Een imposante pistenbully rijdt langzaam achteruit

Omgeven door bergtoppen zo hoog dat ze door de wolken heen steken, rolt de machine een groot wit doek uit over een dertien meter hoge sneeuwhoop. Boven op de witte heuvel stikken zes mensen de lappen stof met een industriële naaimachine aan elkaar. Het is juni in het Oostenrijkse Kitzsteinhorn, een van de hoogstgelegen en koudste skigebieden in de Alpen. Terwijl het smeltwater van de berghellingen gutst en in rotskloven verdwijnt, is een onderhoudsploeg hier al bezig met het wintersportseizoen. Zelfs op een hoogte van drieduizend meter is natuurlijke sneeuwval niet meer vanzelfsprekend. En dus neemt het team van technisch manager Günther Brennsteiner geen enkel risico. De afgelopen vier weken hebben ze de laatste sneeuw van het seizoen met zwaar materieel bijeengebracht in acht huizenhoge bulten. Het kost ze nog eens een maand om de sneeuwhopen, waarvan sommige groter zijn dan een voetbalveld, met doeken te beschermen tegen de zomerzon. Is het bij aanvang van het nieuwe seizoen te warm voor verse sneeuw, of zelfs voor het maken van kunstsneeuw, dan worden kiepwagens en pistenbully’s ingezet om oude sneeuw over de pistes uit te rijden. ‘Het opwarmende klimaat heeft alles veranderd,’ zegt Brennsteiner. Hij werkt hier al sinds begin jaren negentig, een tijd waarin het alpineskiën, achteraf bezien, zijn hoogtijdagen beleefde.

In de Alpen is de winter niet meer wat hij geweest is. Sinds de negentiende eeuw steeg de gemiddelde temperatuur hier met twee graden – ongeveer twee keer zo veel als het mondiale gemiddelde. De eerste sneeuw valt later en het sneeuwdek smelt eerder weer weg. Wetenschappers analyseerden data van ruim tweeduizend weerstations en stelden vast dat het sneeuwdek in de Alpen ruwweg een maand korter blijft liggen. Voor het merendeel van de veertien miljoen mensen die in de Alpen wonen, heeft dit verstrekkende gevolgen. De sneeuw trekt jaarlijks 120 miljoen toeristen – veel meer dan Nederland en België samen. Behalve technisch manager in Kitzsteinhorn is Brennsteiner burgemeester van het nabijgelegen Niedernsill, een dorp met ongeveer 2800 inwoners. Bijna alle bewoners zijn afhankelijk van de winter. Geen sneeuw betekent waarschijnlijk een enorme bevolkingskrimp. ‘De kleuterklassen zouden dan leeg zijn,’ zegt Brennsteiner. ‘Sneeuw is het fundament van ons bestaan.’ De Alpenbewoners gaan ver om het onheil af te wenden. Wintersportgebieden hebben zo’n honderdduizend sneeuwkanonnen in stelling gebracht. Daarmee kan een gebied bijna zo groot als de provincie Utrecht binnen enkele uren worden besneeuwd. Wanhopige bewoners proberen op hun beurt enkele van de circa vierduizend gletsjers in de Alpen af te dekken, in de hoop het smeltproces te vertragen. Weer een andere oplossing komt van Zwitserse wetenschappers: zij doen een poging een gletsjer te redden door deze met kunstsneeuw te bedekken.

De Zwitserse glacioloog en amateurviolist Felix Keller bedacht een manier om de krimp van de Morteratsch te stoppen Mensen verklaren me voor gek zegt hij en misschien hebben ze wel gelijk
De Zwitserse glacioloog (en amateurviolist) Felix Keller bedacht een manier om de krimp van de Morteratsch te stoppen. ‘Mensen verklaren me voor gek,’ zegt hij, ‘en misschien hebben ze wel gelijk.
Ciril Jazbec

Keller wil smeltwater recyclen Hier test zijn team een prototype van een sproeikabel die boven de gletsjer komt te hangen Elk jaar kan het apparaat een sneeuwlaag van negen meter produceren
Keller wil smeltwater ‘recyclen’. Hier test zijn team een prototype van een sproeikabel die boven de gletsjer komt te hangen. Elk jaar kan het apparaat een sneeuwlaag van negen meter produceren.
Ciril Jazbec

Sommige projecten zijn innovatief en intrigerend, andere zijn controversieel vanwege bijkomende milieuschade of het kostenplaatje. Maar alle inspanningen worden gedreven door dezelfde vraag: waar moeten we van leven wanneer de winter verdwijnt?

