Kijk tijdens de History Month naar Quest for King Solomon’s Treasure, op maandag 4 november om 23:00 op National Geographic.
Natgeo.nl/historymonth
Archeologen hebben een aantal bijzondere vondsten gedaan in de Timnavallei in Israël. Ze vonden onder meer de overblijfselen van duizenden jaren oude mest, en hebben op basis daarvan nieuwe ideeën over de legendarische mijnen van koning Salomon gedeeld.
Het team ontdekte de drieduizend jaar oude dierlijke uitwerpselen in een oude kopermijn, bovenop de zogenoemde Slavenheuvel. Dit gebied is bezaaid met kopermijnen en plekken waar gewonnen erts in een ver verleden werd verwarmd en omgezet in metaal.
Archeoloog Erez Ben-Yosef, verbonden aan de Universiteit van Tel Aviv startte in 2013 met opgravingen bij de archeologische vindplaats. Vorig jaar ontdekte hij de restanten van een aantal omheinde structuren, waaronder een versterkte poort. De aanwezige dierlijke uitwerpselen doen vermoeden dat het om omheiningen voor vee gaat. Ben-Yosef: “Eerst dachten we – gezien het feit dat de mest nog onverteerd plantaardig materiaal bevatte – dat dit slechts een plek was waar nomaden decennia geleden kampeerden. Nader onderzoek in het lab wees echter uit dat de uitwerpselen stamden uit de 10e eeuw v.Chr.”
Niet alleen de leeftijd en de buitengewoon goede ‘conditie’ van de uitwerpselen waren schokkend, dat gold ook voor de resultaten van de daaropvolgende koolstofdatering. “Toen we in 2013 begonnen met dit project dachten we dat deze site stamde uit de late bronstijd, uit de 13e of 12e eeuw v.Chr.”, zegt Ben-Yosef. “Er is historisch bewijs van Egyptische aanwezigheid in dit gebied in die eeuwen.” Koolstofdatering van de mest, textiel en ander organisch materiaal wees echter uit dat de kopermijn stamt uit de 10e eeuw v.Chr. En dat was het tijdperk van de Bijbelse koningen David en Salomon.
De lange zoektocht naar de mijnen van koning Salomon
Koning Salomon stond in de Hebreeuwse bijbel bekend om zijn grote wijsheid en ongekende rijkdom. Daarnaast liet hij vele tempels bouwen, waaronder de met gouden en bronzen objecten ingerichte eerste tempel van Jeruzalem. Voor dergelijke structuren moeten enorme hoeveelheden metaal nodig zijn geweest, maar in oude geschriften is over locaties van grootschalige mijnbouw in het Midden-Oosten niks terug te vinden.
In de jaren ’30 kondigde de Amerikaanse archeoloog Nelson Glueck aan dat hij de beroemde mijnen had gevonden tijdens het verkennen van de koperrijke vallei Wadi Araba, een geologische breuk die zich uitstrekt van de Dode Zee en de Golf van Akaba, en waarin de grens loopt tussen Israël en Jordanië. “Er zijn over de gehele lengte van de Wadi Araba afzettingen van koper en ijzer”, schreef Glueck in het februarinummer 1944 van National Geographic Magazine. “En er werden intensief delfstoffen gewonnen in de tijd van koning Salomon.”
In de jaren die volgden probeerden veel archeologen in de voetsporen van Glueck te treden. Ze kwamen erachter dat Salomon en David niet zo machtige waren als in de Bijbel vermeldt, en niet in staat konden zijn geweest tot het organiseren van grootschalige mijnbouw en ingenieuze transportroutes. “Glueck werd door wetenschappers geleidelijk weggezet als lachertje”, zegt National Geographic Explorer Thomas Levy, hoogleraar archeologie aan de University of California in San Diego. Ontdekkingen in de afgelopen decennia hebben daar echter weer verandering in gebracht.
In 1997 startte Levy een opgravingsproject bij Khirbat en-Nahas in het zuiden van Jordanië, volgens Glueck de bakermat van de koperproductie. Hij en zijn team kwamen erachter dat hier in het verleden op inderdaad op grote schaal metaal is geproduceerd. En ook de recente ontdekkingen in de Timnavallei bevestigen Gluecks gedachte. Hij ontdekte de Slavenheuvel in 1934 en gaf hem zijn huidige naam. Een link tussen de mijnbouw hier en koning Salomon is vooralsnog niet gevonden, maar het lijkt er wel op dat de regio waarschijnlijk bevolkt werd door de Edomieten, En afgaande op de omheinde structuren was de Slavenheuvel zeer waarschijnlijk een militair doelwit. Archeoloog Ben-Yosef: “Het is een serieuze mogelijkheid dat Jeruzalem zijn rijkdom vergaarde door het belasten van de mijnbouwoperaties in dit gebied.”
Bewijs van handelsroutes
Dankzij zaden en pollen in de mestmonsters waren Ben-Yosef en zijn team ook in staat het dieet van de dieren te bepalen. Wat bleek: hun voedsel werd zo’n honderdvijftig kilometer noordelijker vergaard, in de buurt van de Middellandse Zeekust. De afstand naar Jeruzalem is ongeveer 300 kilometer, een reis die met een ezel in de oudheid twee weken zou duren.
Langeafstandshandel was de sleutel tot overleven op deze afgelegen plek midden in de woestijn. Zelfs de dichtstbijzijnde waterbron bevond zich al op twintig kilometer afstand, en dus kun je je voorstellen dat handel drijven erg complex was. “Maar metaal was in deze periode een erg belangrijk product”, zegt Ben-Yosef. “Het was het de mensen waard om zoveel te investeren in dergelijke operaties midden in de woestijn.”
En afgaande op de gevonden resten was de productie bij de Slavenheuvel enorm. Of de Israëlieten of de Edomieten hiervoor verantwoordelijk waren blijkt vooralsnog een raadsel, maar de vondst van Ben-Yosef en zijn team geven wel nieuwe inzichten. “Tot voor kort wisten we bijna niks over dit gebied in die periode”, zegt hij. “Nu weten we niet alleen dat het een belangrijke bron van koper was, maar ook dat die stamt uit de tijd van koning David en koning Salomon.”