CHOMAN, IRAK – Als de berg Grmandil een schip zou zijn, dan zou hij onder het gewicht van alle landmijnen zijn gezonken.
Overal op de steile en rotsachtige hellingen van de berg vind je – als dodelijke paddenstoelen – grote en kleine mijnen, antitankmijnen en explosieven die niet bedoeld zijn om te doden maar om te verminken. Hogerop de berg, vlak onder de in wolken gehulde top, liggen tonnen aan munitie onder de sneeuw, klaar om in de lente te worden gebruikt.
Niemand doet hier aan bergwandelen. Er lopen weinig dieren rond. Het is zó’n perfecte en dodelijke val dat zelfs ervaren en allesbehalve angstige mijnenruimers met een grote boog om deze berg heenlopen.
“Daar liggen mijnen. En daar. En waarschijnlijk ook daar,” zei Mam Rasool terwijl hij met zijn hand naar links en rechts en naar voren gebaarde. “Geen leuke plek.”
Hij kan het weten. Na meerdere aanvaringen met deze berg heeft hij tot nu toe één been en een deel van zijn maag verloren.
En toch, als het aan een groepje van vastbesloten natuurbeschermers uit de regio ligt, zal het hele gebied binnenkort deel uitmaken van Iraks eerste nationale park volgens internationale standaarden. Ze laten zich niet afschrikken door de explosieve overblijfselen van recente oorlogen en willen dolgraag redden wat er te redden valt van de zwaar getroffen flora en fauna in dit land. Deze mannen zijn van plan een reusachtig reservaat van zo’n 1200 vierkante kilometer op te zetten (niet veel kleiner dan de provincie Utrecht). Na tientallen jaren van grootschalige verwoestingen in natuurgebieden, het meest recent door jihadisten van IS, hopen ze een wildreservaat én een symbool van een betere en vreedzamere toekomst te creëren.
“Dit zou een recept kunnen zijn voor de rest van Koerdistan, de rest van Irak,” zegt Salar Chomani, berggids en groot voorstander van het gedroomde park.
Uitdagingen
De weg ernaartoe is verraderlijk – en dat niet alleen vanwege de mijnenvelden. Verscholen in het uiterste noordwesten van Irak, in de semiautonome regio Koerdistan, is de plek waar het Nationale Park Halgurd-Sakran moet komen, nooit een eenvoudig te beheren gebied geweest. Het terrein is ongekend ruig, met loodrechte rotswanden die met veel geweld door de wind gehouwen lijken te zijn. De bewoners van het gebied – geharde types uit het Zagrosgebergte – hebben lang en meestal met succes gevochten tegen bemoeienissen van buitenaf. Hoewel het park zich geheel binnen Iraaks Koerdistan bevindt, ligt het zó dichtbij Iran – en Turkije – dat mobieltjes hier geregeld met het bericht ‘Welkom in Iran’ oplichten. Om hun droom waar te maken zullen de milieuactivisten misschien moeten doen wat talloze grote rijken niet konden: deze ‘Duivelsdriehoek’ pacificeren.
Ook op wereldschaal moeten de voorstanders van het park de gebruikelijke procedures opschudden. Zonder geld en met weinig politieke steun zijn de vooruitzichten voor Halgurd-Sakran zeer onzeker, zelfs als het park er zou komen. In landen die door oorlog worden verscheurd, zijn beschermde natuurgebieden niet bepaald succesverhalen gebleken – van het Nationale Park Dinder in Soedan tot het Virunga-park in de Democratische Republiek Congo. Zelfs Iraks eigen Unesco-park, het Mesopotamische Moerasgebied, loopt het risico om amper twee jaar na zijn instelling als Werelderfgoed die status weer kwijt te raken. Terwijl militanten en veiligheidstroepen binnen de beoogde grenzen van het park een dodelijk kat-en-muisspel spelen, vragen zelfs de pleitbezorgers van het project zich af of deze onderneming wel levensvatbaar is.
Maar in weerwil van alle slechte voortekenen en meerdere tegenvallers denkt het jonge team achter Halgurd-Sakran dat het succesvol zal zijn. Ze hebben gezien hoe hun geboorteland talloze crises overleefde en zijn gewend aan onmogelijke uitdagingen. En dus wordt in Irak geprobeerd een park te creëren in een tijd waarin de regering-Trump in Utah 8100 vierkante kilometer beschermd gebied wil afschaffen.
