Uit de krakerige speakers schalt een hypnotiserende stem en het ritme van traditionele Badachsjanmuziek. In de kleine ruimte zit het hele dorp gestouwd, de vrouwen in prachtige glitterjurken en uitbundig opgemaakt, om een bruiloft te vieren.
Vol verwachting worden de enige westerlingen, ondergetekende en reisgenoot, regelmatig verzocht zich ook op de dansvloer te begeven. Vooral een bijzonder benevelde opa naast mij lijkt hier erg op gebrand te zijn, hij blijft op mijn schouder tikken en aan mijn arm trekken terwijl hij driftig naar de dansvloer gebaart.
Ik kijk naar mijn Tadzjiekse vriend, en vraag waarom hij niet danst. ‘Ik hou niet van deze muziek, geef mij maar Armin van Buuren.’
De bergen van Pamir
Ik zit hoog in de bergen van de Pamir in Tadzjikistan, een regio waarnaar ik de afgelopen jaren telkens terugkeerde, en waar ik verliefd op ben geworden.
Hier, en dat is wat mij altijd al aantrok aan Centraal-Azië, bestaat het romantische, avontuurlijke karakter dat ik van reizen had nog. Hier is je nieuwe Lonely Planetreisgids de volgende dag alweer gedateerd. Hier kan ik verdwalen, hier is plannen vergeefs.
Hier is reizen niet altijd makkelijk. Maar wat een beloning voor degenen die de ontberingen doorstaan: magische landschappen, bijzondere culturen en vooral het contact in de dorpjes waar je, ondanks de totaal andere levens die we leiden, snel contact maakt met de bewoners.
Van extreem geïsoleerd naar open voor toeristen
Lange tijd was Tadzjikistan een extreem geïsoleerd land, buitenlandse bezoekers kwamen er nauwelijks. De decennialange overheersing door het Russische Keizerrijk werd begin twintigste eeuw opgevolgd door zeventig jaar van Sovjetbestuur.
Na de onafhankelijkheid in 1991 nam een dictator het roer over en continueerde het isolationisme. Nu regeert president Emomalii Rachmon al bijna dertig jaar met ijzeren vuist.
Desondanks begint het land zich de afgelopen jaren te openen voor toeristen, met name om economische groei te stimuleren. 2018 werd zelfs uitgeroepen tot het jaar van het toerisme.
In datzelfde jaar besloot de president dat politie en grenswachten geen steekpenningen meer mochten vragen aan toeristen. De voorheen beruchte grensovergangen en checkpoints zijn daardoor nu een stuk minder intimiderend. Sinds 2022 is er geen visumplicht meer voor Europeanen.
Portret van de president
De afgelopen jaren wordt er hard gewerkt aan de Tadzjiekse identiteit. De Sovjetgebouwen in hoofdstad Dushanbe gaan tegen de vlakte en maken plaats voor gigantische glimmende wolkenkrabbers, monumenten en paleizen.
Een groot deel van de hoofdstad heeft als doel niks anders dan de president te verheerlijken, wiens portret je op elke straathoek kunt vinden. Met zijn foto amateuristisch gefotoshopt tegen de achtergrond van een berg of een veld met rozen wuift de ‘trots van de natie’ je overal toe.
Het armste land van Centraal-Azië geeft miljoenen uit aan extravagante bouwprojecten, terwijl veel mensen in armoede leven. De werkloosheid is zo hoog dat bijna dertig procent van het bruto binnenlands product afkomstig is van Tadzjieken die als gastarbeider in Rusland werken.
Globalisering bereikt ook dit deel van de wereld: in 2021 werd in Dushanbe de allereerste vestiging van een westers bedrijf geopend: KFC. De rijen waren zo lang dat het uren duurde voordat je binnen was, wat het concept van fastfood weer enigszins tenietdeed.
Eind van de wereld
In de bergen, waar het land voor zo’n 93 procent uit bestaat, kun je je nog ver weg wanen van deze ontwikkelingen. In zo’n veertien uur hobbel je in een jeep naar Choroegh, de provinciehoofdstad van de autonome provincie Gorno-Badachsjan (GBAO), ook wel de Pamirs genoemd.
Choroegh is voorlopig de laatste kans om te tanken. Hierna verdwijnt de bewoonde wereld en begint de machtige Pamirbergketen.
Deze uitlopers van de Himalaya, met pieken van wel zevenduizend meter, worden in het Perzisch Bam I Dunya genoemd, het ‘dak van de wereld’. Voordat de Russen kwamen, was hier geen infrastructuur.
