2 april 2014

Klimaatverandering richt "wijdverbreide en ingrijpende" schade aan dieren en planten aan, die moeite hebben zich aan de nieuwe omstandigheden aan te passen, volgens een gezaghebbend rapport dat maandag openbaar werd gemaakt. In het rapport van het VN-orgaan ‘Intergovernmental Panel on Climate Change’ (IPCC) staat dat veel levensvormen zich naar het noorden of naar dieper water verplaatsen om aan hun veranderende habitats te ontsnappen. Ook worden ze genoodzaakt hun gedrag aan te passen. Zo beginnen veel vogels steeds eerder nesten te bouwen, te broeden en te migreren omdat het voorjaar vroeger begint.

"De bewijzen voor de invloed van klimaatverandering zijn het duidelijkst en meest algemeen te herkennen in natuurlijke systemen," aldus het rapport. Uit het huidige onderzoek komt naar voren dat de winnaars van deze overgang die soorten zullen zijn die zich kunnen aanpassen en hun verspreidingsgebieden kunnen uitbreiden of verplaatsen, waaronder onkruidplanten en ongedierte, alsook invasieve soorten die gevoelig zijn voor koude, zoals de tijgerpython in Florida, zei Peter Alpert, programmadirecteur milieubiologie bij de Amerikaanse National Science Foundation in Arlington, Virginia. De verliezers zullen volgens Alpert waarschijnlijk die soorten zijn die zeer gespecialiseerd zijn wat betreft hun voeding of habitat, vooral soorten die hun habitats volledig zien verdwijnen. Daartoe kunnen soorten behoren als de koala, die zich hoofdzakelijk voedt met eucalyptusbladeren, en de vele dier- en plantensoorten die uitsluitend op geïsoleerde bergtoppen voorkomen. "Je mag hopen dat ze zich snel genoeg kunnen aanpassen om de veranderingen bij te houden," zei hij. "Soorten hebben dit soort schommelingen in het verleden vaker meegemaakt, maar [die veranderingen] deden zich waarschijnlijk duizendmaal langzamer voor."

In een gezamenlijke verklaring tegenover National Geographic waren Bob Scholes en Hans-Otto Pörtner, beiden IPCC-auteurs die bijdragen leverden aan de paragrafen over ecosystemen in het rapport, het erover eens dat de huidige, door mensen veroorzaakte klimaatverandering zich veel sneller afspeelt dan die in het verleden. (Zie een kaart met de uitwerkingen van klimaatverandering.) Scholes, systeemecoloog bij de Council for Scientific and Industrial Research (CSIR) in Pretoria, Zuid-Afrika, en Pörtner, dierpsycholoog en zeebioloog aan het Alfred-Wegener-Institut in Bremerhaven, noemden zes soorten als voorbeelden van dieren die door de klimaatverandering nu al in de problemen zijn gekomen:

Oranjegestipte vijlvis (Oxymonacanthus longirostris). Deze vijlvis leeft op koraalriffen, waarvan hij geheel afhankelijk is en die zelf in aantal afnemen, deels door klimaatverandering. Daarnaast is de oranjegestipte vijlvis zeer gevoelig voor warm water: in 1988 stierf de vis in Japanse wateren uit, na een periode van te warm oceaanwater.

Kokerboom (Aloe dichotoma). Deze vetplantboom is inheems in (en ook een symbool van) het droge westen van Zuid-Afrika en Namibië. In paragraaf vier van het Vijfde IPCC-Rapport wordt "voor het eerst aangetoond dat het tempo van klimaatverandering voor het overleven van soorten even belangrijk kan zijn als de totale zwaarte ervan, en dat bomen het kwetsbaarst zijn voor snelle verandering," zei Scholes. De kokerboom is een goed bestudeerde soort en is niet in staat snel genoeg te groeien en zich snel genoeg te verspreiden om zich aan te passen aan een snel veranderend klimaat. (Zie ook: "Planten in regenwouden proberen aan klimaatverandering te ontkomen.")