“We hebben jarenlang naar de wereld gekeken en naar Irak, naar ons deel van Irak – het moeilijkste gedeelte misschien – en ons afgevraagd of dit wel een goed idee was,” zei Dlzar Qader, ex-voorlichter van het park en afkomstig uit Choman, de districtshoofdstad en ook het centrum voor het park. “Maar we wilden laten zien dat we dit kunnen doen en dat de lokale bevolking zich om het milieu bekommert.”
Hooggestemde verwachtingen
In het begin leek niets de instelling van het park in de weg te staan.
Het plan werd geboren rond 2010, toen Abdulwahid Gwani, de burgemeester van Choman, geïnspireerd terugkeerde van een bezoek aan de Oostenrijkse nationale parken in de Alpen. Daarna verliep het opzetten van het Halgurd-Sakran-park razendsnel. De burgemeester verzamelde een enthousiast team van plaatselijke assistenten om zich heen en liet wetenschappers als vrijwilligers uit Wenen overkomen. Op advies van de Oostenrijkse experts brachten ze het park in kaart en stelden een stappenplan op voor de inrichting van het gebied.
Kort daarna zette Gwani teams van mijnenruimers in, die flinke stukken van de naar schatting 130 mijnenvelden rond en in het park begonnen te verwijderen. In 2012 werden de lager gelegen hellingen van de berg Sakran tot veilig gebied verklaard.
“In het beste geval dachten we tegen het einde van 2017 een park te hebben, dat erkend zou worden door de IUCN,” zei Martin Jung, lid van het team van het Austrian Institute of Technology (AIT).
Misschien belangrijker nog was het feit dat de financiering snel aan de hooggestemde verwachtingen van de burgemeester begon te voldoen. Na een toezegging van twaalf miljoen dollar van de regionale Koerdische overheid verdubbelde de enthousiaste Gwani de omvang van het park van de ene dag op de andere, door het toevoegen van de Halgurd en de Cheekha Dar, met elk 3650 meter de twee hoogste bergen van Irak. Twintig jaar nadat de Iraakse dictator Saddam Hoessein de Koerdische gebieden had aangevallen en daarbij alle 124 dorpen rondom Choman had verwoest, leek een van de zwaarst getroffen regio’s in Irak voorop te lopen in de wederopbouw. “Er is veel bloed voor deze bergen vergoten, dus behandel ze goed,” luidde de slogan van een recente campagne tegen afval langs de snelweg.
Terwijl het geld binnenkwam, begon het park langzaam vorm te krijgen. Begin 2013 bouwde het team een bezoekerscentrum aan de rand van Choman, compleet met schilderingen van dieren op de blokhutachtige muren. Een paar maanden later werden zestig parkopzichters aangesteld. De mannen werden gestationeerd op de lager gelegen hellingen van de Halgurd en droegen een speciaal uniform van canvashoeden en camouflagekleding. De mannen hadden de taak om controleposten in de bergen op te zetten en uit te kijken naar illegale jagers. Vervolgens kwam de tot dan toe grootste uitdaging: de parkmedewerkers moesten de sceptische plaatselijke bevolking ervan overtuigen dat er ditmaal geen sprake was van een gewiekst plan om hun land af te pakken.
“Er is altijd zoveel corruptie geweest, dat ze dachten dat dit weer een nieuwe manier was om de bergen onder controle te krijgen,” zei Bakhtyar Bahjat, ex-voorlichter en nu beheerder van het park. “We moesten ze ervan overtuigen dat dit een goede zaak voor hen was.”
In die opwindende begindagen leken sommige problemen rond het park zelfs kansen te bieden. In de afgelopen tientallen jaren heeft de PKK, een Turks-Koerdische strijdgroep die door de VS als terroristische organisatie wordt beschouwd, tientallen bases in de afgelegen hooglanden van Iraaks Koerdistan bemand. De PKK-troepen bivakkeerden in de grotten en dichte wouden ten noorden van de Halgurd en ten zuiden van de Sakran, waarmee ze een flink stuk van het park controleerden – en iedereen uit de buurt hielden. De plaatselijke milieubeschermers merkten dat ook illegale jagers op afstand werden gehouden.
