De pijn is onbeschrijflijk. Als ik onder mijn rechter voet kijk, ontdek ik niets buitengewoons, en toch voelt het alsof iemand er met duizenden naalden in prikt. Mijn oog valt dan op een bewegend vlekje in de adobe badkuip in mijn safaritent. Een schorpioen! De gifstekel op de staart staat nog in de aanslag. Ik schrik, want hoe dodelijk is dit exemplaar? De venijnige tinteling in mijn voet kruipt langzaam omhoog, richting kuit. Het beestje is niet groter dan mijn pink, en ik denk: ‘Wat gênant als dat ding mijn einde betekent.’ Intussen heeft Raymond Rutting, de fotograaf met wie ik deze reis maak, Richard Chimwala opgetrommeld, de manager van de lodge. Als deze allervriendelijkste man aan komt snellen en ziet om welke soort het gaat, begint hij hartelijk te lachen. ‘Is dát de dader? Hahaha. Sir, you’ll be fine. In Malawi is iedereen wel eens door zo’n schorpioen gestoken. Ikzelf in mijn rug. Een deel van het lichaam raakt even verlamd, maar no worries. Hahaha.’
Een zalfje en een pijnstiller brengen algauw enige verlichting, maar gewoon lopen gaat een paar dagen niet. Wat in nationaal park Liwonde, in het zuiden van Malawi, waar we in november verblijven in de Mvuu Wilderness Lodge, gelukkig geen bezoeking is. Met een jeep rijden we ’s ochtends vroeg door het ruim 500 vierkante kilometer grote natuurgebied, en ik zit prima. Overal om mij heen, niet ver van ons vandaan, lopen, liggen, waden en vliegen wilde dieren over de uitgestrekte goudgele vlakte. Van waterbokken tot knobbelzwijnen en van bavianen tot nijlpaarden: deze safari is een lust voor het oog. Wat een weelde!
Na de lunch – het lijkt nu alsof mijn been voortdurend slaapt dus ik strompel nog steeds – gaat onze trip verder per fluisterboot over de Shire. Op deze rivier, die vanuit het Malawimeer als een slang zuidwaarts slingert naar de grens met Mozambique en uitmondt in de Zambezi, zie ik tientallen kolossale krokodillen het water in schieten. Sommige zijn minstens zo lang als ons vaartuig. ‘Houd je handen en armen binnenboord!’ waarschuwt gids Patrick Maulidi. Ik zie hoe vijf van deze prehistorische monsters aan de oever zich tegoed doen aan een kadaver van een nijlpaard. ‘Die hippo was gewond geraakt bij de aanval van een soortgenoot,’ zegt Maulidi. ‘Tegen deze crocs had hij daarna geen schijn van kans.’
Verwondering
We varen door en gaan op zoek naar de sterren van deze natuurshow, de olifanten. In de verte, achter het hoge gras en tussen de acacia’s, zien we er maar liefst 27 opdoemen. Traag en majesteus naderen ze de rivier, die ze vermoedelijk zullen oversteken, aldus Maulidi. Hij schakelt de elektrische motor uit en we dobberen wat, wachtend op wat komen gaat. Een halfuurtje later komen de olifanten naderbij. Op zo’n vijftig meter afstand zien we hoe zes jongen tussen de rest het water in worden geleid. Ik geniet van de geluiden die de dieren voortbrengen, hun gesnuif, het geplons, het gegrom. Hun aanwezigheid zet ook andere figuren in beweging. Een reuzenreiger slaat zijn vleugels uit, impala’s springen achter elkaar aan, Afrikaanse schaarbekken piepen in de lucht en zebra’s zigzaggen uit zicht. Ik ga volledig op in deze wonderlijke wildernis, het prikkelende gevoel in mijn been zal me verder een zorg zijn.
Eindelijk, denk ik. Eindelijk zie ik het landschap dat een van mijn favoriete auteurs gebruikte als decor voor zijn laatste roman. Van Paul Theroux, schrijver van reisverhalen met een miljoenenpubliek, verscheen in 2012 The Lower River, in het Nederlands uitgebracht als De benedenrivier. Die rivier uit de titel is de Shire waarop ik nu geniet van de oversteek van al die olifanten. Toen ik het had gelezen, wist ik: ik moet naar Malawi. Niet omdat Theroux in het boek reclame maakt voor het land, integendeel: hij schetst een somber beeld, een ongemakkelijke sfeer. Unheimisch.
Vreugdevolle herinneringen
Ellis Hock, de 62-jarige hoofdfiguur uit de roman, voelt ook pijn, zij het van een geheel andere orde. Na decennia keert hij terug naar het dorp in zuidelijk Malawi waar hij als jonge leraar de gelukkigste jaren van zijn leven doorbracht. Wanneer hij na een moeizame reis aankomt in Malabo, gelegen aan de benedenrivier, krijgen de vreugdevolle herinneringen aan zijn tijd in Afrika een flinke knauw. In zijn afwezigheid blijkt alles wat hij er heeft opgebouwd, waaronder een schooltje, door de lokale bevolking verwoest of verwaarloosd. De volwassenen in het dorp – kinderen van de mannen en vrouwen die hij ooit heeft lesgegeven – verwelkomen hem hartelijk, al wordt snel duidelijk dat hun enthousiasme voor zijn komst vooral is ingegeven door financieel gewin. Een blanke man uit het westen, die heeft vast geld bij zich. Vanuit die gedachte voorkomt de dorpsoudste dat Hock kan vertrekken, hij verblijft er maanden tegen zijn zin in, zwaar teleurgesteld en onder erbarmelijke omstandigheden.