Net als Brennsteiner en fotograaf Ciril Jazbec had ook ik het geluk om in de Alpen op te groeien in een tijd waarin overvloedige sneeuwval een gegeven was. Ik weet nog hoe heerlijk ik het als kleuter vond om door de sneeuw te banjeren. Ik herinner me hoe mijn vader keer op keer met blossen op de wangen de sneeuw van ons tuinpad schepte. Mijn ouders zetten mij al heel jong, nog voor mijn derde verjaardag, op de ski’s. Die bloeiperiode voor de wintersport is slechts van korte duur gebleken. Alpenbewoners doen pas sinds de tweede helft van de twintigste eeuw hun voordeel met koude winters en besneeuwde bergen. Voor die tijd waren de winterse omstandigheden juist een zware last, en in folklore het werk van kwade geesten. Mijn generatie is een van de laatste die ouderen hoorde vertellen hoe zwaar het bestaan was. De meesten verdienden hun brood nog in de landbouw. Elk jaar waren de kleine akkers maandenlang bedekt onder een dikke laag sneeuw. Lawines raasden langs heuvels omlaag en bedolven dorpen. Walter, een van de negen broers en zussen van mijn oma, kwam om bij een lawine. Hij was toen 24 jaar. In tijden van voedselschaarste – en die was er eigenlijk altijd wel – werden kinderen uit de armste uithoeken van de Alpen naar het dal gestuurd. Daar boden ze zich op markten aan om seizoensarbeid op het land te verrichten, doorgaans van maart tot oktober. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond er door de aantrekkende economie in heel Europa een welvarende middenklasse, maar hoog in de Alpen merkte men daar aanvankelijk weinig van. De steile berghellingen beletten boeren om uit te breiden en de moderne landbouwmachines die elders vooruitgang brachten, waren er onbruikbaar, vertelt Johann Wolf. Hij werd in 1929 geboren in het afgelegen dorp Ischgl, in de koudste winter die Oostenrijk ooit had gekend. ‘De landbouw werd in de bergen steeds minder rendabel,’ vertelt Wolf. Een paar van zijn broers en zussen trokken weg uit de vallei, maar hij bleef. We moeten inzetten op wintertoerisme, zo redeneerden Wolf en zijn dorpsgenoten. Ze verkochten hun vee en verpachtten land om te kunnen investeren in een skigondel. Ischgl nam een groot risico, maar de gok pakte goed uit. In 1963 bracht de gondel de eerste toeristen naar boven – en de inwoners uit de armoede. Overal in de Alpen werden vergelijkbare stappen gezet. Op de plek waar vierhonderd jaar lang de boerderij stond waar Wolf werd geboren, is inmiddels een viersterrenhotel verrezen. Eromheen staan dure chalets met bubbelbaden en goede restaurants. Er ontstond een bruisend nachtleven in Ischgl, en sterren als Rihanna, P!nk en Lenny Kravitz gaven er concerten. Veel inwoners zien zichzelf nog steeds als nuchtere boer en zijn verknocht aan hun dal. Wolfs zoon Hannes en kleinzoon Christoph (26) stellen me voor aan hun koeien – Hermann, Kathi, Gitta en Lilly –, die op een van de duurste percelen van de Alpen geurige hooi staan te malen. De familie peinst er niet over om de dieren weg te doen. ‘Ze zijn erfgoed en horen erbij,’ zegt Wolf.

