In maart 2019 berichtten wetenschappers over een somber stemmende ontdekking.
Na het vergaren van gegevens uit de hele wereld kwamen ze tot de slotsom dat dodelijke schimmelsoorten van de stam Chytridiomycota onder minstens 501 soorten amfibieën een ware slachting aanrichtten. Negentig van deze soorten zijn door toedoen van de schimmels helemaal verdwenen, dat wil zeggen uitgestorven of tot zulke geringe aantallen teruggebracht dat wetenschappers er geen sporen meer van kunnen vinden. De Chytridiomycota-schimmels werden zelfs omschreven als de “meest verwoestende ziekteverwekkers ooit” voor de biodiversiteit op aarde.
Het team van 41 wetenschappers publiceerde zijn bevindingen in het tijdschrift Science en het nieuws werd in talloze media besproken, waaronder ook in National Geographic.
Maar een andere groep wetenschappers heeft nu vraagtekens bij deze onderzoeksresultaten gezet. In een zogenaamd ‘technisch commentaar’ dat eveneens in Science is gepubliceerd, stellen zij dat de bijeengebrachte gegevens voor het bewuste onderzoek veel hiaten bevatten. Bovendien slaagden de auteurs van het commentaar er niet in om op grond van die gegevens het resultaat van het onderzoek te reproduceren.
“Toen dit wetenschappelijke artikel verscheen, vond ik het enorm spannend om te lezen,” zegt Max Lambert, gespecialiseerd in de biologie van het natuurbehoud aan de University of California in Berkeley en hoofdauteur van het technisch commentaar. “In de populatiebiologie is het uitermate moeilijk om de status van populaties bij te houden, laat staan om een afnemende trend waar te nemen en dan de exacte oorzaak daarvan te kennen. Ik was dus vrij opgetogen dat ze zulke uitgebreide gegevens van zóveel soorten hadden.”
Maar toen Lambert de datasets nader bekeek, was hij verbijsterd over het enorme aantal oningevulde cellen. Omdat hij het niet goed begreep, vroeg hij collega’s en andere experts om ook een blik op de gegevens te werpen, en binnen enkele minuten had “iedereen tientallen en nog eens tientallen ontbrekende gegevens en andere gebrekkige data gevonden,” zegt hij.
“Overal leken problemen op te duiken,” zegt Lambert.
Wetenschappelijk proces
Voor wetenschappers is het niet ongebruikelijk dat ze onderling van mening verschillen. Debat en kritiek zijn zelfs belangrijke onderdelen van het wetenschappelijke proces. In die geest heeft Sciencede oorspronkelijke auteurs dan ook in de gelegenheid gesteld om een ‘technische respons’ op het technisch commentaar te leveren, dat eveneens eind vorige week is gepubliceerd.
Technische commentaren en responsen worden gepubliceerd als degenen die de wetenschappelijke artikelen beoordelen menen dat het lopende debat waardevol is voor de wetenschappelijke gemeenschap, schreef een woordvoerder van Sciencein een verklaring per e-mail. Het gaat dus “niet om errata van het tijdschrift,” laat het blad weten.
“We waren in ons oorspronkelijke artikel heel erg duidelijk. De achteruitgang in de aantallen van veel soorten heeft talloze verschillende oorzaken,” zegt Ben Scheele, expert in de biologie van het natuurbehoud aan de Australian National University en hoofdauteur van de bewuste studie. “Dus hebben we nooit beweerd dat Chytridiomycota de enige oorzaak zijn van de achteruitgang bij deze 501 soorten. Het enige wat we hebben gezegd, is dat deze schimmels daarin een rol spelen. We hebben geloof ik 454 verwijzingen, dus er is een enorme hoeveelheid informatie beschikbaar waaruit we hebben geciteerd.”
Maar ook bij de kwaliteit van de bronnen die door Scheele en zijn medeauteurs worden aangehaald, zijn nu vraagtekens gezet. In veel gevallen bestaat het enige bewijs voor de populatie-afname van een bepaalde kikker- of salamandersoort uit de verklaring van een expert. En hoewel berichten van experts een onverbrekelijk onderdeel uitmaken van het wetenschappelijke proces van kennisvergaring, zijn ze minder rigoureus dan bijvoorbeeld een gedetailleerd onderzoek waarin een hypothese op waarheid wordt getest.
Dat de onderzoekers afhankelijk zijn geweest van verwijzingen naar observaties van experts schrijft Scheele toe aan het feit dat ze wat betreft de schade door de Chytridiomycota-schimmels nog achter de feiten aanlopen. “We kijken naar populatie-afnames uit de jaren zeventig, tachtig en de hele jaren negentig,” zegt hij.
De schimmelvariëteit die vooral bij kikkers grote schade aanricht en inmiddels is geïdentificeerd als Batrachochytrium dendrobatidis, oftewel de Bd-schimmel, is pas in 1998 wetenschappelijk beschreven. Bovendien denkt hij dat de bevindingen van zijn studie een “voorzichtige schatting” zijn. Met andere woorden, dat er volgens hem nog veel meer amfibieën zijn getroffen dan de aantallen waarnaar hij verwijst.
