Zelfs volgens de nietsontziende begrippen van Islamitische Staat (IS) was de puinhoop die de extremisten hadden aangericht in Kaldo Shomans boerderij, moeilijk te vatten.
Gedurende ruim twee decennia hadden Shoman en zijn twee broers hard gewerkt om hun landerijen tot een geïmproviseerd opvangcentrum voor wilde dieren om te toveren. Door het planten van bomen hoopten ze trekvogels – en uiteindelijk ook toeristen – naar deze onherbergzame uithoek in het noordwesten van Irak te lokken. In een gebied waar water schaars is, hadden ze een kunstmatige vijver uitgegraven en gemerkt dat er wilde zwijnen en af en toe een gazelle op afkwamen.
Maar IS maakte hun opvangcentrum in één keer met de grond gelijk.
Nadat de jihadisten in de zomer van 2014 door de toegangspoort waren gestormd, hadden ze de paarden van de Iraakse boer in een wei gedreven en als schietschijven gebruikt, vertelt Shoman. Shomans huisgier schoten ze dood en zijn lievelingshond bonden ze achter een rondrijdende tractor, waarna ze zijn uitgebreide collectie zangvogels in beslag namen.
Om ervoor te zorgen dat eventuele aanvallers nergens in het landschap dekking konden zoeken, staken de strijders vervolgens grote stukken bebost gebied in brand, waaronder Shomans boomgaard langs de weg, en bezaaiden het gebied met landmijnen. Toen Iraaks-Koerdische troepen eind 2015 de laatste IS-bolwerken in de noordelijke provincie Ninive belegerden, pasten de jihadisten tijdens hun terugtrekking nog een laatste milieuverwoestende tactiek toe: het dumpen van olie.
“Kijk wat ze hebben gedaan!” zegt Kaldo Shoman, wijzend op de inktzwarte sporen van diesel die zijn vijver anderhalf jaar later nog vervuilen. “Zij zijn de beesten!”
De afgelopen decennia is voor veel Irakezen een lijdensweg van conflict na conflict, verwoestende economische sancties en jihadistische terreur geweest. Maar naast de begrijpelijk aandacht voor de menselijke slachtoffers wordt nu ook duidelijk hoe zwaar de wilde fauna van dit land in deze periode te lijden heeft gehad.
Voordat Irak wegzonk in veertig jaar van bijna ononderbroken vijandelijkheden, wemelde het in het land van de wilde dieren, waaronder een zestal wilde kattensoorten, een indrukwekkend scala aan valken en honderden vissoorten. De plompe rivierkarper was de basis voor een nationaal gerecht: masgouf. En de populatie slangen in Irak was ooit zó groot dat de Soemeriërs het gif van de dieren molken om het als medicijn toe te passen.
Maar in de afgelopen tientallen jaren worden in Irak steeds minder wilde dieren gespot, zeggen natuurbeschermers. Door de voortdurende conflicten zijn er nauwelijks gegevens over de achteruitgang van de diverse soorten. Tenminste 31 vogelsoorten worden bedreigd of bevinden zich op de rand van uitsterven, aldus Nature Iraq, een plaatselijke non-profitorganisatie. (Grotere dieren als de Perzische leeuw en de Kaspische tijger zijn al lang geleden uit het landschap verdwenen.)
“Duizenden jaren lang hadden we hier volop wilde dieren, van Zakho [in het noorden] tot Faw [in het zuiden],” zegt Adel Musa, directeur van de dierentuin van Bagdad, waar enkele van de weinige nog overgebleven grote katachtigen van Irak verblijven.
“Maar na al deze oorlogen en moeilijke omstandigheden in Irak moet ik helaas zeggen dat ze enorm in aantal zijn afgenomen.”
Oorlogszone
De ondergang van de wilde fauna in Irak is grotendeels te wijten aan de Irak-Iranoorlog van 1980 tot 1988. Gedurende die acht jaar bevochten twee enorme legers elkaar aan de grens tussen beide landen, waar ze het berggebied volledig verwoestten.
Hele populaties van wilde geiten en wolven werden gedecimeerd door vrijwel niets anders dan artillerievuur, zo vertelden boswachters aan National Geographic. Het aantal rondtrekkende Mesopotamische damherten nam dramatisch af, mede door het enorme netwerk van loopgraven en volgens de International Union for Conservation of Nature (IUCN) is het dier nu in grote delen van Irak uitgestorven.
Toen voormalig president Saddam Hussein de twaalf miljoen dadelpalmen van de provincie Basra liet omhakken om verrassingsaanvallen op de vitale olie-installaties van Irak te voorkomen, veranderde hij dit ooit zo weelderige landschap (en zijn fauna) in een bijna uitgestorven en kale streek die zich sindsdien niet meer heeft hersteld.
Jaren later richtte Hussein zijn woede op de Mesopotamische moerassen, de meest uitgestrekte wetlands van het Midden-Oosten. Omdat hij de door hem verslagen Moerasarabieren definitief wilde uitschakelen, beval hij het gebied droog te leggen en de bevolking te deporteren. Terwijl de moerassen opdroogden, verdween ook de rijke fauna van otters, pelikanen, gestreepte hyena’s en rivierdolfijnen. De meeste van deze soorten zijn nooit meer teruggekeerd.
