Daar staan we dan. Gehuld in onze nieuwe wandelschoenen en waterafstotende afritsbroek. Een gevulde bidon en een zak boterhammen in de rugzak. En een zakmes natuurlijk. Een Zweeds bos kent zo zijn gevaren, veronderstellen wij. Zo maakt onze wandelgids melding van de troepen wilde zwijnen die hier rondzwerven. Geen millimeter zijn we afgeweken van de route op onze plattegrond. Toch zijn we de weg kwijt. Op zoek naar een herkenningspunt zien we alleen naaldbomen, zover het oog reikt. We slaan linksaf en stuiten op een autoweg. Terwijl wij verdwaasd om ons heen kijken, stopt er een auto voor ons. Het is de eigenares van ons hostel die beleefd een lachbui onderdrukt. De avonturiers uit Amsterdam – wij – zijn na drie uur lopen hemelsbreed een paar honderd meter verder gekomen.

Wij bevinden ons op de emigrantenroute te Småland. Om de grap meteen maar voor te zijn: nee, niet de ballenbak van de bekende Zweedse woonketen, maar een landelijke provincie in het zuidoosten van Zweden. Anderhalve eeuw geleden trok hier een stoet avontuurlijke boerengezinnen met paard en wagen naar de zuidkust. De wagens waren volgepakt met huisraad, kleren, eten voor onderweg en een vuistdikke bijbel. Dagen, soms wekenlang gingen ze voort. Voor de meesten was het de laatste tocht door hun vaderland.

De boeren maakten deel uit van de 1,3 miljoen Zweden die tussen 1840 en 1930 naar de kust reisden. Daar namen ze de boot naar het beloofde land Amerika. Een vijfde van de Zweedse bevolking stak de Atlantische oceaan over. Een opvallend groot deel van de gelukszoekers – ook weer een vijfde – bestond uit boeren uit Småland. Veel van hen stapten in de zuidelijke haven Karlshamn aan boord. Met een woelige zeetocht van weken begon hun American Dream.

Samen met fotograaf Jonathan Andrew volg ik het spoor van de emigranten uit Småland, in de provincie Kalmar län. Waarom vertrokken ze uit dit paradijselijke deel van Zweden met zijn uitgestrekte dennenbossen, kalme meren en idyllische kronkelbeekjes? De vandringsled, zoals de Zweden de emigrantenroute noemen, leidt ons over de bospaden waar de boeren liepen en langs de dorpen waar zij woonden. Zo staan de emigrantenhuisjes in Ljuder er nog net zo bij als in de 19de eeuw. Hier woonden de boeren, koperslagers en houthakkers met hun gezinnen van gemiddeld tien kinderen op een oppervlak van enkele tientallen vierkante meters.

This is an image

Behalve verdwalen kent een wandeltocht andere uitdagingen. Vooral in het najaar, nu dus, kan het hier hard regenen. Wat voor een overweldigend groene natuur zorgt, maar ook voor minder plezante verrassingen. Wanneer wij na een regenbui door verfrissend zompig bos wandelen, blijken de nieuwe wandelschoenen minder sterk dan de verkoper had beloofd. De zool van de linker schoen laat los. En het moerassige bos biedt talloze onzichtbare plassen. Met natte voet en flappende zool gaan wij voort. Monter speculerend over weersverbetering. En jawel, wanneer wij het donkere dennenwoud tijdelijk verlaten, gaat de zon schijnen en staan wij ineens te midden van Hamburg, een verlaten hoeve, met een landhuis, een paar stallen en schuren van het Zweedse hof uit lang verleden tijd. De hoeve ligt zo maar langs de weg, onaangekondigd en terloops. Hoewel de oude boerderij wat vergaan aandoen, krijg je de indruk alsof de bewoners elk moment thuis kunnen komen.

Over het wisselvallige weer haalde een boer halverwege de 19de eeuw zijn schouders op. Het was de onvruchtbare zandgrond vol keien die hem zorgen baarde. Wie het land wilde bebouwen, moest eerst de rotsblokken uit de bodem graven. De keien liggen er nog, verspreid in het bos. Eenmaal uitgegraven bouwden de boeren afscheidingsmuren van de stenen. Ook die treffen we nog aan, zij het in vervallen staat. De boeren moeten over bionische krachten hebben beschikt om de keien te verplaatsen en stapelen. Onze poging om een niet al te groot exemplaar te verslepen, strandt deerniswekkend. De keien waren een kleine hindernis vergeleken met de echte beproeving voor de boeren: de aardappeloogst die jaar op jaar mislukte. Dat was ernstig, want veel meer dan aardappels hadden de boeren niet te eten. De oogst werd zo schamel dat de boeren hun gezinnen niet langer konden onderhouden. Boerenzoons trokken naar de grote steden om werk te vinden. Anderen werden knecht bij een rijke herenboer. En dan was er dus Amerika – het walhalla voor de arme boer. Waar vruchtbaar land in overvloed was en iedereen recht had op een eigen perceel. Eenzaam zouden de boeren zich niet voelen aan de andere kant van de oceaan. Honderdduizenden Zweden gingen hun immers voor. Daar kwam bij, het politiek-religieuze klimaat in eigen land was ook geen reden om thuis te blijven.

