Wanneer in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 het eerste water de huizen op het Zeeuwse eiland Schouwen-Duiveland bereikt, breekt er niet direct paniek uit. ‘De inundatie van Walcheren in 1944 ligt op dat moment nog vers in het geheugen,’ zegt Marc van Velzen van het Watersnoodmuseum. ‘Toen stond het eiland ook onder water. Men dacht waarschijnlijk: het water zal weer tot onze knieën komen, en dan neemt het af.’ Maar het loopt anders.
De Watersnoodramp van 1953
Een catastrofale combinatie van springtij, een hevige storm met noordwestenwind en verzwakte dijken leidt in 1953 tot dijkdoorbraken op meer dan 150 plekken in Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant. Het water blijft stijgen, en eist alleen in Nederland al 1836 dodelijke slachtoffers. Daarmee staat de Watersnoodramp in Nederland te boek als de grootste natuurramp van de twintigste eeuw.
Een van de zwaarst getroffen gebieden is Schouwen-Duiveland, dat voor zo’n 85 procent overstroomd raakt. Alle telefoonlijnen gaan kapot, waardoor het de eilandbewoners pas op 2 februari lukt om contact te krijgen met de buitenwereld. Radiotechnicus Peter Hossfeld uit Zierikzee weet uit losse onderdelen een noodzender in elkaar te zetten en stuurt een noodsignaal naar Middelburg.
De geïmproviseerde radiozender van Hossfeld, gemaakt van onder meer montagedraad en een glazen fles, is een van de vele bijzondere objecten die worden tentoongesteld in het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk. Maar voordat bezoekers het museum binnenstappen, worden ze al geconfronteerd met de enorme schaal van de gebeurtenissen in 1953. Het museum is gevestigd in vier caissons, gigantische betonnen kuipen, die als een stenen slang in de dijk bij Ouwerkerk liggen.
De caissons als museumgebouw
‘Precies op deze plek vond de grootste dijkdoorbraak plaats,’ vertelt Van Velzen, medewerker collectiebeheer bij het museum. Aanvankelijk wilde men het dijkgat bij Ouwerkerk weer dichten met een dijk, maar vanwege de sterke stroming spoelde elke poging daartoe weg. Op den duur werd besloten de caissons erin te varen.
De betonnen constructies waren oorspronkelijk gebouwd in opdracht van Winston Churchill tijdens de Tweede Wereldoorlog om te dienen als haven tijdens D-day in Normandië. Na de Watersnoodramp werden ze door de Nederlandse staat gekocht voor het dijkherstel.
Leestip: Reimerswaal, de ooit zo grote Zeeuwse stad die werd opgeslokt door de zee
Op 6 november 1953, negen maanden na de ramp, werden de caissons in het dijkgat geplaatst, waarna er een ringdijk omheen kon worden gebouwd. Tientallen jaren stonden ze leeg, tot in de jaren negentig het idee ontstond voor een Watersnoodmuseum.
‘Men wist meteen: als er een museum komt, dan moet het hier,’ zegt Van Velzen. Het was nog een flinke taak om de kuipen geschikt te maken voor hun nieuwe functie, maar in 2001 opende het Watersnoodmuseum op deze indrukwekkende locatie zijn deuren. ‘Eigenlijk is het gebouw zelf ons bijzonderste museumstuk.’
Ooggetuigen van de Watersnoodramp
Kledingstukken van slachtoffers. Foto’s en polygoonjournaals van tijdens en na de ramp. Machines die werden gebruikt bij de wederopbouw. De collectie van het Watersnoodmuseum maakt de gebeurtenissen van 1953 invoelbaar. Maar lang niet al het erfgoed rond de Watersnoodramp bestaat uit documenten en objecten, benadrukt Van Velzen.
‘Een van onze belangrijkste projecten is gericht op orale geschiedenis,’ legt hij uit. Het museum probeert zo veel mogelijk verhalen over de Watersnoodramp vast te leggen door middel van interviews met ooggetuigen en nabestaanden. Veel van deze mensen spraken pas tientallen jaren na de overstromingen voor het eerst over hun ervaringen. Hun herinneringen zijn voor het museum net zo waardevol als de objecten die aan de watersnood verbonden zijn.
‘In de jaren na de ramp was een soort taboe op het herdenken en herinneren van de gebeurtenissen,’ legt Van Velzen uit. ‘Het was een traumatische gebeurtenis waar mensen in eerste instantie niet publiekelijk bij stil wilden staan. Men was gericht op de wederopbouw.’
Wederopbouw na de watersnood van 1953
De ramp leidde tot een sterke impuls in de kustverdediging, waaronder de Deltawerken, een waterbouwkundig megaproject dat tientallen jaren in beslag nam. Toch zullen de bewoners van Schouwen-Duiveland en omliggende kustgebieden de komende decennia voor nieuwe uitdagingen komen te staan.
Leestip: Was de Sint-Elisabethsvloed een van de grootste watersnoodrampen ooit?
‘Door klimaatverandering en de stijgende zeespiegel ontstaan er nieuwe problemen,’ zegt Van Velzen. ‘Daarom vinden we het ook belangrijk om stil te staan bij risico’s voor de toekomst en manieren om ons daarop voor te bereiden.’
Vergeten slachtoffers Watersnoodramp
Met een nieuwe tentoonstelling wil het museum de komende tijd aandacht vragen voor de mensen die op zee waren tijdens de ramp en daar om het leven kwamen. De namen van deze slachtoffers, onder wie veel vissers uit Noord-Holland, werden in eerste instantie niet opgenomen op de officiële lijst met slachtoffers, wat voor nabestaanden lang een pijnpunt is geweest.
‘De Watersnoodramp was niet alleen een Zeeuwse ramp,’ benadrukt Van Velzen. ‘Ook in Zuid-Holland, Noord-Brabant, België en Engeland vielen bijvoorbeeld slachtoffers – en ook op zee zijn veel mensen omgekomen.’
Steun de missie van National Geographic en krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium. Word nu lid!