In bijna zijn hele verspreidingsgebied in Irak hebben stropers de slanke otter, een wereldwijd bedreigde soort, uitgeroeid.
“De vissen, de vogels, de grotere dieren: het is niet meer zoals het was,” zegt Ismail Khaled Dawoud, een buffelfokker die naar de moerassen is teruggekeerd nadat ze gedeeltelijk weer onder water zijn gezet. “We zijn blij dat we terug zijn, maar het is gewoon niet meer hetzelfde.”
Spoor van verwoesting
De verwoestingen van de Iran-Irakoorlog en Saddams onderdrukking van lokale opstanden werden gevolgd door de terreur van IS.
Om hun verplaatsingen voor Amerikaanse gevechtsvliegtuigen verborgen te houden, legde IS lange linies van explosieven aan of stak oliebronnen in brand, waarbij vee en wild in een uitgestrekte gevarenzone terecht kwamen.
“Schapen en geiten vliegen nog geregeld de lucht in,” zegt Sean Sutton van de Mines Advisory Group, een internationale mijnopruimingsgroep die sinds eind 2015 zo’n 11.000 mijnen in Noord-Irak heeft verwijderd. De mijnen hebben waarschijnlijk ook veel trekroutes van dieren verstoord, zegt Sutton.
De extremisten van IS lieten een spoor van zinloze en soms bizarre verwoesting achter. In januari 2015 brandden ze in de omgeving van Dibis een van de grootste bossen van Noord-Irak plat, zogenaamd om in de aanloop naar hun aanval op de stad een rookgordijn over het doelwit te leggen, maar in werkelijkheid om de plaatselijke bevolking te intimideren, zegt Ismail Nouri Mohammed, een kolonel in de Asayesh, de Koerdische binnenlandse veiligheidsdienst. Tientallen dieren, van everzwijnen tot wilde paarden, werden levend verbrand.
Maar als al deze slagvelden de enige gevaarlijke gebieden voor de wilde fauna van Irak zouden zijn geweest, dan zou die fauna er nu minder wanhopig hebben voorgestaan. Want door het gedeeltelijk ineenstorten van de burgersamenleving in de afgelopen tien jaar is ook de illegale jacht enorm toegenomen.
Sommige verarmde inwoners in de valleien van de Eufraat en Tigris hebben hun toevlucht genomen tot het afschieten van beschermde zangvogels, in de hoop om hun dieet in economisch zware tijden aan te vullen. De marmereend, een lekkernij voor velen, is daardoor een bedreigde soort geworden, aldus de IUCN.
‘Driehoek des doods’
Voor anderen betekent het wegvallen van een functionerende overheid een welkome gelegenheid om op jacht te gaan, konijnen te strikken en gieren te schieten. Nu de mogelijkheden tot vermaak op het platteland van Irak zeer beperkt zijn, zien veel jongemannen de jacht als ontspanning.
“Iedereen heeft hier een geweer en als je een geweer hebt, ga je ermee schieten,” zegt Ibrahim Hassan Al-Haramoozi, een lokale sjeik op het platteland van de provincie Kirkuk. “Dus nu zijn er hier geen dieren meer.”
Al vóór de opmars van IS probeerden de autoriteiten greep te krijgen op tenminste enkele aspecten van de illegale jacht. Politici kwamen met anti-stroperswetgeving terwijl hun tegenhangers in het autonome Koerdistan een aparte boswachterspolitie in het noorden van Irak opzetten. Iedereen die in beschermd gebied met een geweer werd betrapt, kon in theorie tot een gevangenisstraf worden veroordeeld.
Maar toen de jihadisten in 2014 opdoken, werd de meeste wetgeving die niet met de oorlog te maken had, in de ijskast gezet. De Koerdische jachtopzieners werden naar het front bij Mosoel gestuurd en het ministerie van Milieu werd in 2015 door het ministerie van Volksgezondheid opgeslokt. Door de afwezigheid van handhavers konden illegale jagers weer hun gang gaan, zeggen legale sportjagers.
“In de woestijn, langs rivieren en in de bergen zijn ze een groot probleem,” zegt Ahmed Hummadi, secretaris van de Iraakse Vereniging van Jagers, de legale organisatie die jachtvergunningen uitgeeft. “En ze geven ons ook een slechte naam.”
Op een zachte middag in december in een jachtgebied bij de Iraakse hoofdstad Bagdad speurden Hummadi en zijn drie metgezellen met het geweer in de hand de lucht af op patrijzen. Maar ze zagen niets om op te schieten. De lokale fazantachtige, de frankolijn, is weliswaar niet bedreigd maar volgens Hummadi lang niet meer zo wijdverspreid als voorheen.
De ‘driehoek des doods’, zoals de Amerikaanse troepen dit gebied ooit noemden vanwege het grote aantal militante rebellen, leek van alle fauna te zijn ontdaan.
KIJK NAAR EEN DUBBELE AFLEVERING VAN THE LONG ROAD HOME OP 5 NOVEMBER OM 21:30.