschillende benaderingen van technologische innovatie vertegenwoordigen. Dus ik ben erg benieuwd naar die hoofdstukken.”
Gezien de huidige trends in het wereldwijde energieverbruik en het recente klimaatbeleid lijken sommige IPCC-scenario’s waarschijnlijker dan andere. Maar de auteurs van het rapport besloten om een breed scala van verhaallijnen te presenteren, zodat beleidmakers en het brede publiek kunnen zien welke keuzes er gemaakt moeten worden – en wat er op het spel staat als we niet de juiste keuzes maken.
Anatomie van een klimaattoekomst
Voor het Vijfde Beoordelingsrapport van het IPCC, dat in 2013 en 2014 werd gepubliceerd, gebruikten wetenschappers computermodellen om een reeks ‘representatieve concentratiepaden’ of RCP’s voor het voorspellen van het toekomstige klimaat uiteen te zetten. Deze RCP-scenario’s verschilden onderling op basis van de mate waarin de mensheid erin slaagde de klimaatverandering tegen te gaan, variërend van een scenario met vergaande klimaatmaatregelen, een lage uitstoot en een ‘stralingsforcering’ van 2,5 tot een scenario zonder klimaatmaatregelen, een hoge uitstoot en een stralingsforcering van 8,5. Met het begrip ‘stralingsforcering’ wordt aangegeven hoeveel extra warmte er in 2100 inmiddels aan het klimaatsysteem van de aarde is toegevoegd door de uitstoot van broeikasgassen, uitgedrukt in watt per vierkante meter. Bij een stralingsforcering van boven de nul is de aarde aan het opwarmen.
De scenario’s die ten grondslag liggen aan het Zesde Beoordelingsrapport omvatten nog andere menselijke invloeden die ze wat moeilijker maken om te ontcijferen. Net als de RCP’s berust elk scenario op een raming van de uitstoot van broeikasgassen en een daaruit resulterende stralingsforcering – uiteenlopend van het meest gunstige scenario, met een stralingsforcering van 1,9 watt per vierkante meter, tot een distopisch toekomstbeeld van 8,5 watt per vierkante meter.
Volgens Zeke Hausfather, hoofd klimaat en energie van The Breakthrough Institute, een onderzoeksgroep op het gebied van milieutechnologie, is het 1,9-scenario waarin de opwarming van de aarde wordt beperkt tot onder de 1,5 graad Celsius, aan het laatste IPCC-rapport toegevoegd als direct gevolg van de invoering van de streeftemperatuur van 1,5°C aan opwarming in het Akkoord van Parijs. Net als zijn voorganger bevat ook het Zesde Beoordelingsrapport scenario’s met stralingsforceringen van 2,6 en 4,5 watt per vierkante meter, alsook een extreem scenario op basis van 7 watt per vierkante meter.
De grootste verandering in het nieuwe rapport is dat deze voorspellingen niet op zichzelf staan. Elk van de ontwikkelingen is gecombineerd met een ‘gedeeld sociaaleconomisch pad’ (‘shared socioeconomic pathway’ of SSP), oftewel een internationaal ontwikkelingsscenario voor de 21e eeuw dat is gebaseerd op ramingen voor bevolkingstoename en economische groei, technologische ontwikkeling en geopolitieke trends. Al deze factoren zijn van invloed op de totale uitstoot van broeikasgassen en op ons vermogen om die uitstoot aan banden te leggen en ons aan te passen aan de klimaatverandering die er het gevolg van is. Elk van de SSP-scenario’s kunnen weer met meerdere uitstootvoorspellingen worden gecombineerd, met talloze potentiële uitkomsten als resultaat.
In zijn laatste rapport concentreerde het IPCC zich op vijf van deze uitkomsten: twee relatief optimistische scenario’s (SSP1-1,9 en SSP1-2,6), een gematigd scenario (SSP2-4,5), een grimmige toekomst (SSP3-7,0) en een buitenissig scenario (SSP5-8,5).
The good, the bad, and the weird
De twee optimistische verhaallijnen sluiten aan op het streven van het Akkoord van Parijs om de opwarming van de aarde te beperken tot onder de 2°C. In deze gunstige scenario’s komen de landen van de wereld snel met omvangrijke maatregelen om het verbruik van fossiele brandstoffen terug te dringen. De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen bereikt ergens tussen 2050 en 2100 klimaatneutraliteit en zakt daarna onder nul als gevolg van het invangen van reusachtige hoeveelheden CO2 uit de atmosfeer, met behulp van technologieën die op dit moment nog niet op grote schaal zijn getest. Tegen het einde van de eeuw is de aarde in het meest optimistische scenario met zo’n 1,4°C opgewarmd, en in het tweede optimistische scenario met circa 1,8°C. Het verschil zit hem in het tempo waarin de uitstoot van broeikasgassen wordt teruggedrongen en nieuwe technologieën voor het invangen van CO2 worden ingezet.
Hoewel deze mate van opwarming leidt tot meer en extremer weer en tot een zeespiegelstijging van zestig centimeter, kunnen de ernstiger gevolgen van de klimaatverandering worden voorkomen. Tegelijkertijd wordt er in beide optimistische scenario’s uitgegaan van een krachtige groei van de wereldeconomie en grote investeringen in scholing en gezondheidszorg, waardoor de levensstandaard wereldwijd stijgt. De wereld is aan het einde van de 21e eeuw rijker en gelijker dan nu, en samenlevingen kunnen zich beter aanpassen aan de klimaatverandering dan als ze internationaal minder goed zouden hebben samengewerkt en minder middelen zouden hebben gedeeld.
