Ik heb deze foto gemaakt in een potasmijn ten zuiden van Berezniki, een Russische stad in Centraal-Siberië. De meeste mensen beschikken niet over het visuele of verbale vocabulaire om echt te begrijpen wat zich op zo’n afgelegen plek onder de grond afspeelt. En voordat ik deze plek zelf bezocht en de druk van ruim driehonderd meter aan massieve aarde en steen en al het leven boven me voelde, gold dat ook voor mij.

Dit is een landschap dat nooit bedoeld was om door mensen te worden aanschouwd. Het licht van de zon zal hier nooit doordringen. En toch zijn de materialen die hier worden gedolven en bestemd zijn om als kunstmest op immense boerenbedrijven in de VS en elders te dienen, een wezenlijk onderdeel van de voedselproductie waarmee we de snel groeiende bevolking van de aarde onderhouden.

Om in dit netwerk van 9600 kilometer aan tunnels in volledige en onbewoonbare duisternis door te dringen, daalden mijn team en ik af in een lift die groot genoeg was voor zo’n veertig mijnwerkers en hun uitrusting. Het was mistig; de vochtige lucht zou ons al snel tot op het bot verkleumen. Op de bodem van de liftschacht stapten we in een truck. Het enige licht was afkomstig van de koplampen van de vrachtwagen en van onze helmlampen. Hoewel ik in een goudmijn heb gewerkt voordat ik fotograaf werd, was deze ervaring angstaanjagend. Deze tunnels splitsten zich keer op keer op keer – en dan nog een paar keer. Ik begon onze route met een ‘X’ aan te geven. Als onze lampen het zouden begeven, zouden we verloren zijn en zou niemand ons geroep horen. Onder de aarde vervagen stemmen snel.

En toch was het prachtig daar beneden, te midden van felgekleurde aders van oeroude mariene afzettingen – oranje slierten van potas en golvende lagen van sedimenten die onder de enorme druk van de aarde erboven waren gevormd. De afdrukken van enorme ‘nautilusschelpen’ waren evenwel door een machine aangebracht: de mijnwerkers noemden het ding een combine, want het groef tunnels uit met behulp van ronddraaiende schijven aan twee armen. Als de machine rechtsomkeert maakte, bleven deze afdrukken in het gesteente achter.

Die afdrukken en ook de tunnels zelf zijn sporen van het Antropoceen, een potentieel nieuw tijdperk in de geologische geschiedenis van de aarde dat wordt bepaald door de activiteit van de mens. Wetenschappers noemen dit soort veranderingen in de gesteenten en afzettingen op aarde ‘antroturbatie’. Lang nadat onze steden door bossen zullen zijn overwoekerd, zullen deze tunnels nog getuigen van ons bestaan, zoals de grottekeningen van Lascaux vertellen over de mensen die daar 20.000 jaar geleden hebben geleefd.

Ik fotografeer al veertig jaar manieren waarop de mens in het natuurlijke landschap ingrijpt, vooral door grootschalige systemen als het transport, de industrie en de landbouw. Ik zoek dan naar uitgestrekte voorbeelden van wat ik ‘menselijk ontnemen’ noem: het opgraven van materialen uit de aarde die worden gebruikt om er onze spullen van te maken. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik me geen grote zorgen maak over deze wereld van consumptie die mijn dochters zullen erven.

Weinig mensen zien de plekken waar de hulpbronnen worden gedolven die hun leven mogelijk maken. De meesten van ons zien wolkenkrabbers, maar niet de kwartsmijnen waar het materiaal voor het glas wordt gewonnen. We zien beton, maar niet de diepe kuilen waar het wordt gemaakt. We zien akkerland, maar niet de bossen die er ooit groeiden – of de potasmijnen die voor de kunstmest zorgen die onze gewassen voedt. We zien niet de yin die bij de yang hoort, niet dat tegenover elke grootse creatie van de mens een nog grotere daad van verwoesting staat, ergens in de natuur.

De meest recente publicatie van Edward Burtynsky is het multimediale Anthropocene Project. Zijn vorige artikel voor National Geographicging over de watercrisis in Californië.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com en verscheen in het internationale aprilnummer van National Geographic.