Op vrijdag 13 maart was ik nog eenmaal terug in de verlaten kantoren van National Geographic, die een dag eerder voor onbepaalde tijd waren gesloten. We moesten de laatste hand leggen aan het aprilnummer, dat aan de vijftigste verjaardag van Earth Day, de ‘Dag van de Aarde’, was gewijd, maar dat nummer was al ingehaald door de actualiteit. Ik pakte mijn computer in, spoelde m’n vuile koffiemok om, ontsmette mijn bureau – beter laat dan nooit – en griste met het oog op de komende Earth Day het enige exemplaar mee van het schitterende nieuwe boek van George Steinmetz, The Human Planet.
Overal in het boek vond ik de Post-it-briefjes van de beeldredacteur die de foto’s bij dit artikel heeft uitgekozen. Ik moest er deze korte inleiding bij schrijven, maar terwijl ik het boek bekeek, had ik zelf al een vaag idee dat het permanent op mijn koffietafel in plaats van die van de beeldredacteur zou belanden. In deze onzekere tijden moeten we de kansen grijpen die ons worden geboden, nietwaar?
Op die eerste Dag van de Aarde in 1970 was George Steinmetz twaalf jaar oud. Hij herinnert zich er weinig meer van. Hij was druk bezig om in zijn achtertuin in Beverly Hills, Californië, in bomen te klimmen en ontdekte dat hem dat uitzicht wel beviel. De bevolking van Californië bedroeg destijds zo’n twintig miljoen mensen, die van de wereld rond 3,7 miljard – bijna precies de helft van de cijfers van nu. In 1979 verliet Steinmetz de Stanford University, waar hij geofysica studeerde ter voorbereiding op een carrière in de olie-exploratie, en reisde een jaar lang al liftend en foto’s makend door Afrika. Zeven jaar later kreeg hij zijn eerste van vele opdrachten voor National Geographic. Zeker, hij ging op exploratie, maar niet om aardolie te zoeken.
Waarom voelt het zo goed om nieuwe dingen te ontdekken of oude dingen op nieuwe manieren te bekijken? Als je die vraag zou kunnen beantwoorden, zou je veel journalisten beter begrijpen. Steinmetz is een uitzonderlijk originele journalist en was altijd al dol op luchtfoto’s, vanuit een helikopter of vliegtuig of boomtop. Maar voor een opdracht in de centrale Sahara, in 1998, was geen van deze opties beschikbaar. Dus leerde hij vliegen met een gemotoriseerde deltavlieger en bleef dat “zo’n vijftien jaar lang” doen, vertelde hij me onlangs, “totdat de drones iedereen toegang gaven tot de lage hoogten die ik tot dan toe voor mezelf had gehad.”
De blik vanuit die hoogten is “tegelijkertijd groots en heel intiem,” zoals Andrew Revkin, een andere vooraanstaande chroniqueur van het nieuwe Antropoceen het in de begeleidende tekst in The Human Planetverwoordt. Het idee dat we in een geologisch tijdperk leven (het Antropoceen) dat wordt bepaald door de invloed van de mens op de planeet, is voor veel milieubeschermers angstaanjagend. Steinmetz is “milieuactivist bij toeval,” schrijft hij: het was uit nieuwsgierigheid dat hij honderd verschillende landen heeft bereisd en het was uit verrukking dat hij het luchtruim heeft gekozen. Het toeval wilde dat hij daar een intieme kijk had op een steeds talrijker en invloedrijker mensheid en op de onontkoombare invloed die zij op de hele planeet uitoefent.
Steinmetz’ foto’s bieden net genoeg afstand om te zien wat de mens in de wereld aanricht, maar blijven ook dichtbij genoeg om geen gevoel van afstandelijkheid op te roepen. In al zijn beelden schijnt een gevoel van verbazing en potentieel door, en ook van begrenzing. “We kunnen de natuur niet blijven bestrijden. We moeten er vrede mee sluiten, en dat zal de nodige concessies van ons allemaal vergen,” schrijft hij. Moge die waarheid zich in deze vreemde en verontrustende tijden verder verspreiden.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com