Iets ten noorden van het Antarctisch Schiereiland ligt een klein, met ijs bedekt eiland dat de vorm heeft van olifantenkop. Elk jaar trotseren honderdduizenden stormbandpinguïns de ijskoude stormen en het landschap met rotsmassa's, kliffen en gletsjers om hier te broeden, en laten zo een levende zee van zwart-witte veren ontstaan.

“Het zijn net kleine bergbeklimmers,” vertelt Noah Strycker, ornitholoog en student aan de Stony Brook University in New York. “Ze klauteren op sommige plekken meer dan honderd meter omhoog.”

Maar toen Strycker en collega-wetenschappers afgelopen januari in het kader van een onderzoek elf dagen lang nesten van de pinguïns telden, ontdekten ze dat er tienduizenden ontbraken.

Een kolonie stormbandpinguns op de zuidkust van Elephant Island Deze soort komt het vaakst voor op Antarctica  op dit moment
Een kolonie stormbandpinguïns op de zuidkust van Elephant Island. Deze soort komt het vaakst voor op Antarctica - op dit moment.
Noah Strycker

“Vergeleken met het aantal vijftig jaar geleden, zagen we een afname van 56 procent van het aantal nesten. Dat was behoorlijk schrikken,” aldus Strycker.

Vanwege de afgelegen ligging en zware weersomstandigheden was dit de eerste keer dat er weer een telling plaatsvond van het aantal stormbandpinguïns op Elephant Island sinds 1971. Toen werden er 123.000 nesten gevonden. Strycker en de andere teamleden telden minder dan de helft van dat aantal.

Tijdens de recente expeditie werd geen onderzoek gedaan naar de oorzaak van die grote daling, maar andere onderzoekers hebben een verband gevonden met de klimaatverandering, vertelt Strycker.

Zo bleek uit een onderzoek uit 2016 dat de hoeveelheid kleine kreeftjes die ook wel krill wordt genoemd, in de afgelopen veertig jaar met maar liefst 80 percent is afgenomen in enkele Antarctische zeeën, vermoedelijk als gevolg van opwarming van het water. Krill vormt de basis van het Antarctische voedselweb: stormbandpinguïns eten het, evenals kleine vissen (die ook door de pinguïns worden gegeten).

Het is een opvallende ontdekking, maar Strycker waarschuwt dat het om voorlopige resultaten gaat, die nog niet in een wetenschappelijk tijdschrift zijn gepubliceerd. Hij voegt daaraan toe dat er nog steeds tienduizenden van deze fotogenieke vogels op Elephant Island zijn en dat de soortvan de International Union for Conservation of Nature het predicaat ‘laag risico, met de minste zorg’ heeft gekregen.

“Maar daar zou de uitkomst van onze expeditie verandering in kunnen brengen,” stelt hij.

Denken als een pinguïn

Om een telling te doen van het aantal stormbandpinguïns op Elephant Island, moet je ten eerste beschikken over een schip dat bestand is tegen de onstuimige omstandigheden op de zeeën rond Antarctica. Strycker en zijn collega’s konden gebruikmaken van het Greenpeace-schip The Esperanza. Maar omdat grotere schepen niet bij de kust van Elephant Island kunnen komen, moest het onderzoeksteam met opblaasbare bootjes naar een van de weinige plekken van het rotseiland waar geen enorme rotswanden langs de zee staan.

“We moesten van de opblaasboot afspringen en ons zien vast te grijpen aan gladde, met zeewier bedekte rotsen om daarna naar boven te klauteren,” vertelt Strycker.

In feite moesten de wetenschappers zelf stormbandpinguïns worden.

Als de onderzoekers 's ochtends eenmaal aan land waren, splitste het team zich op om de rest van de dag pinguïnnesten te tellen, een voor een. “Dat klinkt nogal basaal, maar dat is nodig: gewoon poten in de modder,” aldus Strycker.

Een van de redenen dat de expeditie in januari werd gehouden, was dat de stormbandkuikens dan ongeveer een maand oud zijn, wat het tellen van de nesten vergemakkelijkt. “Een paar weken later zijn de kuikens oud genoeg om bij elkaar te kruipen in grote groepen, die ‘crèches’ worden genoemd,” legt hij uit. “Dat maakt het tellen een stuk lastiger.”

Schildwachten van de oceaan

Ook andere wetenschappers hebben de terugloop van het aantal dieren opgemerkt.

P. Dee Boersma, een pinguïnexpert met een Wadsworth-leerstoel in Conservation Science aan de University of Washington, doet onderzoek naar pinguïns in Antarctica. Ze bracht ooit een bezoek aan Elephant Island, als natuurliefhebber op een toeristische boottocht. “Het verbaasde me hoe weinig stormbandpinguïns ik zag,” vertelt ze.

Koningspinguns leven op de eilanden ten noorden van Antarctica waar de omstandigheden iets gematigder zijn Hoewel het in hun leefgebied warmer is dan in dat van keizerpinguns hebben koningspinguns vier lagen met veren en kruipen ze bij elkaar voor warmte

Boersma legt uit dat nog een ander gevolg van klimaatverandering een nadelig effect kan hebben: naarmate het warmer wordt op Antarctica, regent het vaker - en regen is dodelijk voor pinguïnkuikens. Jonge vogels raken onderkoeld en sterven als ze nat worden, vertelt ze.

Boersma was er ooit getuige van dat de helft van de kuikens van de populatie Magelhaenpinguïns die ze bestudeerde op de kust stierf nadat er regen was gevallen.

Ze waarschuwt echter ook dat er, tot de nieuwe data zijn gepubliceerd en meer studies zijn gedaan naar aantallen stormbandpinguïns in de rest van hun leefgebied, niet te veel conclusies moeten worden getrokken op basis van dit ene onderzoek.

“Maar dit maakt wel duidelijk dat er nader onderzoek nodig is naar deze populaties,” aldus Boersma.

Pinguïns zijn “onze schildwachten voor de oceaan en het land. We moeten gaan opletten als hun aantallen veranderen.”

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com