Vanaf de hoge Kirchenfeldbrug kijk ik uit over de Aare, de rivier van smeltwater die als een slang om het historische centrum van Bern meandert. Het is voor het eerst dat ik een goed beeld krijg van de binnenstad, die al ruim dertig jaar prijkt op Unesco’s werelderfgoedlijst. Het met goud versierde parlementsgebouw, het kasteeltje waarin het Einsteinmuseum is gevestigd, de imposante toren van de Münsterkathedraal en de oranje daken van de woningen: samen vormen ze de Zwitserse bondsstad om tot een driedimensionaal kunstwerk.
Een stedentrip is eerlijk gezegd niet helemaal mijn ding. Het is simpelweg te kort. Op reis wil ik tijd vinden om te leren over de cultuur van een land, om mensen te ontmoeten en, bovenal, om te verdwalen – in een lang weekend gaat dat je gewoon niet lukken. Ik betrap mezelf er vaak op dat ik daarom maar hysterisch een lijst met bezienswaardigheden afren, om me achteraf te realiseren dat ik de stad en het land helemaal niet gevoeld heb.
Het helpt al wanneer je een gids hebt die de stad beter kent. Iemand die je langs de verborgen plekjes brengt en de grote bezienswaardigheden negeert omdat deze voor hem of haar al lang niet interessant meer zijn. Mijn zus Stella vervult die rol voor mij. Haar stage van zes maanden is dan ook de reden dat ik ben afgereisd naar Bern, een stad die anders nooit op mijn reislijstje terecht was gekomen. Zürich en Genève zijn de namen die het eerst in me opkomen als ik denk aan Zwitserland. Wat Bern te bieden heeft, was me tot voor kort een raadsel.
‘Bern is misschien wel de meest ondergewaardeerde hoofdstad van Europa,’ zei mijn zus toen ik gisteren aankwam. Uitkijkend over de stad begrijp ik waarom. Bern voelt niet aan als een hoofdstad. De Zwitsers hebben alles weliswaar tot in de puntjes geregeld – de straten zijn schoon, de gebouwen goed onderhouden en iedereen lijkt prima Engels te beheersen –, maar toch overvalt me het gevoel dat ik terug in de tijd ben gereisd.
Albert Einstein vond ruim honderd jaar geleden in Bern de inspiratie tot het bedenken van de relativiteitstheorie, misschien wel de belangrijkste doorbraak in de geschiedenis van de wetenschap. Moeiteloos beeld ik me in hoe het natuurkundig genie wandelde door deze straten, die sindsdien vrijwel onveranderd zijn gebleven. Sterker nog, het centrum van Bern heeft al sinds de vroege middeleeuwen hetzelfde uiterlijk – het resultaat van vele reconstructies en restauraties.
Niet alleen in de architectuur hechten de Zwitsers grote waarde aan authenticiteit. Overal waar je maar kijkt, springt het trotse merkje 'Made in Switzerland' tevoorschijn. Niet alleen op de kazen, chocolade en het bier dat in eigen land gebrouwen is, maar zelfs op het blikje cola dat ik uit een automaat haal. Je zou het overdreven kunnen noemen, maar juist dankzij dit berekende cultuurbehoud heeft Bern haar eigenheid behouden.
Het geeft een overweldigend gevoel van ongedwongenheid. Want waarom zou je je haasten in een stad die tijdloos is? Geen moment heb ik de neiging om op mijn telefoon te kijken en te checken hoe lang mijn zus en ik al in het Paul Klee-museum rondhangen (toch al minstens vier uur, ons kennende). Ik vind de rust om een hele regenachtige ochtend in een café mijn boek te lezen. Ik wandel door straatjes, niet op zoek naar bezienswaardigheden – de hele stad is immers werelderfgoed.
Wanneer mijn trein na drie dagen langzaam de stad uitrijdt, krijg ik nog een laatste kans om de schilderachtige stad, die inmiddels vertrouwd aanvoelt, in me op te nemen. Nu zijn het de rode, oranje en gele herfstbladeren die er sfeer brengen, maar in de winter zal de sneeuw deze rol op zich nemen en ’s zomers de mensen die zwemmen in de azuurblauwe Aare. Tevreden leun ik achterover, terwijl het schouwspel achter heuvels verdwijnt. Ik heb de Münsterkathedraal niet beklommen, heb maar twee restaurants kunnen uitproberen en ben amper buiten de binnenstad geweest, maar het maakt me niet uit. Ondanks alles is het me gelukt om te verdwalen in Bern.