Zij legden vanaf 1931 de Pamir Highway aan, al is de term ‘highway’ een wat misleidende benaming voor dit stuk verlaten gatenkaas dat het afgelegen gebied doorklieft.
De enige weg door het onherbergzame en desolate gebied is ook de op een na hoogste weg ter wereld, met de hoogste pas op 4655 meter. Zelf in een auto rijden is hier nog niet zo gebruikelijk, maar wel een garantie voor avontuur.
Pamiri-conflict
Vanuit Choroegh rijden we de Pamirs in: het domein van de Pamiri’s, een etnische minderheid in Tadzjikistan. Tijdens de burgeroorlog (1992-’97) kwamen de Pamiri’s en de overheid tegenover elkaar te staan, een conflict dat tot op de dag van vandaag voortduurt (zie hieronder het kader Pamiri’s).
De overheid investeert nauwelijks in het gebied, terwijl het de armste, minst ontwikkelde regio van het land is. Toch weet de eeuwenoude Pamiri-cultuur, waarin verhalen, gedichten en muziek een grote rol spelen, te overleven.
We gaan op zoek naar een bekende maker van het traditionele snaarinstrument: de rubab, die van groot belang is in de culturele expressie van de Pamiri’s.
Leestip: Het brutalisme voorbij: de bijzondere architectuur in de voormalige Sovjet-Unie
Als we in de buurt van het dorp waar we moeten zijn even stoppen om de weg te vragen, verzamelt er al snel een meute dorpelingen om onze auto heen die een levendige discussie voert over welke kant we op moeten.
Dan stapt er iemand naar voren die Engels spreekt en zich voorstelt als Sabir, een neef van de man die al decennialang met de hand Rababs maakt en een nationale legende is: Musain.
Hij neemt ons mee naar Dasht, een piepklein stoffig dorpje dat niet op de kaart staat, en bestaat uit een handvol huizen opgetrokken uit kleimuren en bedekt met groene, aluminium daken.
Op een van de weinige vlakke stukken grond in de omgeving steken de groene, vruchtbare akkers fel af tegen het dorre bruin van de torenhoge bergtoppen eromheen. Het dorp ligt aan de Panjrivier, die de grens vormt met Afghanistan en hier op zijn smalst is, zo smal dat je zou kunnen praten met de Afghanen die aan de overkant lopen.
Het traditionele snaarinstrument
Musain is in de tachtig en oogt fragiel. Hij heeft een grote haakneus, dikke borstelige wenkbrauwen en draagt een paarse tubeteika, het traditionele ronde hoofddeksel. Hij begint vrolijk te vertellen met zijn, zachte, schorre stem.
‘Ik bouw deze rubabs met de hand,’ zegt hij. ‘Het hout haal ik van de moerbeiboom, daarna boetseer ik het in de geschikte vorm. Het maken van het instrument is een ongelooflijk precisiewerk en het kost me per rubab zo’n twintig tot dertig dagen.’
Hij laat een exemplaar zien met grote, glinsterende letters die ‘Pamir’ spellen. Een ander is gebouwd in de vorm van een pauw, met een felgroene uitklapbare staart op de klankkast.
Musain pakt zijn favoriete rubab, in de vorm van een slang die om de snaren kronkelt, en zet hem op zijn schoot. Hij drukt op een knopje en de ogen van de slang lichten felrood op. Hij begint te spelen. De mysterieuze klanken vullen de ruimte, de herhalende ritmes hebben een haast hypnotiserende uitwerking.
Het geluid van de rubab voert je in een klap mee naar vervlogen tijden, alsof ik in de Pamirs zit van vóór de toeristen, vóór de Sovjets.
Al sinds de zevende eeuw wordt dit instrument bespeeld in Afghanistan, Iran en Centraal-Azië en het geluid voert je in een klap mee naar vervlogen tijden, alsof ik in de Pamirs zit van vóór de toeristen, vóór de Sovjets. Even bestaat er niks anders dan Musain, zijn rubab en de bergen.
Het ismaïlisme als religie
Het is al laat als we Musain gedag zeggen. De zon verdwijnt hier razendsnel achter de hoge bergpieken, en het duurt niet lang voordat het dunbevolkte dorp in een pikzwarte duisternis is gehuld. Het meeste licht is afkomstig van de fonkelende sterrenhemel.
Sabir vraagt ons mee naar de nabijgelegen warmwaterbronnen en nodigt ons uit te blijven slapen in zijn guesthouse.
De opstijgende stoom van de warmwaterbronnen licht op door het felle schijnsel van de maan. Omringd door de nieuwsgierige blikken van naakte Tadzjiekse mannen die om ons heen in de baden hebben plaatsgenomen, laten wij ons ook ongekleed in het warme water zakken.