This is an image

Zondagochtend, in Dångabo. Een gehucht met tientallen landhuizen op jaloersmakend grote gazonnen, gelegen aan het visrijke meer Sandsjön. Uit het Lutherse kerkje dat stamt uit de emigrantentijd (1836) komt orgelmuziek en het gezang van een jonge vrouw. Als een sirene lokt ze voorbijgangers de sobere kerk in. Eenmaal binnen worden we door drie verschillende kerkgangers de hand geschud. Met een warme glimlach heten ze ons welkom. Blijf zolang je wilt, drukken ze ons op het hart. De orthodox-Lutherse kerk, tot 2000 de officiële staatskerk van Zweden, hield er midden 19de eeuw minder vrijblijvende opvattingen op na. De kerk had de bevolking in een ijzeren greep. Op gezette tijden kwam de pastoor bij de boer langs om gezin en personeel te vragen of ze wel ‘goed geloofden’. Wie de test niet doorstond, kon geëxcommuniceerd worden. De kerk en overheid werkten nauw samen. De aanhangers van religieuze sekten,waarvan er in die tijd redelijk wat waren in Småland, werden niet alleen uit de kerk gezet, maar ook door de politie vervolgd. Hoe dicht de kerk de arme boeren ook op de huid zat, zij wist niet te voorkomen dat horden boeren Småland ontvluchtten. Sterker, de heerszucht van de Lutherse kerk joeg de emigratie aan.

Het strenge karakter van de Lutherse kerk is nog af te zien aan de bouw van de kerken. Zo is de kerk in Ljuder (1844) met zijn kaarsrechte toren zonder tierelantijn of versiersel, niet bepaald uitnodigend. Even wagen we ons richting kerkdeur, maar halverwege het kerkpad voelen wij wat regendruppels. Snel springen wij op onze geleende rode Kronanfietsen (van Zweedse makelij) en herinneren ons een opmerking van een Zweden-kenner: sla naar goed Zweeds gebruik theetijd niet over.

In de salon Ateljé Vidagard in Skruv staan zelfgemaakte taarten in een vitrine. ‘Zonder taart geen thee,’ zegt de salonhoudster streng. Wij wagen het niet haar tegen te spreken en laten ons exorbitant grote stukken taart voorzetten. Net als de Duitsers Dorothée en Markus Guendert, stamgasten van de theesalon. Zes jaar geleden ging het stel met vakantie naar Zweden. Nog tijdens de vakantie kochten ze een huis in deze buurt en besloten te immigreren. ‘We waren op slag verliefd op Småland,’ zegt Dorothée Guendert. ‘Er is hier zo veel ruimte, frisse lucht en er zijn veel minder sociaal-maatschappelijke problemen dan in Duitsland.’ Zweeds leerden de Guenderts tijdens een cursus die de Zweedse overheid nieuwe burgers aanbiedt. Maar werk vinden was lastiger. Dorothée Guendert werkt bij een bakker en haar man heeft een baan gevonden bij een ramenfabrikant. ‘We werken hier op een lager niveau dan in Duitsland. Ook hier heerst werkloosheid,’ zegt zij.

Al zijn de inwoners niet langer afhankelijk van de aardappeloogst, Småland is nog steeds geen welvarende streek. De werkloosheid is, en was al voor de financiële crisis, aanzienlijk. Veel jonge mensen trekken weg naar de grote steden. De oneindige dennenbossen en de vele hectaren zandgrond verschaffen weliswaar voldoende grondstoffen voor de hout- en glasindustrie, maar veel banen levert die niet op. De Smålanders hebben hun hoop gevestigd op de toeristen die komen wandelen, kajakken, fietsen en wild kamperen. Maar het loopt nog niet storm. De regenachtige zomer trok behalve de Duitsers, een handjevol Denen en Zweden. Nederlandse toeristen zijn curiosa.

Het naseizoen is zo stil dat houthakker Jan-Erik Rooth en zijn vrouw Eva-Lotte nieuwsgierig naar buiten komen wanneer wij voorbijlopen. In gebrekkig Engels vertellen zij over de storm van afgelopen zomer, die heel wat vernielingen heeft aangebracht. In de omringende bossen zagen wij talloze ontvelde bomen. Ook het huis en de werkplaats van de Rooths werden hard getroffen. 28 dagen zaten ze zonder elektriciteit. Ze kookten op hout en voor de elektriciteit gebruikten ze een generator. Rooth wijst op een paar gigantische deuken in zijn tractor. ‘Door een omgewaaide boom,’ glimlacht hij somber.