De ‘gijzeling’ van een blanke in Malawi is een thema dat Theroux veertig jaar eerder ook al even aanroerde in zijn roman Jungle Lovers. Het schept een naargeestige setting die het land in een kwaad daglicht plaatst. Is dat wel terecht? Want de beschrijvingen van de natuurlijke omgeving en de inwoners doen vermoeden dat er wel degelijk schoonheid schuilt in ‘het warme hart van Afrika’ – en die wilde ik per se met eigen ogen aanschouwen.
Het belang van toeristen
Zoals hier, in Liwonde, waar de olifanten inmiddels de overkant hebben bereikt. De afgelopen jaren hebben de reuzen – zonder dat ze er erg in hadden – gezorgd voor een heropleving van safari’s in Malawi, dat nu al jaren tot de armste landen ter wereld kan worden gerekend. Aanhoudende droogte en een chronisch gebrek aan delfstoffen zijn de voornaamste redenen. Toerisme is dus van wezenlijk belang, wat African Parks ook inzag. Sinds deze door Paul Fentener van Vlissingen opgerichte natuurbeschermingsorganisatie het management van drie van Malawi’s natuurparken op zich heeft genomen, worden in totaal 500 olifanten verplaatst van Liwonde en Majete naar het Nkhotakota Wildlife Reserve: in de laatste twintig jaar is de populatie in dat natuurgebied aan het Malawimeer, op een paar uur rijden ten noorden van hoofdstad Lilongwe, door stroperij geslonken van 1500 olifanten naar minder dan 100. Deze verhuizing voedt de hoop dat de soort er ooit weer gedijt – en meer reizigers naar het reservaat trekt.
Wanneer ik in een kano vaar over de Bua, een rivier in Nkhotakota waar mijn cabin in de Tongole Wilderness Lodge op uitkijkt, zie ik een bul met een gebroken slagtand. Daniel Malala, de gids die ons voortpeddelt, vertelt dat dit solitaire mannetje op deze plek vaker wordt waargenomen, maar weet niet zeker waarom hij zich niet heeft aangesloten bij een groep. ‘Hij is een vriend van de lodge en onze gasten, dat staat vast,’ zegt hij. In de kano voor mij zit de fotograaf, samen met local Lucas Samson, en achter ons vaart ranger Kambani Masamba, die met een kalasjnikov erop toeziet dat gasten van de lodge niets overkomt. De drie jonge Malawianen, die met hulp van de lodge werden opgeleid, doen onderling een wedstrijdje: wie spot de meeste dieren? Lucas ziet een malachietijsvogel op een tak vlak boven het wateroppervlak, Daniel claimt een bosbok en Kambani wijst naar een visarend in de top van een acacia. De totale stilte wordt slechts onderbroken door het geluid van onze peddels en de dieren. ‘Ik ben blij dat je dit alles kunt zien,’ zegt Daniel. ‘Dit gebied is een paradijs voor vogelaars en vissers, en nu zijn er ook nog eens al die olifanten bijgekomen. De natuur is de voornaamste reden waarvoor mensen onze lodge bezoeken.’
Dit is een fragment uit het artikel ‘Het warme hart van Afrika’ uit National Geographic Traveler 3-2017. Wil je het hele artikel lezen? Koop dan hier het magazine >
Fotograaf Raymond Rutting en auteur Paul Römer bezochten in Afrika samen eerder ook Zuid-Afrika en Zambia. Hier geven zij enkele tips.
Overnachten: van safaritent tot ecolodge
Tijdens onze reis verbleven we in enkele fraaie lodges verspreid over Malawi. Eerst overnachtten we in de Ntchisi Forest Lodge, een afgelegen ecolodge in het Ntchisibos, niet ver van hoofdstad Lilongwe. In het Nkhotakota Wildlife Reserve logeerden we in de imposante, door locals gebouwde Tongole Wilderness Lodge.
Vandaar reisden we door naar het eilandje Nankoma in het Malawimeer, waar we verbleven in de charmante Blue Zebra Lodge. Vanuit het zwembad geniet je van een uitzicht over het meer. In het zuiden van het meer ligt de luxe en schitterend aangelegde Pumulani Lodge. Vanuit de Mvuu Wilderness Lodge aan de Shire kun je onvergetelijke safari’s maken (te voet, per jeep of per fluisterboot over de rivier, foto onder). We eindigden onze reis in de Kumbali Lodge nabij Lilongwe, een mooi hotel waar we ons in alle rust konden voorbereiden op de thuisreis.
Vlucht
Er bestaan vanaf Schiphol geen rechtstreekse vluchten naar Malawi. KLM vliegt wel op Lilongwe, maar altijd met minstens één tussenstop (zoals in Nairobi of Johannesburg).
Reisorganisatie
Deze reis werd mede mogelijk gemaakt door Avila Reizen, specialist in op maat gemaakte reizen naar Latijns- Amerika, Afrika en Azië.
Meer info
Op de site van het verkeersbureau van Malawi vind je de belangrijkste reisinfo.