Je hebt deel twee van ‘Kun je met de trein van Noord-Korea naar Nederland reizen?’ voor je. Eerst deel één delen lezen? Je vindt ’m onderaan dit verhaal.
Onder oorverdovend gejoel wandelt Kim Jong-un naar de roodfluwelen stoel die speciaal voor hem is neergezet. De fauteuil is tijdens de gehele opwarmsessie van de Arirang Mass Games door twee onderdanen zorgvuldig van stof ontdaan. Een uitzinnige menigte van tienduizenden Koreanen en een paar toeristen weet niet wat ze meemaakt – een ontmoeting met de Briljante Kameraad is ook voor een Noord-Koreaan geen dagelijkse kost.
Huilende Koreanen om Kim Jong-un
Een krankzinnig schouwspel volgt: Koreanen barsten in huilen uit bij elke keer dat hun leider met de ogen knippert en klimmen op elkaars schouders om een glimp van hem op te vangen.
Voor de artiesten die als levende kanonskogel worden afgevuurd en aan de andere kant van het stadion weer worden opgevangen, hebben ze minder aandacht, net zomin als voor een groot musicalensemble dat de tragiek van een onbegrepen land uitbeeldt. Een avond lang staar ik afwisselend naar het bizarre spektakel en de kruin van Kim, die aan een bureau ongeveer dertig meter bij mij vandaan driftig aantekeningen maakt.
Wanneer ik ruim een etmaal later de eerste van vele treinritten heb uitgezeten en veilig aankom in Beijing – mijn gids leert me dat een beetje ‘vakantiegeld’ voor de Noord-Koreaanse douane de tassencontrole aanzienlijk versnelt –, laat Kim Jong-un optekenen dat hij bepaald niet onder de indruk was van het spektakel. De artiesten brachten ‘de verkeerde energie’, en hij schort de vervolgshows voor onbepaalde tijd op.
Woestijndino’s in Erenhot
Net als Kims tocht naar Hanoi, bestaat mijn rit van Pyongyang naar Amsterdam uit verschillende etappen. Dat worden er nog meer dan gepland als blijkt dat de wekelijks rijdende trein van Beijing naar Ulaanbaatar, de hoofdstad van Mongolië, net is vertrokken. Het alternatief heeft vier wielen: de nachtbus naar de Chinees-Mongolische grens.
Na veertien uur in een quasicomfortabele plastic sarcofaag te hebben gelegen, bereik ik de Chinese grensplaats Erenhot, bijgenaamd Dinosaur City. In het kale woestijnlandschap net buiten dit stadje zijn resten gevonden van talloze dinosauriërsoorten. Enorme dinobeelden herinneren hier nog aan minder ingeslapen tijden. Twee 34 meter lange brontosaurussen vormen het huzarenstukje, maar na twee opeenvolgende nachten in trein en bus, én na het zien van de Mass Games, lijk ik even nergens meer van onder de indruk te kunnen zijn.
De grens tussen China en Mongolië
De bus wordt bij aankomst in Erenhot met open armen ontvangen door de bevolking. Nog voordat de passagiers, voornamelijk reizigers op doorreis naar Mongolië, hun tas uit het laadruim kunnen halen, staan tientallen Chinezen en Mongoliërs te dringen om de passanten met jeeps en pick-ups een rit naar de andere kant van de grens te kunnen aanbieden.
Dat is hier big business, vooral omdat de kilometers brede strook niemandsland tussen China en Mongolië niet uitnodigt om te voet af te leggen. In groepjes die groot genoeg zijn voor de bestuurders om er wat aan te verdienen, vertrekken rijen auto’s richting Mongolië.
In Mongolië zwaai je je familie niet uit op het perron
Over de grens begin ik aan een derde opeenvolgende nacht in het openbaar vervoer, ditmaal de trein naar Ulaanbaatar. Het is zonder twijfel de comfortabelste rit tot dusver. Dat komt deels doordat ik door de vermoeidheid inmiddels overal in slaap kan vallen, maar vooral doordat mijn treingenoten me laten kennismaken met de Mongolische gastvrijheid. Op de slaapbank tegenover me zitten vijf familieleden die ervoor zorgen dat ik geen tekort heb aan hun zelfgemaakte koekjes.
Ik vraag me af hoe vijf mensen ’s nachts één slaapbank zullen delen. Maar wanneer de trein langzaam in beweging komt, weten vier van hen niet hoe snel ze het gevaarte moeten verlaten. In het uitgestrekte Mongolië zwaai je je familie blijkbaar niet uit op het perron, maar gewoon in de trein. Terwijl mijn cabinegenoot en ik door het raam zien dat de achterblijvers aan een ongeplande treinrit weten te ontkomen, razen we de Gobiwoestijn in.