Welke invloed heeft het ingrijpen van de mens op de gezondheid van onze planeet? Dat vragen veel mensen zich tegenwoordig af, onder wie ook kunstfotograaf Joe Freeman, die deze vraag onder de loep te nam nadat hij in 2014 een lezing van National Geographic-fotograaf James Balog op de universiteit bijwoonde. Het resultaat was Freemans project ‘Clearcut’, een bijna spookachtige kijk op verweerde boomstronken in de staat Washington.
Deze stronken zijn te vinden bij de historische Snoqualmie Pass, volgens Freeman een oude doorgangsroute voor indianen in het noordwesten van de VS. Per mail vroeg ik hem wat hem in deze stronken aangetrekt en wat ze voor de toekomst betekenen.
Hoe ben je deze stronken op het spoor gekomen?
Ik ontdekte de plek toen ik na een zware en emotionele week, waarin ik de nasleep van de bosbranden ten oosten van de Cascades fotografeerde, terug naar Seattle reed.
Toen ik de Snoqualmie Pass naderde, zag ik in de verte een vallei vol oude boomstronken. Vanaf de snelweg zagen ze er heel gewoontjes uit. Ik reed zelfs de afslag voorbij die naar de vallei leidde en dacht bij mezelf: ik bekijk ze wel wanneer ik weer eens richting het oosten ga. Maar iets in mij zei me dat ik moest gaan kijken, dus bij de volgende afslag keerde ik om en reed terug. In dat opzicht denk ik dat de plek mij heeft gekozen.
Wat is het achtergrondverhaal van deze bomen?
De bomen zijn waarschijnlijk rond 1917 op de Snoqualmie Pass gekapt, toen het meer Keechelus Lake werd afgedamd om de watertoevoer voor het irrigatiestelsel van oostelijk Washington te reguleren. Toen de stuwdam eenmaal was gebouwd, steeg het waterpeil en kwamen de bomen onder water te staan. Voor zover ik weet, werden de bomen gekapt zodat hun economische waarde – vermoedelijk miljoenen dollars – niet verloren ging.
Omdat het stuwmeer zich telkens vult en weer leegloopt, staan de stronken een gedeelte van de tijd onder water, waardoor ze in de loop der jaren goed bewaard zijn gebleven. Ik kwam daar aan toen het peil in het stuwmeer uitzonderlijk laag stond.
Wat sprak je in bepaalde boomstronken en hun vormen aan?
Wat me bij deze stronken meteen raakte, was hun ongelooflijk antropomorfe, mensachtige gedaante. Ze leken allemaal hun eigen unieke variaties te hebben, als individuen.
Drie of vier stonden bij elkaar als een gezinnetje; twee andere als een verliefd stel of een ouder met kind. Soms leek het alsof de stronken elkaar vasthielden, steun bij elkaar zochten tegenover een onontkoombare ondergang.
Hoe was het om in dit landschap rond te lopen?
Er heerst daar een gevoel van vervreemding en ontzag. Door de kaalheid voelt de plek aan als een oord dat niet voor mensenogen bestemd is. Dat is in zekere zin ook zo, omdat het hier het grootste deel van het jaar onder water staat. Op sommige plaatsen kom je overal een bepaald type drijfzand tegen, wat het rondlopen in dit gebied een verwarrende – en potentieel gevaarlijke – onderneming maakt.
Het verkeer van de Interstate 90 in de verte zorgt voor een voortdurend geraas op de achtergrond, waardoor je hier niet die absolute stilte van de afgelegen wildernis vindt. In de maanden dat ik de plek fotografeerde, werd er in de buurt gewerkt aan een stuk snelweg. Daarbij werd de I-90 op een bewolkte dag rond zes uur ’s avonds voor een of andere werkzaamheid volledig afgesloten. De plotselinge stilte vulde de vallei op een veel dramatischer wijze dan welk geluid dan ook.
Na enige tijd hoorde ik een wapiti in het bos aan de westkant van de vallei. Zijn roep was zó luid dat ik dacht dat het dier misschien een schotwond had opgelopen. Maar een minuut of twee later hoorde ik van de oostkant het antwoord waarop hij had gewacht. Een uur lang zongen de beide wapiti’s elkaar bij het invallen van de duisternis toe. Dat was een absoluut magisch moment. Je kreeg een soort oergevoel.
Welk verhaal moeten deze foto’s volgens jou vertellen?
Ik denk dat het griezelige, trieste karakter van deze beelden de meeste indruk maakt. Het gaat niet zozeer om het verhaal als wel om een emotioneel gegeven, dat ook zonder de historische context – hoe het kappen van bomen een heel ecosysteem aantast – wordt overgebracht. Het voelt het als mijn plicht om aan te sluiten op de emotionele logica die in een landschap ligt besloten en een manier te vinden om dat visueel uit te drukken. Ik kan natuurlijk niet voor het land spreken, maar ik hoop wel dat het land via mij spreekt.
Ik hoop dat de beelden de kijker een gevoel van onopgeloste – en misschien onoplosbare – spanning meegeven. Zo heerst er een spanning tussen de donkere, verleidelijke schoonheid en de regelrechte verwoesting. Zo’n spanning roept een gevoel van schuld op, omdat wij mensen veranderingen aanbrengen en verwoestend in de natuur ingrijpen. Ik hoop dat kijkers zullen reageren door bewuster te worden van het feit dat het landschap altijd met ons communiceert. Alleen als we dat feit erkennen, kunnen we verantwoordelijker worden in onze voogdij over de natuur.