Door de dood van een Amerikaanse missionaris op het North Sentinel Island kwam dit afgelegen eiland binnen de Andamanengroep in de Golf van Bengalen onlangs weer in het nieuws. Officieel is het eiland al tientallen jaren verboden gebied voor buitenstaanders, maar door het voorval staat de toekomst van de eilandbewoners, de Noord-Sentinelezen, weer ter discussie. Voor zover bekend hebben deze jager-verzamelaars gedurende hun hele geschiedenis contact met de buitenwereld afgewezen.

North Sentinel Island behoort tot het Indiase unieterritorium (een provincie die direct vanuit Delhi wordt bestuurd) van de twee eilandgroepen Andamanen en Nicobaren. Eind vorige eeuw probeerden functionarissen van de Indiase regering contact te leggen met de Sentinelezen, maar die pogingen eindigden meestal met een regen van projectielen die vanaf het strand door de eilandbewoners werden afgevuurd. (Bij een van deze ‘ontmoetingen’ in de jaren zeventig van de vorige eeuw raakte de regisseur van een documentaire van National Geographic over de Andamanen tijdens het filmen gewond door een speer). Hoewel de meeste toenaderingspogingen dus mislukten, waren twee ontmoetingen in de vroege jaren negentig bijzonder omdat de Sentinelezen bij die gelegenheden kokosnoten aannamen van een team waartoe ook leden van de Anthropological Survey of India (AnSI) behoorden.

De enige vrouw in het team was antropologe Madhumala Chattopadhyay, die al sinds haar jeugd meer te weten wilde komen over de stammen op de Andamanen en Nicobaren, en als volwassen antropologe zes jaar lang onderzoek naar deze volken deed. Uiteindelijk zou ze twintig wetenschappelijke artikelen over het onderwerp publiceren en schreef ze het boek Tribes of Car Nicobar.

In januari 1991 kreeg Chattopadhyay als wetenschappelijk medewerker van de AnSI voor het eerst de kans om samen met een team het North Sentinel Island te bezoeken. Maar er was een probleem: vrouwen werden nooit opgenomen in de groepen die contact zouden maken met de ‘vijandige’ stammen op de eilanden. “Ik moest een geschreven verklaring indienen dat ik de risico’s kende en in het geval van verwonding of overlijden geen genoegdoening van de regering zou eisen,” herinnert Chattopadhyay zich. “Mijn ouders moesten een soortgelijke verklaring ondertekenen.”

Nadat de papieren waren ingediend, werd Chattopadhyay de eerste vrouwelijke antropoloog die contact maakte met de Sentinelezen. Nu, 27 jaar later, spreekt ze met National Geographic over die bijzondere ervaring.

Drijvende kokosnoten

“We waren allemaal wat gespannen [tijdens de expeditie van januari 1991], want een paar maanden eerder was een team van de regering op de gebruikelijke vijandigheid gestuit,” vertelt Chattopadhyay. Haar groep naderde het eiland in een bootje, dat langs het lege strand in de richting van een opstijgende rookpluim voer. Een paar Sentinelese mannen, van wie er vier gewapend waren met pijl en boog, liepen naar de branding. “We begonnen drijvende kokosnoten in hun richting te duwen. Tot onze verrassing liepen enkele Sentinelezen de zee in om de kokosnoten op te pikken.”

In de twee à drie uur die volgden, waadden de Sentinelese mannen meerdere keren vanaf het strand de zee in om de drijvende kokosnoten – een vrucht die niet op hun eiland groeit – op te halen, terwijl vrouwen en kinderen vanuit de verte toekeken. Maar de dreiging van een aanval op de nieuwsgierige antropologen bleef aanwezig, herinnert Chattopadhyay zich. “Een jongeman van 19 of 20 stond bij de vrouwen op het strand. Plotseling spande hij zijn boog. Ik riep hen toe dat ze hier moesten komen om kokosnoten te verzamelen, waarbij ik woorden gebruikte die ik tijdens mijn onderzoek in het gebied bij andere stammen had opgepikt. De vrouw gaf de jongen een por en zijn pijl viel in het water. Op aandringen van de vrouw liep ook hij de zee in en begon kokosnoten op te halen,” vertelt ze. “Later kwamen enkele stamleden nog dichterbij en raakten ons bootje aan. Wij meenden dat ze met dit gebaar aangaven dat ze ditmaal niet bang voor ons waren.” Het AnSI-team ging aan wal, maar de stam nam de antropologen niet mee naar hun dorp.

Chattopadhyays twee bezoeken aan het North Sentinel Island in 1991 waar kokosnoten aan de eilandbewoners werden uitgedeeld worden beschouwd als de enige vriendelijk verlopen ontmoetingen tussen Sentinelezen en buitenstaanders
Chattopadhyay’s twee bezoeken aan het North Sentinel Island in 1991, waar kokosnoten aan de eilandbewoners werden uitgedeeld, worden beschouwd als de enige ‘vriendelijk’ verlopen ontmoetingen tussen Sentinelezen en buitenstaanders.
Madhumala Chattopadhyay

Een maand later keerde Chattopadhyay terug met een groter team. “Deze keer was onze groep groter omdat de regering wilde dat de Sentinelezen vertrouwd raakten met álle leden van het team,” herinnert ze zich. “Ze zagen ons naderen en kwamen ons zonder wapens in de hand tegemoet.” De Sentinelezen namen niet genoegen met het oppikken van drijvende kokosnoten, maar klommen in het bootje om een hele zak van de vruchten mee te nemen. “Ze probeerden zelfs een geweer van de politie mee te nemen, omdat ze het aanzagen voor een stuk metaal,” zegt Chattopadhyay. Toen probeerde een van de teamleden een decoratie van bladeren te pakken die door een van de Sentinelese mannen werd gedragen. “De man werd boos en trok zijn mes. Hij gebaarde dat we meteen moesten vertrekken en dus gingen we weg,” zegt ze.

Een derde expeditie, enkele maanden later, viel door slecht weer in het water. “Er was niemand op het strand en we keerden terug zonder iemand te hebben gezien. Daarna besloot de regering om het aantal bezoeken aan het North Sentinel Island te verminderen om de eilandbewoners te beschermen tegen blootstelling aan ziekten waartegen ze waarschijnlijk geen afweer hadden.

Chattopadhyay werkt nu voor het Indiase ministerie van Rechtvaardigheid en Empowerment en is al negentien jaar niet meer op de Andamanen en Nicobaren geweest. Ze heeft ook geen behoefte om naar North Sentinel Island terug te keren. “Die stammen wonen al eeuwenlang zonder enig probleem op deze eilanden. Hun problemen begonnen toen ze in contact kwamen met buitenstaanders,” zegt de antropologe. “De stammen op de eilanden hebben geen buitenstaanders nodig om ze te beschermen – wat ze nodig hebben, is dat ze met rust worden gelaten.”

Lees ook: 'Inheemse Amerikanen vertellen hún verhaal'

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com