Het is 17 januari 2018 als een verzorger van de Parque Reptilandia-dierentuin in Costa Rica een legsel eieren ontdekt in een krokodillenverblijf. De veertien eieren blijken afkomstig van een achttienjarige spitssnuitkrokodil (Crocodylus acutus), die al sinds haar tweede levensjaar in de dierentuin huist. Niets bijzonders, zou je denken. Echter leefde deze spitssnuitkrokodil al zeker zestien jaar in afzondering. Van een krokodillenvader was dus geen sprake.

Babykrokodil zonder vader

Dat werd nogmaals bevestigd toen een van de veertien eieren een volledig gevormde foetus bleek te bevatten: een stilgeboren dochter die voor 99,9 procent genetisch identiek aan haar moeder bleek te zijn. De afwezigheid van vaderlijke allelen bewees dat de spitssnuitkrokodil inderdaad geen paringspartner moest hebben gehad.

In een artikel dat op 7 juni 2023 werd gepubliceerd in het wetenschappelijke journal Biology Letters stelt een team van onderzoekers dat de babykrokodil een zogenoemd parthenogeneen betreft – een product van maagdelijke voortplanting. Bijzonder nieuws, want vanwege de plaats die krokodillen innemen op de evolutionaire tijdlijn betekent dit mogelijk dat ook sommige dinosauriërs in staat waren zich op een dergelijke manier voort te planten.

Hoe werkt maagdelijke voortplanting?

Dat zit zo. Als een vrouwtje een rijpe eicel produceert, bevat deze precies de helft van de hoeveelheid genen die nodig is om een individu voort te brengen. Bij geslachtelijke voortplanting levert de zaadcel van het mannetje de andere helft, maar bij parthenogenese gaat dat anders.

Als bijproduct van de eicel produceert het ovarium ook drie kleinere poollichaampjes: een soort afvalbakjes voor genetisch materiaal. Normaal gesproken sterven die poollichaampjes vanzelf weer af, maar bij gewervelde dieren die tot parthenogenese in staat zijn, kan zo’n poollichaampje met een eicel versmelten. Er ontstaat dan een eicel die alle benodigdheden bevat om een foetus te maken. Omdat deze nakomelingen vrijwel identiek zijn aan de moeder, zullen dat altijd vrouwtjes zijn – zo ook bij de spitssnuitkrokodil uit Costa Rica.

Parthenogenese bij dinosauriërs

Parthenogenese werd eerder waargenomen bij onder meer vogels, maar het is nu voor het eerst dat het ook bij een krokodil is vastgesteld. En omdat krokodillen en vogels allebei tot de nog levende vertegenwoordigers van de Archosauria behoren, roept dat intrigerende vragen op over de uitgestorven Archosauria die ooit onze aarde bewandelden: de dinosauriërs.

De onderzoekers achten het daarom waarschijnlijk dat ook dino- en pterosauriërs – enorme vliegende reptielen als de Quetzalcoatlus, die een spanwijdte van elf meter had – tot maagdelijke voortplanting in staat waren. Parthenogenese is zeldzaam en treedt vermoedelijk op wanneer een soort onder zeer ongunstige omstandigheden moet zien te overleven, zoals een extreem klimaat of een gebrek aan mogelijke paringspartners.