Op een heldere ochtend in mei stijgt een helikopter op van de Esperanza, een schip van Greenpeace, en vertrekt richting het noorden om de rand van het pakijs ten oosten van Groenland te volgen. Onder ons strekt zich de Straat Fram uit, een diepe zeestraat en een van de voedselrijkste wateren van het Noordpoolgebied, waar narwallen, Groenlandse walvissen en witte dolfijnen elk voorjaar bijeenkomen om aan de rand van het pakijs te foerageren.

We kijken uit naar deze oceaanreuzen. Het is de derde dag van een twee weken durende expeditie en tot nu toe hebben we nog geen spoor van de walvissen gezien. Het pakijs is al aan het smelten, waarbij een van de rijkste voedselbronnen in deze ijzige woestenij vrijkomt: ijsalgen, gespecialiseerde organismen die ingesloten in waterzakjes in de onderzijde van het pakijs leven. Ze worden gegeten door dierlijk plankton, dat op zijn beurt ten prooi valt aan Groenlandse walvissen en ook aan de vissen en pijlinktvissen die weer tot het favoriete voer van narwallen en witte dolfijnen behoren.

Aan de oostzijde van de Straat Fram op het Noorse Spitsbergen storten smeltende gletsjers zich in zee
Aan de oostzijde van de Straat Fram, op het Noorse Spitsbergen, storten smeltende gletsjers zich in zee.
Christian Åslund, Greenpeace

“Walvissen voeden zich niet met deze algen, maar wel met de dieren die de algen eten,” zegt Hillary Glandon, walvisbiologe aan de University of North Carolina in Wilmington.

Net als de rest van het Noordpoolgebied is ook de Straat Fram onderhevig aan snelle veranderingen, en Glandon maakt deel uit van een team van wetenschappers dat probeert uit te zoeken wat dat betekent voor de walvissen die hun trek naar deze zeestraat laten samenvallen met het grote algenfeestmaal in de lente. De expeditie omvat twee schepen en vormt de eerste fase van een elf maanden durende reis van de Noord- tot de Zuidpool die door Greenpeace wordt gefinancierd. De reis is bedoeld om aandacht te vragen voor de noodzaak om ook de open zee, buiten de territoriale wateren van landen, te beschermen.

In de afgelopen dertig jaar wagen plankton etende baleinwalvissen – bultruggen, vinvissen en dwergvinvissen – zich steeds verder in Arctische wateren als de Tsjoektsjen-zee, tussen Alaska en Siberië, waar het pakijs zich heeft teruggetrokken en plankton gedijt in een zee waarin nu meer zonlicht kan doordringen. Volgens een voorspelling zullen vooral de wateren voor de kust van Noord-Siberië in de loop van deze eeuw steeds voedselrijker worden naarmate de aarde verder opwarmt.

In de Straat Fram ligt het iets ingewikkelder. Deze regio ligt tussen de diepe wateren van de Noordelijke IJszee en de Atlantische Oceaan en wordt vanuit beide richtingen door de klimaatverandering beïnvloed. Het pakijs dat vanuit het noorden de Straat Fram binnendrijft, is veel dunner geworden (in vijftien jaar tijd zo’n dertig procent minder dik), hoewel het nog wel in overvloed aanwezig is. Maar dat pakijs smelt in het steeds warmere zeewater dat vanuit het zuiden wordt aangevoerd. Voorlopig kunnen walvissen hier genieten van een waar zeebanket van voedingsrijke ijsalgen. “Op korte termijn is het overschot aan voedsel gunstig,” zegt Glandon.

Maar dat feestmaal zal waarschijnlijk niet voortduren. Binnen twintig jaar zou de hele regio in de zomer ijsvrij kunnen zijn. “En wanneer het pakijs eenmaal weg is, zijn ook de algen weg,” zegt Glandon. De vraag is nu wat er met de rest van het ecosysteem zal gebeuren.