IJsbeer. Het verhaal van het grote roofdier is welbekend: het pakijs rond de Noordpool waarop deze dieren jagen, verdwijnt in de zomer steeds sneller. Het pakijs vormt zich steeds later in de herfst en verdwijnt steeds vroeger in het voorjaar. "Nu het Arctisch pakijs zich terugtrekt, moeten ijsberen andere voedselbronnen aanboren, bijvoorbeeld op land," zeiden de wetenschappers, en sommige hongerige ijsberen hebben zich op ganzeneieren gericht. Maar dat is niet het beste alternatief, aldus Steven Amstrup, wetenschappelijk hoofd van Polar Bears International, in een eerder artikel. "In sommige berichten in de media wordt gesuggereerd dat ijsberen zich hierdoor naar land zouden verplaatsen, waar ze landvoedsel gaan eten en het prima zonder pakijs kunnen stellen," zei Amstrup. "Wij hebben absoluut geen bewijs voor het vermogen van deze dieren om dat te doen." (Lees "Op dun ijs" in National Geographic.)

• Adéliepinguïn. Deze Antarctische vogels leven hoofdzakelijk van piepkleine kreeftachtigen genaamd ‘krill’. Krill leeft direct onder het pakijs, waar het beschutting en voedsel (algen) zoekt. Maar nu het pakijs rond de Zuidpool afneemt, daalt ook de hoeveelheid krill —wat betekent dat de pinguïns verder moeten trekken om voedsel te vinden. Doordat ze veel meer energie moeten steken in het zoeken naar voedsel, worden de pinguïns minder succesvol in het paren, het broeden en het grootbrengen van kuikens, zeggen wetenschappers.

• Kabeljauw. Door overbevissing in het verleden namen de aantallen van deze vis vaak sterk af, waarna de populaties daarna weer aangroeiden. Maar dat gebeurt niet voor de noordoostkust van Noord-Amerika, waar populaties zich sinds het dieptepunt in de jaren negentig niet hebben hersteld. "Het hele ecosysteem lijkt te zijn veranderd," zeggen de wetenschappers, en "dit kan mede het gevolg zijn van klimaatinvloeden ten gevolge van veranderende oceaanstromingen en de toevloed van koud Arctisch water." (Lees meer over de gevolgen van overbevissing op kabeljauw voor de kunst van New England.)

Acropora cervicornis en koralen wereldwijd. Dit rifbouwende diertje "neemt bijna overal in aantal af, door een combinatie van oorzaken," zei Pörtner, waaronder opwarmend zeewater—koralen zijn gevoelig voor veranderingen in de oceaantemperatuur. Zo kwam Acropora cervicornis altijd veel voor in het Caribisch gebied, maar heeft zich nu teruggetrokken in enkele kleine arealen, waarschijnlijk als gevolg van klimaatverandering. (Lees meer over koralen en klimaatverandering.)

• UITGESTORVEN: Goudpad (Bufo periglenes). Samen met de harlekijnkikker (Atelopus varius), eveneens uit Midden-Amerika, behoort de goudpad tot het zeer kleine aantal dieren waarvan de recente uitsterving met gemiddelde waarschijnlijkheid wordt toegeschreven aan klimaatverandering, aldus Scholes en Pörtner. De goudpad werd voor het laatst in 1989 gezien en leefde in een nevelwoud op een bergtop, dat als gevolg van droogte en andere klimatologische veranderingen is verdwenen. Meer factoren hebben een rol gespeeld, zoals een dodelijk chytridiomycota-schimmel dat wereldwijd vele andere amfibieën fataal is geworden.

Radicale maatregelen nodig

Pogingen om het tempo van de klimaatverandering te verlagen “is van essentieel belang voor de toekomst van veel soorten”, aldus Scholes en Pörtner. “Om vele duizenden soorten van de ondergang te redden moeten we niet alleen de uitstoot van broeikasgassen drastisch verlagen, maar moeten we dat ook snel doen”, zeiden ze. Tot de mogelijke oplossingen voor klimaatverandering behoren het ontwikkelen van voertuigen, woningen en gebouwen die energiezuiniger zijn, de verhoging van de productie van zonne- en windenergie en waterstof uit duurzame energiebronnen en van andere alternatieve vormen van energie. Intussen zou de wereld "veel kunnen bijdragen door andere negatieve omstandigheden voor soorten te reduceren, waaronder vooral habitatverlies, overbevissing en vervuiling; en door ervoor te zorgen dat soorten (zich) ongehinderd kunnen verplaatsen of kunnen migreren.”