Vroeger liepen toeristen hier op het uiteinde van de Zwitserse Triftgletsjer maar tegenwoordig is de oversteek alleen nog mogelijk via een hangbrug Het gletsjermeer daaronder was er aan het begin van deze eeuw nog niet de brug dateert van 2004 Er zijn plannen voor de aanleg van een stuwdam
Vroeger liepen toeristen hier op het uiteinde van de Zwitserse Triftgletsjer, maar tegenwoordig is de oversteek alleen nog mogelijk via een hangbrug. Het gletsjermeer daaronder was er aan het begin van deze eeuw nog niet; de brug dateert van 2004. Er zijn plannen voor de aanleg van een stuwdam.
Ciril Jazbec

Maar met een boerenbedrijf valt in de Alpen geen bestaan meer op te bouwen. ‘Zonder de winter zouden deze valleien er verlaten bij liggen,’ zegt Hannes Wolf. In 2020 kreeg Ischgl daar een afschrikwekkend voorproefje van: het dorp werd aan het begin van de pandemie getroffen door een grote coviduitbraak. Toeristen ontvluchtten het plaatsje en verspreidden het virus door heel Europa. De pandemie legde het skitoerisme in de hele Alpen plat en miljoenen hotelbedden bleven leeg. Toch vormt klimaatverandering een veel grotere bedreiging dan het coronavirus.

Een of twee graden warmer klinkt misschien niet erg verontrustend, maar kan het verschil maken tussen sneeuw of regen. En wordt het nog iets warmer, dan kan het zijn dat de sneeuw helemaal achterwege blijft. De Alpen hebben een groot probleem, zegt wetenschapper Yves Lejeune, hoofd van het Centre National de Recherches Météorologiques op de Col de Porte, gelegen op 1325 meter hoogte in de Franse Alpen.

Als het een of twee graden warmer wordt, kan het zijn dat het in de Alpen helemaal niet meer zal sneeuwen. Op weg naar zijn werk komt Lejeune langs Le Sappey-en-Chartreuse, een dorpje met een kerk in het centrum en skipistes op de omringende berghellingen. Als vijfjarig jongetje leerde hij er skiën. Maar het dorp is vrij laaggelegen, op ongeveer duizend meter hoogte. ‘Hier is het afgelopen,’ zegt Lejeune stellig. ‘Een of twee goede jaren zitten er misschien nog in, meer niet.’ Hij laat me een grafiek zien waarin de sneeuwhoogte in de Col de Porte van de afgelopen dertig jaar wordt vergeleken met die in de dertig jaar daarvoor. De lijn duikt omlaag en toont dat het sneeuwdek gemiddeld met 37,7 centimeter slonk. ‘Dat is veel,’ zegt Lejeune. ‘Heel veel.’ De smelt kruipt steeds hoger tegen de bergen op. ‘Als iemand me vroeger had verteld dat we op een dag sneeuwkanonnen moesten inzetten, had ik diegene voor gek verklaard,’ zegt Peter Leo, sneeuwopzichter in Kitzsteinhorn. ‘Zonder die machines was ik nu werkloos geweest.’ Dat geldt ook voor het merendeel van de 1100 skiliftmedewerkers in de Alpen. Op de pistes ligt nu overwegend kunstsneeuw. Alleen al in Kitzsteinhorn zijn op strategische punten 104 graskleurige sneeuwkanonnen geplaatst, apparaten die net zo veel wegen en kosten als een kleine auto. Wanneer Leo er eentje aanzet, is hij nauwelijks meer te verstaan. Het apparaat is voorzien van een ring met sproeiers rond een enorme ventilator die krachtig genoeg is ‘om je naar binnen te zuigen’. Die ventilator stuwt waterdruppels de lucht in die bij het neerdalen met fijne waterdruppeltjes uit de binnenste ring van sproeiers samenklonteren tot sneeuwkristallen.

Het uiteinde van de Rhnegletsjer in Zwitserland is bedekt met een kunststof doek Een in het ijs uitgehouwen grot trekt hier al sinds 1870 toeristen aan Het vijftig hectare grote doek blijft het hele jaar liggen en voorkomt dat de grot verder smelt
Het uiteinde van de Rhônegletsjer in Zwitserland is bedekt met een kunststof doek. Een in het ijs uitgehouwen grot trekt hier al sinds 1870 toeristen aan. Het vijftig hectare grote doek blijft het hele jaar liggen en voorkomt dat de grot verder smelt.
CERIL JAZBEC

Op een gletsjer als de Kitzsteinhorn valt nauwelijks te bevatten hoe kleine sneeuwvlokjes samen zo’n immense ijsmassa kunnen vormen. Het duurt eeuwen voordat een gletsjer van dit formaat ontstaat. Elke verse laag sneeuw drukt de onderliggende lagen verder in, totdat de sneeuw door zijn eigen gewicht verandert in ijs en langzaam van de berg begint te glijden.

