Ee­n internationaal onderzoeksteam onder leiding van de Nederlandse paleontoloog Bas van de Schootbrugge en zijn student Timo van Eldijk heeft de oudste fossiele vlinderresten tot dusverre gevonden. Het opmerkelijke is dat ze ruim zeventig miljoen jaar ouder zijn dan de oudste fossielen van bloeiende bloemen en planten. De gevonden resten, schubben van vlinders en motten, werden door Van de Schootbrugge en Van Eldijk van de Universiteit van Utrecht gevonden in een oude zeebodem in het Noord-Duitse Nedersaksen.

De vlinders en motten, ofwel Lepidoptera, dateren volgens het onderzoek uit het tijdperk rond de overgang van het Trias naar het Jura, ruim tweehonderd miljoen jaar geleden. De insecten hebben zich toen ondanks een massale uitsterving, onder andere door extreem vulkanisme, weten te redden. Ze hebben er zelfs van geprofiteerd, stelt Van Eldijk. “Ze lijken veel diverser te zijn geworden.”

Delen van fossiele vleugels van vlinders en motten afkomstig uit het tijdperk rond het Trias en Jura
Delen van fossiele vleugels van vlinders en motten, afkomstig uit het tijdperk rond het Trias en Jura.
Universiteit van Utrecht, Bas van de Schootbrugge

Van de Schootbrugge maakt duidelijk dat de voeding voor de eerste Lepidoptera afkomstig is van naaktzadigen, niet-bloeiende zaadplanten, uit het Jura. De beestjes gebruikten, net als hedendaagse vlinders en motten, zuigende monddelen om bestuivingsdruppels die door de naaktzadigen werden uitgescheiden, te nuttigen. “Door te bestuderen hoe insecten en hun evolutie zijn beïnvloed door het broeikaseffect aan het begin van het Jura, hopen we inzicht te krijgen in hoe insecten mogelijk reageren op de huidige klimaatopwarming,” aldus Van Eldijk.