Het gematigde scenario schetst een wat minder rooskleurig beeld. Er wordt uitgegaan van een blijvend hoge uitstoot van broeikasgassen tot aan het midden van de eeuw voordat de uitstoot gaat dalen. Tegen het einde van de 21e eeuw is de aarde met zo’n 2,7°C opgewarmd. Volgens Hausfather komt dit scenario “ruwweg overeen” met het klimaatstreven voor 2030 in het kader van het Akkoord van Parijs. Kortom, dit is de toekomst die ons te wachten staat als er geen ambitieuzere maatregelen worden genomen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen.
Het is ook de toekomst die het dichtst in de buurt komt van historische patronen in sociaaleconomische ontwikkeling. Het gematigde scenario voorziet een ongelijke economische groei in de wereld, waarbij sommige landen rijker en gelijker worden terwijl andere achterop raken. In de ontwikkelingslanden blijft het geboortecijfer hoog, waardoor de wereldbevolking tegen het einde van de eeuw rond de 9,5 miljard zal bedragen. Grote delen van de wereld blijven kwetsbaar voor de gevolgen van de klimaatverandering.
In het duistere IPCC-scenario mislukt de internationale samenwerking als gevolg van de opkomst van nationalistische stromingen in diverse landen. De economische groei en de sociale voortuitgang stagneren. In veel van de armste landen blijft het geboortecijfer onveranderlijk hoog, waardoor de wereldbevolking tegen het einde van de eeuw van acht miljard zielen nu tot twaalf miljard zal zijn toegenomen. Ook de CO2-uitstoot blijft de hele eeuw door stijgen, wat leidt in 2100 tot een stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde naar een zinderende 3,6°C boven pre-industrieel niveau. Het aantal droogteperioden en overstromingen neemt aanzienlijk toe, in de zomer smelt al het pakijs op de Noordpool en hittegolven die ooit eens in de vijftig jaar voorkwamen, doen zich bijna veertigmaal vaker voor.
Tenslotte is er nog een buitenissig scenario dat bijna aan sciencefiction doet denken. In deze wereld slaagt de mensheid er niet in om de stijgende uitstoot van broeikasgassen te keren, maar vergroot ze zelfs de winning en het energieverslindende verbruik van fossiele brandstoffen. Terwijl landen gedurende de eeuw steeds meer steenkool delven, warmt de aarde met een onvoorstelbare 4,4°C op – warmer dan het in miljoenen jaren op aarde is geweest.
Maar in dat scenario bereikt de wereld wel een sterke economische groei en vergaande sociale ontwikkeling, wat ertoe leidt dat de voordelen van het verbruik van fossiele brandstoffen wereldwijd worden aangewend voor de opbouw van samenlevingen die tegen het einde van de eeuw in de woorden van Hausfather “zeer welvarend, zeer gelijk en technologisch zeer ontwikkeld zijn.” De aarde is een helse plek geworden, maar de mensheid is wel beter toegerust om zich daaraan aan te passen dan ze in een arme, zeer ongelijke en door nationalisme geplaagde wereld zou zijn geweest.
Extreme uitkomsten
Dit merkwaardige toekomstscenario mag dan een interessant gedachtenexperiment zijn, maar een wereld waarin de mensheid in deze eeuw meer kolen zal verstoken dan de huidige steenkoolvoorraden omvatten, is zeer onwaarschijnlijk, vooral nu het steenkoolverbruik in welvarende landen onder invloed van marktkrachten en het klimaatbeleid geleidelijk aan terugloopt. (In de VS wordt inmiddels minder dan twintig procent van de elektriciteit opgewekt met behulp van steenkool, vergeleken met vijftig procent in 2007).
Het IPCC erkent dat ook in zijn laatste rapport. Toch is het buitenissige scenario erin opgenomen, deels om het te laten aansluiten op het voorlaatste rapport (het SSP5-8,5-scenario komt ongeveer overeen met het voorgaande RCP8,5-scenario) en deels omdat wetenschappers die de opwarming van de aarde bestuderen het af en toe “zinvol vinden om het klimaat een mokerslag te geven,” aldus Hausfather.
Het is ook mogelijk dat allerlei feedback-mechanismen binnen het klimaatsysteem, zoals het vrijkomen van reusachtige hoeveelheden CO2 en methaan uit ontdooiende permafrost, de opwarming tot dat inktzwarte niveau van aardopwarming zullen opstuwen, ook zonder een plotselinge wederopleving van het steenkoolverbruik. Hetzelfde zou kunnen gebeuren als het klimaat gevoeliger blijkt te zijn voor de CO2-uitstoot als gevolg van menselijke activiteiten dan wetenschappers momenteel inschatten.
“Vanuit het oogpunt van het IPCC moet je ook kijken naar de extreme mogelijkheden,” zegt Tierney. “Als je alleen maar naar plausibele scenario’s kijkt, weet je gewoon niet wat het scala aan mogelijke uitkomsten zou kunnen zijn.”
Ook het optimistische scenario, waarin de opwarming beperkt blijft tot minder dan anderhalve graad Celsius, lijkt vrij onwaarschijnlijk, gezien het trage tempo waarin momenteel klimaatmaatregelen worden genomen. Maar dat zou kunnen veranderen.
Volgens Hausfather hebben landen die tezamen verantwoordelijk zijn voor ongeveer tweederde van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, zich inmiddels verplicht tot het bereiken van klimaatneutraliteit rond het midden van de eeuw. Als deze landen die belofte zouden kunnen waarmaken en als andere landen in de wereld ze daarin zouden volgen, wat nog maar de vraag is, dan zou “een maximale opwarming van tussen de 1,5 en 2 graden Celsius zeker haalbaar zijn.”
“We kunnen nog altijd kiezen om het gunstiger scenario te volgen,” zegt Hausfather.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com