Elke winter valt er een pak sneeuw op de gletsjer, dat in de zomer gedeeltelijk wegsmelt, vooral in de lagergelegen gebieden. Zolang de aangroei van ijs in de winter groter is dan het afsmelten ervan in de zomer, kruipt de gletsjer langzaam het dal in. Wint de zomer het echter van de winter, dan trekt de gletsjer zich terug in de bergen. Sinds eind negentiende eeuw hebben de Alpengletsjers zich vrijwel continu teruggetrokken.

De Zwitserse glacioloog Felix Keller besloot zich over dat vraagstuk te buigen. Hij groeide op in een dorp vlak bij Sankt Moritz, de bakermat van het wintertoerisme in de Alpen. Toen ik Keller daar vorig jaar ontmoette, nam hij me mee naar het nabijgelegen Hotel Morteratsch. Eenmaal aangekomen toont hij me een zwart-witfoto van Wilhelm van Pruisen, de laatste Duitse kroonprins. Op de foto, die was gemaakt in 1919, stond de prins met zijn entourage stralend op de Morteratschgletsjer. De ijsmassa lag destijds pal naast het hotel en vulde de hele vallei.

Keller en ik zochten diezelfde plek op. In de eeuw na Wilhelms bezoek hebben lariksen en naaldbomen de overhand gekregen, en inmiddels plukken inwoners hier in het najaar paddenstoelen en cranberry’s. De Morteratschgletsjer heeft zich ruim anderhalve kilometer teruggetrokken. Sinds 1850 verloren de gletsjers in de Alpen ruwweg twee derde van hun volume, en de krimp verloopt steeds sneller. ‘Als we niet ingrijpen, gaan ze allemaal verloren,’ zegt Matthias Huss, glacioloog bij ETH Zürich. En met ‘ingrijpen’ doelt Huss op het drastisch terugdringen van de uitstoot die leidt tot opwarming van de aarde. Keller kwam nog met een aanvullend plan. Hij kreeg de ingeving op een zonnige zomerdag in 2015, tijdens het vissen in een meer dat wordt gevoed door smeltwater van de Morteratsch. Wat, vroeg hij zich af, als we een deel van dat smeltwater hoog in de bergen zouden opvangen en er weer ijs van zouden maken?

Een vriend en collega-glacioloog van Keller, Hans Oerlemans, bestudeert de Morteratsch sinds 1994 en kwam met een cruciale aanvulling: van het smeltwater moest verse sneeuw worden gemaakt. Deze zou 99 procent van het zonlicht weerkaatsen en het ijs in de zomer beschermen. Zelfs al zouden ze slechts tien procent van de gletsjer bedekken – het deel dat het snelst smelt –, kon er mogelijk al na tien jaar nieuw ijs aangroeien, berekende Oerlemans. Keller en hij verwonderden zich over de eenvoud van het plan. Om de Morteratsch te behouden, zo schatten Keller en Oerlemans, moet elk jaar zo’n tachtig hectare van het gletsjeroppervlak worden opgespoten met een negen meter dikke laag sneeuw.

Het produceren van zo veel sneeuw, in totaal meer dan 2,5 miljoen ton per jaar, zou echter veel te veel stroom kosten. Voor MortAlive, zoals Oerlemans en hij hun project doopten, schakelde Keller de hulp in van Zwitserse universiteiten, een grote gondelfabrikant en Bächler Top Track AG, een bedrijf dat kunstsneeuw maakt. Gezamenlijk werkten ze het plan uit. Er moeten zeven sproeikabels van ongeveer een kilometer lang worden gespannen boven de Morteratschgletsjer. Water uit een hogergelegen smeltwaterbekken stroomt door de kabels omlaag en daalt via sproeikoppen als sneeuw neer op de Morteratsch. En dit alles zonder dat er elektriciteit voor nodig is.

