Een halfjaar geleden werden de ramen van een kantoor op de elfde verdieping van een academisch ziekenhuis in de Belgische stad La Louvière met stevig papier afgeplakt. Nadat het zomerse daglicht op deze manier was buitengesloten, werd een zwart decorkleed in de ruimte opgehangen en een camera voor het kleed geplaatst. Even later vulde de ruimte zich met treurige cello- en pianoklanken die vanuit een laptop klonken. In de loop van vijf dagen kwam de ene na de andere medewerker van het Centre Hospitalier Universitaire Tivoli – van amanuenses tot ambulancemedewerkers – de geïmproviseerde fotostudio binnen, trokken hun mondkapje naar beneden en lieten zestien maanden van afmattend werk gedurende de pandemie op hun gezicht vastleggen.
Veel van de zorgmedewerkers moesten huilen, soms nog voordat de camera in stelling was gebracht. Andere lieten zich op de grond zakken. Soms kwam fotograaf Cédric Gerbehaye vanachter zijn camera vandaan om ze te omarmen en te troosten.
De angst, rouw en woede die tijdens deze zittingen naar boven kwamen, hadden de betrokkenen maandenlang verborgen gehouden voor vrienden en familie, en zelfs voor zichzelf. ‘Tijdens deze zittingen konden ze eindelijk stoom afblazen,’ zegt Gerbehaye. ‘Ze konden ze zichzelf gewoon laten zien, zonder dat ze voor iemand hoefden te zorgen, zonder collega’s om bij te staan en zonder familieleden om gerust te stellen – ze hoefden alleen maar zichzelf te zijn.’
Lees ook: Hoe fotografen een wereld vastleggen waarin infectieziekten op de loer liggen
Gerbehaye kwam in april 2020 vanuit zijn geboortestad Brussel naar La Louvière. Zoals veel steden in België kampte ook deze Waalse stad van staalfabrieken en steenkolenmijnen met een stijgend aantal COVID-19-gevallen. Gerbehaye kreeg van de burgemeester volledige toegang tot de eerstelijnszorg in de stad en begon met zijn camera een historisch archief van de pandemie door de ogen van zorgmedewerkers vast te leggen.
In juli 2021 had la Louvière zijn inmiddels derde golf van COVID-19-besmettingen achter de rug. Gedurende alle drie golven had Gerbehaye het reilen en zeilen in het Tivoli-ziekenhuis vijftien maanden lang gevolgd en op camera vastgelegd. Maar ditmaal was de vermoeidheid anders: de zorgmedewerkers waren uitgeput, ziek en ontmoedigd. Sommige hadden nog last van hun ervaringen tijdens eerdere golven en veel van het personeel zat ziek thuis. ‘Je kon voelen dat het toen brak,’ zegt Gerbehaye.
Lees ook: De hartverscheurende sms’jes van COVID-19-slachtoffers
In juli 2021 had la Louvière zijn inmiddels derde golf van COVID-19-besmettingen achter de rug. Gedurende alle drie golven had Gerbehaye het reilen en zeilen in het Tivoli-ziekenhuis vijftien maanden lang gevolgd en op camera vastgelegd. Maar ditmaal was de vermoeidheid anders: de zorgmedewerkers waren uitgeput, ziek en ontmoedigd. Sommige hadden nog last van hun ervaringen tijdens eerdere golven en veel van het personeel zat ziek thuis. ‘Je kon voelen dat het toen brak,’ zegt Gerbehaye.
Voor de behandeling van één patiënt op de intensive care zijn twaalf verschillende zorgmedewerkers nodig, die 24 uur per dag de apparatuur in de gaten houden en de patiënt verzorgen. Toen de stad door de derde golf werd getroffen, moesten deze werkzaamheden als gevolg van het hoge ziekteverzuim soms over acht medewerkers worden verdeeld.
Vorige zomer was inmiddels de helft van de Belgische bevolking volledig ingeënt, maar er waren tegen die tijd ook steeds meer geruchten en samenzweringstheorieën opgedoken. Een jaar daarvoor hadden de mensen in België nog voor hun artsen en verplegers geklapt, elke avond om acht uur. Nu voelden zorgmedewerkers zich door de samenleving genegeerd, toen ze zagen dat mensen geen mondkapje droegen of zich niet wilden laten inenten en dat politici hun inspanningen niet erkenden. ‘Tegen het einde van de derde golf merkte ik dat veel van de zorgmedewerkers de moed hadden verloren,’ zegt Gerbehaye. ‘Ze geloofden nog altijd in hun werk, maar niet meer in de erkenning die ze daarvoor kregen.’
Lees ook: Foto’s van een wereld die door COVID-19 tot stilstand is gekomen
In het Frans luidt het gezegde: ‘La goutte d’eau qui fait déborder le vase’ – die druppel die de emmer (in het Frans: de vaas) doet overlopen. Zorgmedewerkers van het Tivoli-ziekenhuis hadden drie golven van COVID-19-besmettingen doorstaan en al die tijd amper een moment rust gehad. Nu waren ze de uitputting nabij.
In de portretsessies die vorige zomer gedurende een week werden gehouden, vertelde een medewerker op de spoedeisende hulp en de intensive care aan Gerbehaye dat hij erover dacht om na twee decennia in de zorg ontslag te nemen en treinconducteur te worden. ‘Wat de pandemie vooral heeft bewerkstelligd, is laten zien waar onze grenzen liggen.’ zegt Gerbehaye.
‘Hoe kun je na een derde golf nog verder, als je lichaam je zegt dat je daarvoor de energie niet meer hebt? Je bent ziek, je bent moe en je lijdt aan posttraumatische stress. Dat alles kwam op een of andere manier naar buiten toen ik deze mensen fotografeerde.’
De tijdelijke portretstudio had voor de zorgmedewerkers en ook voor Gerbehaye zelf een louterende werking. Ook hij voelde hoe spanningen gedurende die week van hem afvielen. Tegelijkertijd bereidde hij zich voor om afscheid te nemen van een plek waar hij enkele van de meest emotionele ervaringen in zijn loopbaan had doorgemaakt. Hij zal de gemaakte portetten samen met eerder werk bundelen in een boek met de titel Zoonose, dat hij samen met de Franse schrijfster Caroline Lamarche heeft samengesteld, en in een tentoonstelling in La Louvière. ‘Ik ben niet meer dezelfde,’ zegt Gerbehaye. ‘Dit project heeft me veranderd.’
Cédric Gerbehaye is een Belgische reportagefotograaf en een van de oprichters van fotobureau MAPS. Tot zijn gepubliceerde werken behoren Congo in Limbo (2010), Land of Cush (2013), Sète#13 (2013), D’entre eux (2015) en recentelijk Zoonose. Zij fotografische werk werd internationaal bekroond, onder meer met de Olivier Rebbot Award van de Overseas Press Club of America, een World Press Photo-onderscheiding en de Amnesty International Media Award. Foto’s van Gerbehaye zijn opgenomen in collecties van het Museum of Fine Arts in Houston, het Musée de la photographie in Charleroi, het Maison européenne de la photographie in Parijs en het Fotomuseum Antwerpen.
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in het Engels op nationalgeographic.com