BERRYVILLE, Virginia - Als gevolg van de vergrijzing was het aantal monniken in deze trappistenorde teruggelopen tot tien, vergeleken met een maximum van 68 trappisten in het verleden. Het wordt steeds moeilijker om jonge mannen ervan te overtuigen zich te verplichten tot een celibatair leven van armoede, gehoorzaamheid en – in het geval van de trappisten – ook nog stilte.
De tweede uitdaging was dat de kleine vijfhonderd hectare grond van de Holy Cross Abbey – waar de monniken vruchtentaarten en crèmehoning produceren en grond aan boeren verpachten – ook problematisch was. Het rundvee dat op deze idyllische plek aan de voet van de Blue Ridge Mountains graasde, vertrapte de bodem langs zijriviertjes van de Shenandoah, waardoor veel slib in het water terechtkwam. De gewassen ze hier verbouwden, werden met zware pesticiden behandeld. De abdijgebouwen waren oud en vervallen. En het afval, waaronder binnenbanden, werd vaak verbrand in plaats van gerecycled.
Overste James Orthmann (66), al sinds 1977 in het klooster woonachtig, zegt dat de monniken in 2007 begonnen de situatie onder ogen te zien. ‘We moesten gewoon iets doen,’ vertelt hij. ‘Als we niets zouden ondernemen, zijn we hier over vijftien jaar misschien niet meer.’
Dus zocht Lewis White, destijds een novice in de abdij, contact met zijn zus Annie White, recent afgestudeerd aan de School of Natural Resources and Environment van de University of Michigan. Hij wilde meer te weten komen over de opties die het klooster had. En Annie ‘voelde goddelijke inspiratie’, zegt ze.
Het resultaat was een veertien maanden durend project, waarbij zes studenten van de University of Michigan een rapport van 472 pagina’s over alle aspecten van het kloosterleven schreven. De studie, Holy Cross Abbey: Reinhabiting Place, stond vol met voorstellen, van het installeren van waterbesparende toiletten tot het invoeren van een compostsysteem. De studenten keken naar economische factoren, landgebruik, water- en afvalbeheer, de gebouwen, de werkzaamheden en het energieverbruik – kortom, naar alles wat te maken had met het dagelijks leven in het klooster, behalve de Gregoriaanse zang.
‘Vertrouwen was in dit project heel belangrijk,’ zegt Andrew Hoffman, professor duurzaam ondernemen aan de University of Michigan, die de supervisie over het project had. ‘Vreemdelingen binnenlaten was een hele stap voor hen, dus moesten we het project presenteren op een manier die rekening houdt met de aard van deze gemeenschap.’
De reis naar duurzaamheid wordt op ontroerende wijze verhaald in een nieuwe documentaire van één uur, Saving Place, Saving Grace, die op de Amerikaanse publieke zenders wordt uitgezonden. Toen filmmaker Deidra Dain en co-producer George Patterson in 2009 begonnen met het draaien van de documentaire, telde de Holy Cross Abbey 21 leden, vertelt ze. ‘Ze proberen niet alleen het land waarop ze leven maar ook hun gemeenschap duurzaam te maken. Het gaat om het raakvlak tussen ecologie en theologie.’
Openstellen
De gemeenschap van monniken die vooral in stilte werken en zich zelden buiten hun klooster wagen, stond voor een existentieel dilemma: geheel afgescheiden blijven van de buitenwereld en daarmee de kans lopen dat ze zou verdwijnen, of zich openstellen en hulp van buiten inroepen om haar missie te kunnen voortzetten.
‘Na de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw hebben we geprobeerd een evenwichtiger benadering van het kloosterleven en de privacy in deze orde toe te passen en een omgeving van gebed en stilte te bewaren,’ vertelt overste James. ‘Maar dat betekent niet dat we mensen uit ons leven bannen. Het bewaren van een evenwicht staat niet gelijk aan het dichthouden van de deur.’
De studenten vertellen dat ze verrast waren door de manier waarop ze werden verwelkomd door de monniken, die lekkernijen uit de bakkerij voor hen klaarzetten en uitlegden dat gastvrijheid sinds de oprichting van de orde deel uitmaakt van de cisterciënzer missie.
Oud-studente Kathryn Buckner herinnert zich een van de monniken die nauw met de studenten samenwerkte: overste Robert Barnes, die kort nadat de documentaire was voltooid, aan kanker overleed. ‘Voor iemand die sinds zijn negentiende in het klooster heeft gewoond, was hij grappig, ad rem en nuchter. Ik had niet gedacht dat monniken zo konden zijn.’
Sinds de voltooiing van het rapport zijn de monniken begonnen veranderingen door te voeren. De populairste en meest lucratieve maatregel bleek het reserveren van ruim 32 hectare grond voor een natuurkerkhof. Degenen die hier worden bijgezet (en die niet per se katholiek hoeven te zijn), kunnen kiezen om in een eenvoudige lijkwade te worden begraven, de manier waarop ook de monniken zelf worden begraven, of in een biologisch afbreekbare kist. Ze kunnen ook kiezen voor crematie en hun as in een apart gedeelte van het kerkhof laten verstrooien.