Op een parkeerplaats in de buurt van de gletsjer ben ik getuige van de eerste test van het prototype. Tussen twee palen is een kabel met zes sproeikoppen opgehangen. Het systeem blijkt te werken, al moet op een bepaald moment een van de sproeiers worden vervangen omdat hij is dichtgevroren. Wanneer de eerste sneeuwvlokken op Kellers hoofd neerdwarrelen, zie ik tranen in zijn ogen. Alleen al het ontwikkelen en testen van het prototype kostte 3,5 miljoen euro – kosten die zijn betaald door de Zwitserse overheid, een bank en drie stichtingen. De complete uitrol van het systeem zou ongeveer 150 miljoen euro kosten, zegt Keller. Om de aanleg mogelijk te maken, moet er een vergunning worden verleend voor een tunnel door beschermd natuurgebied. Het kan zomaar tien jaar duren voordat de eerste sneeuw op de Morteratsch wordt gespoten. En tegen die tijd heeft de gletsjer zich alweer een paar honderd meter verder teruggetrokken. Huss is kritisch en vermoedt dat het plan nooit van de grond zal komen. Volgens hem wegen de baten niet op tegen de enorme kosten. Zelfs bij een gematigd optimistisch klimaatscenario, zegt hij, laten zijn simulaties zien dat de Morteratsch nog voor het einde van deze eeuw vrijwel geheel zal zijn verdwenen, met of zonder MortAlive. Keller benadrukt dat in zulke modellen ook een foutmarge schuilt, maar beseft dat de tijd dringt voor de Morteratsch.

‘Ik hoop mijn kinderen en kleinkinderen op mijn sterfbed te kunnen vertellen dat ik heb geprobeerd iets aan het probleem te doen, in plaats van er alleen over te praten,’ zegt hij.

Elke winter trekken miljoenen wintersporters naar de Alpen om van besneeuwde berghellingen af te skin Slechts een klein deel maakt het zichzelf moeilijker deze ijsklimmer bedwingt een bevroren waterval in een rotskloof bij het Zwitserse Pontresina
Elke winter trekken miljoenen wintersporters naar de Alpen om van besneeuwde berghellingen af te skiën. Slechts een klein deel maakt het zichzelf moeilijker; deze ijsklimmer bedwingt een bevroren waterval, in een rotskloof bij het Zwitserse Pontresina.
CERIL JAZBEC

Kitzsteinhorn stijgt het aantal toeristen uit snikhete landen als Saoedi-Arabië. De Alpen hebben echter altijd zomertoerisme gekend, en nieuwe attracties leveren onvoldoende op om het wegvallende wintertoerisme te compenseren. Het Franse dorp Abondance, op negenhonderd meter hoogte, zit midden in deze overgangsfase. Toen de skiliften hier in 2007 sloten, werd dit in de pers breed uitgemeten: het eerste skidorp was ten prooi gevallen aan klimaatverandering. De 1400 inwoners weigerden zich daar echter bij neer te leggen. In 2008 kozen ze een nieuwe burgemeester, Paul Girard-Despraulex, die zijn enige verkiezingsbelofte inloste: de liften weer openen. Maar toen een investeerder Girard-­Despraulex benaderde met een plan om uit te breiden – Abondance kon door een fusie met het naburige dorp uitgroeien tot een groot skioord –, ging de burgemeester hier niet op in. Het plan behelsde het opblazen van een berghelling en het kappen van een oud dennenbos. ‘Dat ging ons veel te ver,’ zegt Girard-Despraulex.

Ook elders in de Alpen kwam er verzet tegen uitbreiding van het wintertoerisme. In Oostenrijk ondertekenden 160.000 mensen een petitie tegen plannen om de skigebieden in het Ötztal en het Pitztal te verbinden, ook hier door een deel van een berg op te blazen. In de Franse plaats Morzine, niet ver van Abondance, ging de bouw van een nieuwe gondel niet door na protesten van bewoners. Onderzoek had uitgewezen dat het project wegens afnemende sneeuwzekerheid mogelijk niet rendabel zou zijn. In zijn eigen gemeente zet Girard-Despraulex in op diversificatie van het toerisme. Abondance is nog altijd een schitterend skigebied, maar daarnaast kunnen bezoekers er sledetochten maken en schaatsen op een natuurlijk meer. In de zomer behoren mountainbiken en wandeltochten tot de mogelijkheden. Abondance kreeg een museum gewijd aan de gelijknamige lokale kaas, een eerbetoon aan de vele melkveehouderijen in de omgeving. ‘We blijven zoeken naar nieuwe perspectieven, staan open voor ideeën en zijn niet bang om te experimenteren,’ zegt hij