“Ze zijn dol op de omgeving, dat hoort bij hun geloof, dus niemand kan zelfs maar een vogel een haar krenken zonder in grote problemen te komen,” zei Qader. “Dus wat ons betreft was het niet zo erg om ze daar te hebben.”
In grote delen van dit Koerdische berggebied – waar het ooit wemelde van de wilde dieren en planten – is het na tientallen jaren van oorlog en ongereguleerde jacht angstaanjagend stil geworden. De Syrische bruine beer is vrijwel verdwenen, evenals het Mesopotamische damhert. De Moorse landschildpad is hier nu zeldzaam, en tijdens een recente telling in de wateren van Halgurd-Sakran vonden onderzoekers slechts negen soorten vis.
“Boeren vertellen dat als je tien jaar geleden met een kalasjnikov een kogel in het water schoot, er tien vissen uit sprongen,” zegt Nabil Musa, een bekende Koerdische milieuactivist die bijna vanaf het begin bij het opzetten van het park betrokken is geweest. “Nu kun je er twee bommen in gooien en beweegt er niets meer.” Dit toevluchtsoord voor wilde dieren zou enkele van de meest bedreigde soorten van Irak een laatste kans hebben geboden om te overleven.
Vervlogen hoop
Begin 2014 leek het werk aan het park bijna voltooid te zijn. Maar toen begon alles mis te gaan.
Allereerst kwam die zomer IS uit de woestijn van Syrië en westelijk Irak aanstormen. De terroristen bezetten veertig procent van Irak en rukten op tot zo’n dertig kilometer van Erbil, de zetel van de regionale Koerdische regering. Duizenden veiligheidstroepen, waaronder alle parkopzichters van Halgurd-Sakran, werden naar het front gestuurd. In hun afwezigheid klonk in de bergen opnieuw het geluid van illegaal geweervuur.
“Die mensen jaagden erop los, schoten enorme geweren en oorlogstuig leeg en richtten veel schade aan,” zei een jager die alleen zijn bijnaam (Barzeen) wilde noemen. Populaties van patrijzen, steenbokken en wilde geiten slonken tot een nieuw dieptepunt.
Omdat de jihadisten enorme hoeveelheden mijnen legden, werden na de parkopzichters ook de mijnenruimers van het park naar het front gestuurd. “We hadden geen andere keus dan enkele van onze mannen in Choman naar het offensief ten zuiden van Erbil te sturen,” zegt Jamal Jalal, directeur-generaal van het Erbil Mine Action Center, de overheidsdienst die verantwoordelijk is voor de mijnenruiming in deze bergen. “Dus ging alles nu veel langzamer.”
Hij wijst erop dat gedurende de Iraaks-Iraanse Oorlog van de jaren tachtig zwaar is gevochten in de streek rond Choman, waarbij langs dit stuk grens door beide partijen zo’n twee miljoen mijnen zijn gelegd. Daarmee behoort Choman volgens hem nog altijd tot de zwaarst ondermijnde gebieden ter wereld. (Lees meer over de terugkeer van de Perzische panter – dankzij Iraakse mijnen.)
Toen de olieprijzen in de tweede helft van 2014 instortten, raakten Koerdische en Iraakse overheden een belangrijk deel van hun inkomsten kwijt. Het salaris van de parkmedewerkers werd verlaagd van vijfhonderd naar driehonderd dollar, en daarna naar nul. Qader verhuisde naar Erbil, waar hij voor een distributiebedrijf ging werken; Bahjat nam zijn gewone werk als schoolhoofd weer op. Omdat ze geen kerosine meer konden betalen, bereidden de inwoners van Choman zich op de barre winter voor door duizenden coniferen in de omringende bergen te kappen. Waar ooit dichte opstanden tot vlakbij de stad groeiden, was de vallei van de rivier de Azari nu gehuld in rookwolken van houtvuur.
“Dit is een koude plek en de mensen hebben geen geld,” zei Qader. “Er is maar zoveel dat je kunt doen.”