Wat wij hier eigenlijk komen doen, vraagt Rooth. Ah, de vandringsled, knikt hij. Zijn oma zat nog op school met Vilhelm Moberg. De in Zweden bekende en inmiddels overleden schrijver beschreef de lotgevallen van de emigranten. Tot die tijd werd de geschiedenis van de massale emigratie een beetje weggemoffeld. Veel Zweden, vooral de meer gefortuneerde, vonden het van zwakte getuigen om naar Amerika te vertrekken wanneer het economisch niet liep in Småland. De boeken van Moberg kweekten begrip voor de emigranten. Zijn werk is nu verplichte kost voor Zweedse leerlingen. Rooth: ‘Mobergs geboorteplaats Moshult ligt vlakbij en is een trekpleister voor toeristen. Maar eerlijk gezegd weten wij het zo langzamerhand wel met hem. Het is hier Moberg voor en Moberg na.’

This is an image

De route van de emigranten ging niet alleen door het dichte dennenbos. Ze liepen ook langs de sprookjesachtige meren en riviertjes waar ze hun waterflessen vulden en zich in het ondiepe water waagden voor verkoeling in de warme zomers. Om het land vanaf het water te bekijken, huren we in Korrö een kajak en zakken af naar het zuiden. Dan varen we het verstilde waterlandschap in. Alleen het vriendelijk klotsen tegen de boot, onze peddels die het water ingaan, een paar vogels en de wind zorgen voor geluid. Een weldadige rust maakt zich van ons meester. Langs de kant staan overhellende bomen in herfstkleuren en houten huizen met veranda’s, hangmatten en gigantische tuinen die aflopen in het water. Een reiger vliegt een stukje achter ons aan, en hier en daar ligt een bootje met wat korven om rivierkreeften mee te vangen.

Na een tijdje peddelen op het meanderende riviertje stuiten we op een groot meer, omgeven door een dennenbos. Het is er helemaal stil, mens noch boot valt er te bekennen. Er steekt een wind op. Met iets meer kracht steken we de peddels in het water. Al snel voelen we de verzuring in onze armspieren, hijgend ploegen wij voort. Gelukkig biedt de kust kleine natuurlijke aanlegplaatsen waar we onze kajak parkeren. Terwijl we onze boterhammen eten, vragen we ons af of de emigranten ook hier hun proviand hebben aangebroken. Zouden ze nog een laatste keer getwijfeld hebben over hun vertrek? Ze lieten niet alleen de prachtige omgeving, maar ook hun familie en vrienden achter. De mogelijkheid dat ze de achterblijvers terugzagen was vrijwel nihil.

Eenmaal in Amerika kregen sommige emigranten last van heimwee. Soms was het verlangen naar Zweden zo sterk dat ze terugkeerden – returners noemen de Zweden hen. Zo kwamen 221 van de 1400 emigranten uit het gebied rond Långasjö terug naar Småland. Met het geld dat ze verdiend hadden kochten ze een stuk land en namen het leven weer op dat ze hadden achtergelaten. Soms keerde de oudste zoon terug om de boerderij over te nemen die zijn ouders hadden achtergelaten.

In Långasjö staat een klein gouddelvershuis, gebouwd naar het Amerikaanse model waarin Zweedse immigranten woonden die bevangen werden door de Amerikaanse goudkoorts. Nu is het huis ingericht als Returnersmuseum. Hier lezen we over het verhaal van de succesvolle returner Alfred Geijer die er rond 1850 met zijn vrouw en acht kinderen woonde. Omdat Geijer schulden had, zocht hij zijn fortuin in Amerika. Na vijf jaar keerde hij terug. Hij had genoeg geld verdiend om zijn schulden af te betalen. Maar weer stak hij de oceaan over. Naar Alaska deze keer, op zoek naar goud. En dat vond hij. Nog rijker keerde hij voor de tweede maal terug naar Zweden.

Als wij op luchthaven Linköping onze tassen vol souvenirs laden – een pluche Zweeds rendier en een voetbal met de afbeelding van Zlatan Ibrahimovic – nemen wij in gedachten afscheid van de emigranten die inscheepten in de havenstad Karlshamn. Het zal voor veel boeren de eerste keer zijn geweest dat zij aan boord gingen van een stampend stoomschip. Was hun gemoed zwaar, toen zij met hun gezin en alles wat ze bezaten met een overvol schip de onrustige oceaan opvoeren? Het was in elk geval weg van de honger, de verschrompelde aardappelen en de dwingende zondagse preek in de Lutherse kerk. Bij Karlshamn eindigde weliswaar het vertrouwde dennenwoud, maar begon ook de hoop op een beter leven.

This is an image

Allemannsretten

Het land stimuleert reizigers en avonturiers om de natuur in te trekken. Een sympathieke wet, allemannsretten, geeft het recht overal te picknicken en op de meeste plekken wild te kamperen. Wandelen, zwemmen, klimmen, wild groeiende bessen en paddenstoelen plukken of een nacht je tent neerzetten: het mag allemaal, zolang je niet pal in een tuin of vlak voor een voordeur gaat staan.

Vilhelm moberg

De Zweedse socialist, schrijver en journalist Vilhelm Moberg schreef tussen 1949 en 1959 vier historische romans over de lotgevallen van de emigranten. Dit zijn De emigranten (1949), Pioniers in de nieuwe wereld (1952), Kolonisten in Minnesota (1956) en De laatste brief naar Zweden (1959). Door de verfilming van De emigranten bereikte deze Zweedse geschiedenis het grote publiek.