Geograaf Damien Filip peddelt over de Totensee een meertje in Zwitserland Door verminderde sneeuwval in de Alpen zal het waterpeil in grote rivieren als de Rhne en de Rijn de komende decennia s zomers mogelijk zakken
Geograaf Damien Filip peddelt over de Totensee, een meertje in Zwitserland. Door verminderde sneeuwval in de Alpen zal het waterpeil in grote rivieren als de Rhône en de Rijn de komende decennia ’s zomers mogelijk zakken.
CERIL JAZBEC

Zelfs een wonder kan de winter in de Alpen niet redden. Kunstsneeuw maken, opslaan en verspreiden over de gletsjers kunnen het smeltproces hooguit vertragen, niet stoppen. De Alpen hebben altijd al een grote aantrekkingskracht gehad op de mens, al voordat de bewoners hun brood gingen verdienen met wintertoerisme. Het bergmassief zal altijd oogstrelend mooi blijven, maar het verdwijnen van sneeuw en ijs staat voor een enorm emotioneel, cultureel en economisch verlies. De Alpenbewoners ontlenen een deel van hun identiteit aan de koude winters. Toen de Pizolgletsjer in Zwitserland zo dun was geworden dat hij niet langer door de gletsjerdienst werd gemonitord, organiseerden treurende omwonenden een begrafenis voor hun gletsjer. Toen ik klein was, maakte vrijwel iedereen dankbaar gebruik van de vele skipistes, ongeacht sociale status of inkomen. Mijn jeugdvriend Dominik en zijn partner Julia werden, net als ik, al heel jong door hun ouders op de ski’s gezet.

Koude winters met veel sneeuw zijn bepalend voor de levenswijze folklore en tradities van mensen die in de Alpen wonen GianNicola Bass beheert een deel van die erfenis in het Cultuurarchief Oberengadin in Zwitserland Hij gelooft dat baden in het dichtgevroren Silsmeer zijn immuunsysteem een oppepper geeft
Koude winters met veel sneeuw zijn bepalend voor de levenswijze, folklore en tradities van mensen die in de Alpen wonen. Gian-Nicola Bass beheert een deel van die erfenis in het Cultuurarchief Oberengadin in Zwitserland. Hij gelooft dat baden in het dichtgevroren Silsmeer zijn immuunsysteem een oppepper geeft.
CERIL JAZBEC

Nu, bijna dertig jaar later, is hun zoon Johann (4) gefascineerd door sneeuw. Maar hij kent het fenomeen vooral van liedjes en kinderboeken. Vorig jaar februari reden we op een zonnige dag de Unterberg op, niet ver van Wenen. Hier, aan de oostrand van de Alpen, gingen we op zoek naar het echte werk. Vlak onder de 1342 meter hoge top vonden we een restje winter. ‘Het glinstert!’ riep Johann, rollend door de sneeuw. Hij wilde een sneeuwpop maken, maar het dunne laagje sneeuw was ontoereikend. Als kind leerde zijn moeder Julia (33) hier skiën. ‘We vroegen ons nooit af of er wel genoeg sneeuw zou vallen om de pistes te kunnen openen,’ zei ze, terwijl we langs de stilstaande ankerliften liepen. Toen deze in 2014 permanent zijn deuren dreigden te sluiten, zamelden omwonenden ruim zeventigduizend euro in om ze open te houden. Op deze hoogte is het niet koud genoeg om te investeren in sneeuwkanonnen. Daarom vertrouwt Unterberg tegen beter weten in volledig op natuurlijke sneeuw en profileert het zich zelfs als een skigebied ‘waar de sneeuw nog uit de hemel valt’. Vorige winter telde het skiseizoen tien dagen. De winter daarvoor nul.

De Oostenrijkse Denise Hruby schrijft over milieuproblematiek in Europa. De uit Slovenië afkomstige Ciril Jazbec werkte eerder voor het Magazine aan een reportage over Indiase ijsstoepa’s, kunstmatige minigletsjers (07-2020).

Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in het magazine van National Geographic.