“Guantánamo is de beste post die een soldaat kan krijgen,” zei een militaire escorte tegen Debi Cornwall toen zij de beruchte gevangenis de eerste keer bezocht.
De in New York wonende fotografe was op de Cubaanse kust juist uit het vliegtuig gestapt en had een dozijn papieren ondertekend met daarin de voorschriften voor het fotograferen binnen Guantánamo Bay, de Amerikaanse militaire gevangenis waar 41 mannen verblijven die worden verdacht van terrorisme (slechts één van hen is veroordeeld voor een misdaad).
Volgens de voorschriften was het Cornwall verboden om gezichten, toezichtsprocedures, sloten en bepaalde delen van de kustlijn te fotograferen. Aan het einde van elke dag namen bewaarders de geheugenkaart van haar fototoestel in beslag en wisten de foto’s die niet volgens de regels waren genomen.
Tijdens haar drie bezoeken in 2014 en 2015 zag ze slechts éénmaal gevangenen, vanachter een dubbele spiegel. Ze moest haar beeldsensor afplakken zodat deze niet zichtbaar zou zijn terwijl ze toekeek hoe gevangenen in een gemeenschappelijke ruimte aan het lunchen waren.
Voor veel Amerikanen is deze gevangenis een vage herinnering aan de ‘War on Terror’ die alleen nog tijdens verkiezingscampagnes opduikt. Maar Cornwall, die twaalf jaar advocaat was voor gevangenen in de VS, zegt dat we Guantánamo niet zomaar mogen vergeten.
“Terwijl we blijven rouwen om 9/11 moeten we ook naar de tijd daarna kijken,” zegt ze. “Na zestien jaar worden nog altijd 41 mannen buiten de VS zelf zonder aanklacht of rechtszaak vastgehouden. Ze worden in onze naam vastgehouden.”
De schrille foto’s in haar nieuwe boek, Welcome to Camp America, worden nu geëxposeerd in de Steven Kasher Gallery in New York.
Voor haar project vloog Cornwall eerst naar Algerije, waar ze sprak met de voormalige gevangene Djamel Ameziane. Ze had schildersspullen voor hem meegenomen en hij hielp haar om ontmoetingen met ex-gevangenen in negen andere landen te organiseren.
Cornwall ontdekte dat deze mannen moeite hadden om hun leven weer op de rails te krijgen – ze waren werkloos, vervreemd van hun familie en getraumatiseerd door hun ervaringen.
“Het voelt als onze verantwoordelijkheid,” zegt ze. “Ook als de laatste onschuldige is onderzocht en vrijgelaten, is ons werk niet af.”
Ze plaatste de verhalen en foto’s van deze ex-gevangenen naast de ontspanningsruimten en activiteiten van de soldaten van Guantánamo en combineerde ze met geredigeerde documenten en getuigenissen over wat er achter de schermen plaatsvond.
Ze legde ook de “leuke” kant van de legerbasis vast: soldaten op de golfbaan, bij het bowlen of in het zwembad; de koffiemokken, T-shirts en souvenirs met daarop ‘Guantánamo Bay’.
Het boek is niet bedoeld als aanklacht tegen de Amerikaanse soldaten wier leven “beheerst wordt door regelmaat en routine en extreme verveling,” waarschuwt ze.
“Het gaat niet over het beschuldigen van iemand, maar over wat we gemeen hebben met mensen die anders denken en een ander geloof hebben – de mensen voor wie we bang zijn.”