Zie je een schilderij uit de achttiende eeuw, dan is de kans groot dat op het hoofd van de geportretteerde een statig kapsel prijkt. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw raakte het dragen van een pruik in zwang in hogere kringen, waarbij de kapsels geregeld zeer uitbundige vormen aannamen.
Deze periode wordt dan ook niet voor niets de pruikentijd genoemd. Waar kwam deze liefde voor haarmode vandaan?
Hoe begon de pruikentrend?
In de zeventiende eeuw was syfilis de meest voorkomende infectieziekte in Europa. Kaalheid, met name op jonge leeftijd, werd dan ook vaak in verband gebracht met seksueel actieve en overspelige mannen. Aangezien lange lokken in de mode waren aan het Franse en Engelse hof, konden pruiken uitkomst bieden om de kaalheid te verbloemen.
Al op zijn zeventiende begon de extravagante Franse koning Lodewijk XIV (1638-1715) – mogelijk ook door syfilis – zijn haar te verliezen, waarna hij begon met het dragen van pruiken met lange, zwarte krullen. Hiermee zette de Zonnekoning, die in Europa werd gezien als modevoorbeeld, een ware trend in gang: algauw namen veel edellieden in Europa pruikenmakers in dienst om de knapste kapsels aan te laten meten.
Ook koning Karel II van Engeland (1630-1685), die in dezelfde periode regeerde, verborg zijn kalende hoofd onder een bos nephaar. Zijn hovelingen volgden. Algauw schoren in heel Europa rijke mannen hun hoofd kaal en zetten ze een pruik op. Dit bood ook meteen een oplossing voor hoofdluis, een wijdverspreid probleem in de vroegmoderne tijd. De pruiken konden namelijk worden gewassen in heet water.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Verschillende haarstijlen
Gedurende de achttiende eeuw maakten de lange, donkere krullen plaats voor een grote verscheidenheid aan pruiken. Zo werden er veel grijze en witte pruiken gedragen, die bij mannen steeds korter werden. Een van de bekendste modellen is de perruque en bourse, een pruik waarbij het haar achterop het hoofd werd vastgebonden in een stoffen zakje. Deze stijl was zelfs zo populair, dat ook mannen zonder pruik hun haar op dezelfde manier lieten knippen.
Bij vrouwen werden de kapsels steeds hoger, groter en uitbundiger. Pruiken werden verhoogd met kussentjes en losse haarstukken en rijkelijk versierd met bloemen en andere accessoires. Een van de laatste grote trendsetters was de vrouw van Lodewijk XVI, Marie Antoinette. Zelfs kinderen van rijke gezinnen moesten eraan geloven: vanaf hun twaalfde kregen ze bij speciale gelegenheden een pruik op.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Einde van de pruikentijd
De pruiken werden gemaakt van mensenhaar (vaak van arme vrouwen die wat wilden bijverdienen) of dierenhaar (meestal van paarden). Ze konden soms enorm gaan stinken, waardoor ze werden opgefrist met parfummetjes en werden besprenkeld met haarpoeder. Om hun kleding te beschermen droegen edellieden daarom vaak een jas, maar dat mocht niet baten: zelfs op schilderijen op die tijd zijn op de schouders witte vlekken van haarpoeder te bespeuren, zoals op de foto onderaan.
Doordat de oogsten in de tweede helft van de achttiende eeuw erg tegenvielen, werd voedsel steeds schaarser en duurder. Dit leidde tot protesten in Europa, waaruit onder meer de Franse Revolutie voortvloeide. Dit verzet tegen het oude regime zorgde ervoor dat er steeds minder pruiken werden gedragen. Omdat meel het hoofdbestanddeel was van haarpoeder werd er voortaan belasting op geheven, waardoor er ook in Engeland een einde kwam aan de pruikentijd.
Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief van National Geographic en ontvang de favoriete verhalen van de redactie wekelijks in je mail.