Het is erg vroeg in de ochtend. De cabine zweeft tegen de bergwand op, de naaldbomen vol sneeuw vliegen voorbij. De zon piept nog niet boven de bergen uit, maar een aantal zonnestralen glijden als strepen licht langs de bergflanken.
De 2962 meter hoge Zugspitze ligt op de grens van Oostenrijk en Duitsland en kent een machtig uitzicht. ‘Het hoogste punt van Duitsland is slechts een van de vele bergen in Oostenrijk,’ glimlacht de liftbediener, trots als hij is op zijn werkterrein.
Langzaam wordt meer en meer van het landschap zichtbaar. Een groepje gemzen ligt op een rots uit te rusten. Ik zie tientallen pieken voor me, net als alpenweiden, bossen en dorpjes. Ook kan ik nu Duitsland inkijken. En ver ook.
Deze berg is een buitenbeentje. Veel bergen in de Alpen lopen in elkaar over, maar de Zugspitze staat eigenlijk los van de rest. Daardoor heb je overal een ongekend panorama. Zeker op de top, waar naast een museum ook diverse uitkijkplatformen te vinden zijn. Eentje in Oostenrijk en eentje in Duitsland.
Het museum op de top laat zien hoe de mens al eeuwenlang geïntrigeerd is door de berg. Ik ontdek het leven van de eerste bergbeklimmers, een provisorisch weerstation, maar vooral ook de honger van de toeristen.
Ook zijn er vergrootte ijskristallen te zien: machtige creaties van moeder natuur. Zo mooi, en toch zo fragiel. Alles is hier immens, behalve zo’n ijskristal. Wonderlijk dat sneeuw een grote verzameling ijskristallen is.
En in die verzameling ijskristallen ga ik mezelf vermaken. Sneeuwschoenwandelen is mijn favoriete manier om in de winter op pad te gaan. Banjeren in de sneeuw, steile bergen op en weer af. Zweten in de kou, heerlijk.
Plotseling sta ik oog in oog met een groep gemzen. Die zijn de bergen afgekomen, op zoek naar voedsel. Ze kijken me aan, terwijl hun kaken gewoon doorgaan met kauwen. Ze lijken niet onder de indruk en verdwijnen lichtvoetig. Dat ziet er heel anders uit dan mijn geploeg door de sneeuw.
Als de pistes eenmaal gesloten zijn, rijd ik mee met een pistenbully. De bestuurder jaagt het beest de berg op, om de sneeuw weer glad te strijken. ‘Veel mensen weten niet wat er komt kijken bij het onderhouden van pistes,’ zegt hij.
We pakken berg na berg. ‘Heb geen angst. Er kan niets gebeuren.’ Al komen we geregeld bij de afgrond, en zelfs een stukje erover. De zon gaat onder. Het is machtig in de bully, maar ik zou eigenlijk ook nog wel even willen skiën.
Al las ik ook iets over een fakkelwandeling: naar een restaurant langs de piste. Het warme licht valt over de knisperende sneeuw. Met het maanlicht erbij kan ik net genoeg zien van de bergtoppen en de bossen. Veel mooier dan dit wordt het niet...
Meer over een wintervakantie in de Tiroler Zugspitz Arena? Lees hier verder >