Toen de situatie voor het team van Halgurd-Sakran eigenlijk niet slechter kon worden, kwam half 2015 plotseling een einde aan de fragiele vrede tussen de PKK en de Turkse regering, wat leidde tot een hernieuwde campagne van het Turkse leger tegen PKK-bases in Noord-Irak, een conflict dat tot op heden voortduurt. Volgens Koerdische bronnen werd de regio in 2017 getroffen door 123 Turkse bommen en vuurden de Turken 118 mortieren over de grens af. Sommige van die bommen vielen ruim binnen de grenzen van het park. In het gebied gaat het gerucht dat een Turks gevechtsvliegtuig tijdens een nachtelijke raid een troep wilde zwijnen onder vuur nam omdat de piloot de dieren aanzag voor PKK-strijders. Naar verluidt hebben de strijders explosieven aan klippen opgehangen en in ravijnen gelegd om de Turken ervan te weerhouden bij een grondoffensief tot in het uiterste zuiden door te dringen.
Om een vreselijk jaar compleet te maken, overleed burgemeester Gwani afgelopen juni aan een hartaanval. Hij was de grote drijfveer achter het project geweest, een politiek ervaren doener die de ontwikkeling van het park gaande hield. Zonder zijn connecties en invloed is de voortgang van het Halgurd-Sakran-plan tot stilstand gekomen.
“Gwani hield allerlei projecten draaiende,” zei Nabil Musa. “Maar toen hij overleed, werd het minder en minder.”
ngs just went down and down and down.”
De kiem is gelegd
Op een bitter koude avond in januari vertelt Bakhtyar Bahjat in een café in Choman dat het moeilijk is om optimistisch te blijven na zoveel tegenslag. “Je werkt hard en dan gebeuren al deze dingen.” Maar ondanks de teleurstelling denken hij en zijn collega’s er niet aan om het project op te geven.
Hoewel Musa wordt gehinderd door de weigering van de PKK om hem toegang te geven tot hun deel van het parkgebied, blijft hij de beken in de omgeving bestuderen. Om in aanmerking te komen voor officiële erkenning als nationaal park door de IUCN, moet Halgurd-Sakran de flora en fauna van deze bergen nauwgezet inventariseren. Bahjat en Qader houden nog altijd contact met scholen, werven fondsen bij ngo’s en lobbyen in hun vrije tijd verwoed bij politici. Onlangs leverden hun inspanningen enig resultaat op, toen de nieuwe burgemeester bereid was om commerciële boringen van mineraalwaterputten in het gebied te verbieden.
Er zijn ook genoeg aanwijzingen dat het harde werk van voorgaande jaren niet helemaal voor niets is geweest. Veel inwoners van Choman zijn inmiddels overtuigd van de waarde van Halgurd-Sakran en zijn enthousiast over het plan. Als plaatselijk initiatief met steun onder de inwoners van het parkgebied, heeft dit project een veel grotere kans van slagen dan wanneer het van bovenaf zou zijn opgelegd. En nu steeds meer regeringsfunctionarissen inzien dat de economie van deze regio niet uitsluitend op aardolie kan draaien, begint de plaatselijke regering interesse te tonen om in ecotoerisme te investeren.
“We zitten midden in een financiële crisis, maar we hebben wel een nationale strategie voor het milieu, voor het toerisme,” zei Jassim Al-Falahi, de Iraakse onderminister van Volksgezondheid en Milieu. “Daarbij zullen dit soort beschermde gebieden heel belangrijk zijn.”
Maar in dit ingewikkelde deel van een nog ingewikkelder regio zullen altijd weer nieuwe obstakels opdoemen, en dus heeft het team zich neergelegd bij het idee dat het nog veel geduld zal moeten hebben voordat het park er daadwerkelijk komt. Een project als dit was altijd al een kwestie van de lange adem, zo houden ze zichzelf voor. Maar ze hebben voorlopig wel gezorgd voor een nieuw en milieuvriendelijker bewustzijn onder jongere generaties, die het werk moeten afmaken.
“Nationaal Park Halgurd-Sakran? Het is slechts een naam op papier, het bestaat niet,” zei Nabil Musa. “Maar het is onze droom, en ik, Bakhtyar en Dlzar hebben besloten dat we die droom, wanneer we ook maar de kans krijgen, zullen verwezenlijken.”