De natuurbegrafenissen kosten vier- tot achtduizend dollar, afhankelijk van de plek, terwijl de kosten voor een crematie tussen de twee- en vierduizend dollar bedragen. Sinds de opening van het kerkhof, in 2012, hebben hier al 97 begrafenissen plaatsgevonden en hebben 12 mensen hun as op deze plek laten verstrooien.
De abdij beschikt nu ook over een oecumenische openluchtkapel naast het kerkhof met daarop een windvaan in de vorm van een blauwe reiger, een eerbetoon aan de 27 reigernesten op het terrein van de abdij.
De groene abdij
En dat is nog niet alles. Het klooster heeft het natuurbehoud rond de abdij in een erfdienstbaarheid vastgelegd, waardoor dit stuk land zal worden beschermd tegen projectontwikkelaars.
De afgelopen vijf jaar heeft de Holy Cross Abbey ‘kloosterweekenden’ georganiseerd, als aanvulling op de reguliere retraites, zodat mannen en vrouwen het dagelijks leven in een klooster kunnen ervaren. De weekenden zijn altijd volgeboekt, vertelt abdijbroeder Kurt Aschermann. Zelfs de bezoekers van de reguliere stilteretraites laten hogere donaties achter dan in voorgaande jaren, zegt overste James, wat betekent dat de retraites winstgevender zijn geworden.
Een nieuwe pachter, Great Country Farms, teelt nu biologische gewassen op ruim tachtig hectare van de abdijgrond, waarbij pesticiden worden geweerd en organisch restmateriaal zoals maïsstengels als mest in de grond wordt geploegd. De pachter heeft ook bijen geïntroduceerd om de gewassen te helpen bestuiven.
De zijriviertjes waar de koeien ooit vrij rondliepen, zijn omheind, evenals de rivier de Shenandoah, en het graasgebied is ingeperkt. Nieuw aangeplante hardhoutbomen groeien nu op stukken land die ooit open grasland waren.
‘Al na een half jaar kon je het verschil zien,’ zegt overste James. ‘Ik heb het gevoel dat het land aan het genezen is.’
De hoofdkapel van het klooster, die naar verwachting de komende weken zal worden heropend, is gerenoveerd en is energiezuiniger geworden. En in de vruchtentaartbakkerij van de monniken wordt nu gebruik gemaakt van een convectieoven op aardgas, in plaats van een krakkemikkige oude oven waarin ooit het brood voor het klooster werd gebakken.
De volgende stap is het verwijderen van invasieve plantensoorten van de abdijgrond, zoals de Ailanthus-boom (ook wel ‘hemelboom’ genoemd), die inheems is in China.
Al deze veranderingen passen goed bij deze orde die in 1098 werd gesticht en die het rentmeesterschap over het land altijd als een van haar belangrijkste geloften heeft gehuldigd. In vroegere geloften, zo vertelt overste James, werden de cisterciënzers ‘liefhebbers van de broeders en van de plek’ genoemd.
De cisterciënzers (of trappisten) zijn in de VS onder meer bekend als de orde waartoe in 1941 ook Thomas Merton, de auteur van The Seven Storey Mountain, toetrad.
Op deze plek in Virginia wonen al zestig jaar monniken, die hiernaartoe verhuisden nadat hun vorige abdij in Rhode Island in 1950 door brand werd verwoest. In de achttiende eeuw werd dit gebied door de jonge landmeter George Washington in kaart gebracht, en het oorspronkelijke klooster is gebouwd rond de ruïnes van een boerenhoeve uit 1784. In 1864 vond hier een veldslag in de Amerikaanse Burgeroorlog plaats, de Slag bij Cool Spring, waarbij zo’n duizend man sneuvelden.
In veel opzichten lijkt het abdijterrein nog altijd zo landelijk als in die vroege tijden; het enige wat je hoort is het getjilp van vogels. De dagen verlopen volgens de vier bidstonden, waarvan de eerste om half vier ’s ochtends begint.
De jongste monnik is nu 59 jaar oud (en wordt 60 op 1 mei) en de oudste 90 jaar, wat de monniken doet beseffen dat ze snel nieuwe leden moeten vinden. ‘In de documentaire en in de gesprekken wordt duidelijk gemaakt dat ze heel graag nieuwe en jongere roepingen zouden willen aantrekken,’ zegt Hoffman van de University of Michigan.
Intussen wordt er in de Holy Cross Abbey gewerkt zoals altijd: brood wordt gebakken, het land bewerkt en gasten verwelkomd en – misschien wel het belangrijkst voor de monniken – er wordt gebeden.
Kathryn Buckner: ‘Zij beschouwen het als hun doel in het universum om te bidden voor de mensheid, te bidden voor vrede, Gods aanwezigheid en liefdadigheid hier op aarde. Zo brengen ze voor ons allen veel positieve energie in het universum.’