Sabir vertelt ons dat hij 45 jaar oud is, en IT, accountancy en marketing heeft gestudeerd. Hij is geboren in dit dorp en werkt nu als mijnenruimer voor een ngo in de grensgebieden. We praten over van alles: de zin van het leven, de Sovjettijd en het beeld dat mensen hebben van de islam.
In de Pamirs hangen de meeste mensen het ismaïlisme aan, een gematigde en vrij liberale stroming binnen de islam. ‘Wij houden er een heel open denkwijze op na. Voor ons maakt het niet zo veel uit wat iemand gelooft, we respecteren alle religies,’ zegt Sabir.
Ik vraag hem hoe groot de rol van religie is in zijn dagelijks leven. Hij haalt zijn schouders op en zegt: ‘Weet je, als iemand aan mij vraagt: waarin geloof jij? Dan zou ik zeggen: menselijkheid. Menslievend denken. Voor die korte tijd dat we hier zijn, moeten we van elkaar leren en elkaar helpen.’
Ideeën uitwisselen
Sabir neemt ons mee naar zijn guesthouse, een onafgebouwd woonhuis. Telkens als hij wat extra geld heeft, bouwt hij verder. ‘Mijn droom is om hier ooit toeristen te ontvangen,’ zegt Sabir terwijl hij wijst naar de stapel stenen buiten die de badkamer moet worden.
Leestip: Dit zijn de 5 minst bezochte landen ter wereld
‘Niet alleen om als bron van inkomsten dienen, maar vooral als plek om mensen bijeen te brengen. Om elkaar te leren kennen en ideeën uit te wisselen.’ De gastvrijheid stroomt door het bloed van de Pamiri’s.
Ik hoef nooit proviand mee te nemen of me zorgen te maken over een slaapplaats. Om de paar honderd meter trekt iemand je zijn huis in voor thee, een maaltijd of wodka, of drukt een paar kilo fruit in je handen – vers uit de boomgaard.
Met open armen ontvangen
De volgende middag bezoeken we Haqnazar, Sabirs oudere broer, die een paar huizen verderop woont. Een zachtaardige, warme blik en glinsterende ogen kijken ons aandachtig aan.
Hij heeft een grijs stoppelbaardje en een brede neus die blijkbaar kenmerkend is voor Sabirs familie. ‘Het is een eer om Nederlanders in mijn huis te mogen ontvangen,’ zegt hij, terwijl we stroopwafels uitdelen.
‘Wacht.’ Hij schuifelt naar een kast en tovert een Russisch exemplaar van de Theologisch-politieke verhandeling van Spinoza tevoorschijn. ‘Deze lees ik graag.’ Daarna volgt een opsomming van zijn favoriete Nederlandse voetballers.
Ik wijs naar de bergen die vanuit het raam te zien zijn. ‘Fraai uitzicht heb je hier, Haqnazar.’ Meteen springt hij overeind. ‘Willen jullie de bergen zien? Kom!’ Even later strompelen we hijgend en puffend achter hem aan, de hoogte doet ons de das om.
Op een uitkijkpunt wacht Haqnazar ons op, terwijl we met piepende longen en zweet dat van ons voorhoofd druppelt naar boven lopen. We staren even in stilte naar het uitzicht. Diep in het dal beneden meandert de azuurblauwe rivier, omgeven door populieren die door de ingetreden herfst knalgeel gekleurd zijn.
Geluk
Ik kijk naar Haqnazar, die met een tevreden glimlach voor zich uit staart. Wat betekent geluk voor jou? vraag ik. Hij draait zich om en kijkt me aan. ‘Ah, dat is een lastige.’ Hij denkt even na.
‘Voor sommige mensen is het een hoge functie, een goede baan.’ Hij wrijft peinzend met zijn hand over zijn kin. ‘Als je geld hebt, maar het gaat met een ander niet goed, dan kan ik niet gelukkig zijn. Als je goed bent voor andere mensen, dan maakt dat jou ook gelukkig,’ besluit hij, onmiddellijk gevolgd door een ‘je hebt zeker honger hè?’
Nog voordat ik ontkennend kan antwoorden, is hij alweer begonnen aan de afdaling. ’s Avonds, tijdens een maaltijd met schapenlever, schuift Haqnazars veertigjarige zoon Manucher aan.