Slecht eten, trage bediening

Anders dan fytoplankton, microscopisch kleine algen die in open zee ronddrijven en zich in de zomerse hitte snel vermeerderen, zijn ijsalgen aangepast aan een leven in het schemerdonker. Opgesloten in zakjes van extreem zout water aan de onderzijde van het pakijs, doen deze algen “denken aan planten die in de schaduw van een bos leven. Ze gedijen in de schaduw,” zegt Ilka Peeken, polair biologe aan het Alfred-Wegener-Institut in het Duitse Bremerhaven.

Om te kunnen overleven, hebben ze zich moeten aanpassen. “Alles wat hier wil overleven, moet een of andere vorm van isolatie gebruiken,” zegt Peeken. “Net als zeehonden en walvissen produceren algen lipiden – ze mesten zich vet – om zichzelf tegen de kou te beschermen.”

Wanneer het pakijs zich terugtrekt en er meer zonlicht op het wateroppervlak valt, begint het fytoplankton te bloeien. In een korte periode neemt de totale biomassa aan microscopische plantjes in sommige delen van de Straat Fram toe.

Het probleem is dat fytoplankton veel vetter en voedingsrijker is dan ijsalgen. “Potentieel heb je het over de overgang van luxevoedsel naar fastfood,” zegt Thomas Brown, marien ecoloog van de Scottish Association for Marine Science in Argyll, Schotland. “Het is alsof je in jouw buurt een paar goede restaurants hebt maar dat die tenten opeens sluiten en je alleen nog maar naar een paar slechte snackbars kunt gaan. Dat heeft invloed op je algehele fysieke conditie.”

Bovendien gaat het niet alleen om de kwaliteit van het beschikbare voedsel maar ook om de timing. Omdat ijsalgen bij weinig licht kunnen groeien, gedijen ze goed aan het begin van het jaar, nog voordat het fytoplankton tot bloei komt. Veel soorten, waaronder roeipootkreeftjes – minuscuul dierlijk plankton – laten hun aankomst en de geboorte van hun larven samenvallen met de dooi in de lente, wanneer de ijsalgen in het zeewater vrijkomen.

“Als een dier verwacht dat zijn maaltijd op een bepaalde tijd op tafel wordt gezet en dat gebeurt niet, dan kan dat rampzalige gevolgen hebben. Hoe zal het zijn jongen voeden? Hoe zal het zich voortplanten?” vraagt Brown zich af.

Een van de schepen van Greenpeace de MY Arctic Sunrise is hier te zien voor het front van de Dahlbreengletsjer op Spitsbergen
Een van de schepen van Greenpeace, de MY Arctic Sunrise, is hier te zien voor het front van de Dahlbreen-gletsjer op Spitsbergen.
Denis Sinyakov, Greenpeace

Zonder het pakijs zal er waarschijnlijk het hele jaar door minder voedsel in het Noordpoolgebied aanwezig zijn, zegt Mattias Cape, biologisch oceanograaf aan de University of Washington en een van de leden van het Noordpoolteam. “Als je al het pakijs uit het Noordpoolgebied verwijdert, houd je alleen een oppervlaktelaag over die steeds verder zal opwarmen.”

Kapitein Sergei Demidov houdt een briefing met het team op het schip Arctic Sunrise
Kapitein Sergei Demidov houdt een briefing met het team op het schip Arctic Sunrise.
Denis Sinyakov, Greenpeace

Door die warme bovenlaag kan het oceaanwater zich minder goed vermengen en zullen er vanuit diepere waterlagen minder plantaardige voedingsstoffen als stikstof en fosfor naar de oppervlakte worden gebracht. Zonder een constante aanvoer van deze voedingsstoffen zal het fytoplankton niet verder gedijen. Een ijsvrij Noordpoolgebied zal doorgaans één grote bloei van fytoplankton te zien geven, gevolgd door voedselschaarste in de rest van het jaar.

“Als wij maar één maaltijd zouden krijgen, bijvoorbeeld een zeer uitgebreid ontbijt, zou dat prima zijn, maar de volgende dag zouden we in de problemen komen als we niet ook nog een lunch of avondmaaltijd hadden gehad,” zegt Cape. “Dus als er maar één opleving van productiviteit is, in april of mei, maar daarna heel weinig voedsel gedurende de rest van het jaar, is dat een probleem.”