De onenigheid belicht een probleem in de wijze waarop wetenschappelijke onderzoeken worden gepubliceerd en waarover veel te weinig wordt gesproken, zegtJonathan Kolby, National Geographic-onderzoeker en technisch adviseur voor de Conventie inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde flora en fauna (CITES), het verdrag dat toeziet op de grensoverschrijdende handel in wilde dieren en planten. Kolby was ook een van de auteurs van Scheele’s oorspronkelijke onderzoek.
Hijzelf is getuige geweest van de achteruitgang in de aantallen van talloze verschillende soorten, maar kon deze observaties lang niet altijd onderbouwen met grondige tellingen die over meerdere jaren zijn verricht. Voor zover hij weet, zijn er momenteel geen vakbladen die geïnteresseerd zijn in dat soort “berichtgeving zonder grote hoeveelheid data,” ondanks de waarde ervan.
“Je hebt bijvoorbeeld iemand die officieel in het hart van een getroffen gebied in het regenwoud woont, op een van mijn veldposten binnen het Parque nacional Cusuco in Honduras,” schreef Kolby in een e-mail. “Hij heeft daar zijn hele leven gewoond en is nu in de tachtig. Hij heeft ons verteld dat het klimaat en de soortenrijkdom in dat woud gedurende zijn leven sterk zijn veranderd en dat veel van de wijdverspreide kikkersoorten in het gebied zijn verdwenen. Dat zijn weliswaar geen perfecte gegevens, maar dit soort belangrijke observaties wordt in de officiële literatuur over amfibieën niet als eenduidige groep opgenomen.”
Groot en erg
Overigens willen Lambert en zijn medeauteurs niet beweren dat de Chytridiomycota-schimmels, die de huid van amfibieën aantast, geen belangrijke rol spelen.
“Het is absoluut een zeer ernstig probleem,” zegt Lambert.
Maar volgens de schrijvers van het technisch commentaar is de vraag naar de precieze omvang en ernst van de schade die door deze schimmels wordt aangericht, van cruciaal belang voor het behoud van de resterende kikkers en salamanders. Simpel gezegd: als er financiële middelen en tijd worden besteed aan het bestrijden van een Chytridiomycota-infectie onder een amfibieënsoort die waarschijnlijk beter gediend zou zijn met aandacht voor bijvoorbeeld habitatverlies, dan kan die verwarring uiteindelijk leiden tot het stopzetten van de maatregelen voor het behoud van de soort.
“Het is een beetje te vergelijken met de huidige uitbraak van COVID-19,” zegt Lambert. “Als je naar de dokter gaat en die zegt dat je gewoon een griepje hebt terwijl je eigenlijk COVID-19 hebt, zit je met een probleem.”
Volgens Priya Nanjappa, een van de auteurs van het technisch commentaar, lijkt het erop dat Scheele en zijn collega’s de hakken in het zand zetten in plaats van in te gaan op de bedenkingen over de kwaliteit van de gegevens.
“Het komt erop neer dat als je de enige bent die jouw resultaten kan reproduceren, je een probleem hebt met jouw methoden, gegevens en onderbouwing,” zegt Nanjappa, directeur van de milieugroep Conservation Science Partners.
“Overal in de wereld ligt de wetenschap onder vuur, vooral hier in de VS,” zegt Nanjappa. “En als we niet eens kritisch naar ons eigen werk kunnen kijken en kunnen accepteren dat het bepaalde tekortkomingen of op z’n minst verbeterpunten bevat, dan bewijzen we de wetenschap geen goede dienst.”
“Trieste staat van onze kennis”
Joyce Longcore, een mycologe (schimmeldeskundige) die uitgebreid onderzoek naar Chytridiomycota heeft gedaan en noch bij het oorspronkelijke onderzoek noch bij een van de commentaren was betrokken, zegt dat zij met onderzoekers uit beide ‘kampen’ heeft samengewerkt en ze allemaal respecteert.
“Het gebruik van concrete, herhaalbare bewijzen is belangrijk in de wetenschap, maar misschien niet zo eenvoudig in het geval van een pandemie die haar hoogtepunt heeft bereikt in een tijd dat de oorzaak ervan nog niet was geïdentificeerd,” zegt zij.
James Gibbs, gespecialiseerd in de biologie van het natuurbehoud aan het College of Environmental Science and Forestry van de State University of New York, zegt dat hij wel vaker is gevraagd om meningsverschillen onder amfibie-experts te beoordelen. Als een debat met formele commentaren en responsen wordt uitgevochten, “hebben beide kanten hun waardevolle argumenten,” zegt hij.
Zo noemt Gibbs de oorspronkelijke studie “goed geanalyseerd en in het juiste kader uitgevoerd,” maar zijn de hiaten in sommige gegevens overduidelijk. Het werkelijke probleem? Er zijn talloze beproefde manieren waarop Scheele en zijn medeauteurs die onzekerheid hadden kunnen erkennen en ze zelfs in hun schattingen hadden kunnen verwerken. Waarom ze dat niet hebben gedaan en waaromSciencedat niet van hen heeft verlangd, is hem niet duidelijk.
“Deze uitwisseling getuigt van twee groepen wetenschappers die proberen een antwoord te vinden op de trieste staat van onze kennis over biodiversiteit,” zegt Gibbs. “We hebben allemaal de behoefte om te begrijpen waarom amfibieën zo sterk in aantallen achteruitgaan, maar er zijn reële grenzen aan onze kennis en aan wat wij erover kunnen zeggen.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com