De wodka komt op tafel en we krijgen een belangrijke les over lokale gebruiken. ‘Wanneer je een fles wodka opent dan, dan...’ stamelt Manucher. ‘Dan moet je deze in één keer leegdrinken.’ Hij lacht als een ondeugende tiener. ‘Anders brengt het ongeluk!’
Het dorp en vooral de inwoners, maken het verleidelijk om langer te blijven hangen. Maar onze nieuwsgierigheid naar de rest van de regio en de beloftes van de weg lokken ons weer de auto in.
Extreem klimaat
Als er een tijdlang geen dorpjes zijn, zetten we onze tent op in het wild, met uitzicht op de bergen van Afghanistan of onder de sterren in het veertiende-eeuwse Yamchunfort. We drinken en wassen ons met ijskoud berg water. Als er wel dorpjes zijn, verblijven we in homestays. Er is geen internet, geen telefoonbereik.
We lopen langs boeddhistische heiligdommen, baden in warmwaterbronnen en drinken vele glaasjes wodka met onbekenden. Na de zeldzaam vruchtbare kleine valleien aan de Panjrivier wordt het landschap steeds droger naarmate je dieper de bergen in rijdt.
Door de kale vlakten en de kleurschakeringen in de bergen van dieprood tot paars, en soms een meer omringd door gigantische witte kringen van achtergebleven zout, lijkt het op een maanlandschap.
Ons tempo vertraagt door de hobbelige weggetjes, bezaaid met losse stenen en grote keien. Onze lippen zijn gebarsten door de droge lucht en de felle zon. Door de weinige regenval en grote verschillen in temperatuur maakt dit extreme klimaat deze regio een van de zwaarste op aarde om te leven.
Een van de dorpjes hier, Bulunkul, staat bekend als de koudste plaats in Tadzjikistan, met een recordtemperatuur van -63 °C in de winter. Zo koud is het niet wanneer we het dorp binnenrijden.
Huisjes van wit beton of klei, met blauwgeverfde houten deuren, staan midden op een vlakte, omgeven door bergen. Er staan een paar oude, roestende Lada’s met balen stro op het dak.
Een uitgebreide bruiloft
We raken in gesprek met Chorong, een 28-jarige dorpsbewoner. Hij nodigt ons uit voor een bruiloft die later die dag plaatsvindt. Pamiri’s hebben er een handje van om bruiloften uitgebreid te vieren. Zo uitgebreid dat er door de overheid restricties zijn opgesteld, aangezien velen zich diep in de schulden werken voor de festiviteiten.
Nu is er een limiet ingesteld van maximaal 150 gasten en het feest mag hooguit drie uur duren. Er zijn geheimagenten van de overheid – feestspionnen – die controleren of mensen zich aan de regels houden.
Het kleine dorpshuis barst uit zijn voegen nu het hele dorp onder luid gejoel en geklap aan het dansen is. Mannen en vrouwen draaien om elkaar heen, met gespreide armen, ronddraaiende polsen en schuddende schouders.
De sierlijke bewegingen zouden de vlucht van vogels symboliseren, en afstammen uit een animistisch verleden. Daar ik mij niet als een sierlijke vogel kan voortbewegen, praat ik met Chorong. Hij verkiest Nederlandse trance-dj’s boven traditionele muziek, en vertelt over zijn liefde voor Italië.
‘Pizza, cappuccino en Machiavelli. Ooit wil ik erheen. Voor de cultuur, en de mogelijkheden om mezelf te ontwikkelen. Met ons paspoort kunnen we alleen naar dictatoriale landen reizen.’
Leestip: 3 landen die tegenwoordig niet meer bestaan
Voor jonge Pamiri’s zijn hier weinig kansen. ‘We houden van onze omgeving, de natuur, onze tradities, maar de omstandigheden zijn niet makkelijk. Ik wil ook de rest van de wereld zien, in vrijheid leven en mijn dromen najagen.’
In een daad van klein verzet lappen ze in Bulunkul de feestregels aan hun laars en wordt er de komende drie dagen nog gefeest, vertelt Chorong.
Zwerven over het dak van de wereld
Op onze laatste druppeltjes benzine rijden we Moerghob binnen, de eerste nederzetting van formaat met het eerste benzinestation sinds Choroegh. De weg voert naar de grens met Kirgizië en gaat nog één keer de hoogte in, tot bijna 4300 meter, waar de bergen grijsblauw, smaragdgroen en dieprood kleuren, met besneeuwde pieken in de verte.
We willen zien of Kirgizië de Pamirs kan overtreffen, en weten dat als dat niet het geval is we altijd terug kunnen keren en met open armen worden ontvangen. En wellicht nog een paar uur bruiloft mee kunnen pakken.
Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!