Ongewisse toekomst

In een provisorisch laboratorium aan boord van de Arctic Sunrise, het tweede Greenpeace-schip, tuurt Glandon door een microscoop naar een stel roeipootkreeftjes. Sommige zitten letterlijk vol groene ijsalgen of zichtbare oliebelletjes – minuscule pakketjes van gele lipiden die ze opbouwen door zich te voeden met vetrijke algen.

Het probleem dat er door het verdwijnen van het pakijs minder ijsalgen zijn, wordt voor roeipootkreeftjes nog versterkt doordat bij hogere watertemperaturen hun metabolisme versnelt en ze daarom hun oliezakjes sneller verbruiken. Daardoor zijn ze minder voedingsrijk voor grotere roofdieren als walvissen. Hoe goed de roeipootkreeftjes met deze veranderende omstandigheden zullen omgaan, zal afhangen van de vraag of ze van het ene voedsel naar het andere kunnen overschakelen.

“Er zullen winnaars en verliezers zijn,” zegt Heather Koopman, eveneens lid van het Noordpoolteam en walvisbiologe aan de University of North Carolina in Wilmington. “Sommige dieren zullen in hun voedingsgedrag flexibel blijken te zijn en het goed doen.”

Zo zijn witte dolfijnen en narwallen echte opportunisten, die zich kunnen voeden met een breed scala aan vis en schaaldieren. Maar voor baleinwalvissen is het overstappen naar een ander dieet veel moeilijker. Dwergvinvissen en gewone vinvissen hebben korte, grove baleinen die ideaal zijn om grotere vissen en krill uit het zeewater te zeven. Daarentegen hebben Groenlandse walvissen langere en fijnere baleinen, die zijn aangepast aan een dieet van roeipootkreeftjes en niet geschikt zijn voor het eten van vis. Zij zouden het meest onder de veranderende omstandigheden kunnen lijden.

“Maar het leven draait niet alleen om eten – je moet ook de rest van de dag zien door te komen,” zegt Koopman. Zo verbergen narwallen zich doorgaans onder het pakijs voor orka’s.

Op de zevende dag van de expeditie neemt onze loods Martin ons mee naar een plek die tachtig kilometer ten noorden van de schepen ligt, daar waar de losse ijsschotsen overgaan in massief pakijs. We spotten ijsbeersporen in de sneeuw en zien af en toe een stormvogel of ivoormeeuw op de zeebries zweven. Maar geen walvissen.

In de zeventiende eeuw, nog voordat de walvispopulaties hier vrijwel werden uitgeroeid door walvisvaarders, zwommen er ruim 50.000 Groenlandse walvissen in de Straat Fram rond. Ze waren zó talrijk dat ze door hun foeragering in deze voedselrijke wateren ook diepere waterlagen in deze en andere regio’s ‘bemestten’.

“Tegenwoordig zijn er nog maar zó weinig walvissen over dat we hun belang niet meer kunnen vergelijken met dat van bomen of insecten, maar in het verleden waren ze veel talrijker en speelden ze een zeer belangrijke rol in de gezondheid van de oceanen,” zegt Alyson Fleming, walvisbiologe van het Noordpoolteam van de University of North Carolina in Wilmington.

De walvisvaart verstoorde de ecologische cyclus in deze wateren en nu gebeurt dat opnieuw door de opwarming van de aarde. Wetenschappers schatten dat er nog maar zo’n honderd Groenlandse walvissen in en rond de Straat Fram leven, wat kan verklaren waarom we ze zo moeilijk kunnen vinden.

“Het is het zoeken naar een speld in een hooiberg,” zegt Koopman, die na mijn vertrek uiteindelijk een grote groep van zo’n dertig witte dolfijnen spotte.

Voor de walvissen die er foerageren, is de toekomst volgens Glandon ongewis. “Als je het pakijs kwijtraakt, stort het hele systeem in,” zegt zij.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com