De Apollo-missies en het Artemis-programma van de NASA weerspiegelen de lange obsessie van de mensheid met de satelliet van de aarde. Terwijl ze langs de hemel trekt, doorloopt de verlichte maanschijf haar schijngestalten. Van nieuwe maan (donker) naar jonge maansikkel (gedeeltelijk verlicht) naar wassende maan (grotendeels verlicht) naar volle maan (volledig verlicht) en weer terug van volle maan naar afnemende maan (grotendeels verlicht) naar asgrauwe maan (gedeeltelijk verlicht) naar nieuwe maan. Deze maancyclus wordt al tienduizenden jaren door verschillende culturen gevolgd. Aan de hand van de ritmes kunnen we het verstrijken van de tijd bepalen.
De volledige maancyclus duurt ongeveer 29,5 dagen. Dat is ongeveer een kalendermaand. In feite komt de term ‘maand’ rechtstreeks van het woord ‘maan’. Hoewel de huidige Gregoriaanse kalender op de zon is gebaseerd, blijft de maancyclus een integraal onderdeel van religies en culturen overal ter wereld. De cyclus markeert belangrijke gebeurtenissen en mijlpalen. De Chinese kalender en het Chinese nieuwe jaar volgen bijvoorbeeld de maankalender. Dat geldt ook voor de joodse en islamitische kalender.
(Hoe NASA met het Artemis-programma astronauten naar de maan wil laten terugkeren.)
Heilige satelliet
De prominente plaats van de maan aan de nachtelijke hemel heeft de mensheid al millennia beïnvloed. Culturen over de hele wereld vereerden de maan en associeerden haar met verschillende goden. In veel culturen, bijvoorbeeld in de Koreaanse mythologie, waren de Zon en de Maan vaak broer en zus of een soort metgezellen. En bijna altijd werd aan beide een apart geslacht toegekend.
Maangodheden waren zowel goden als godinnen in verschillende godsdiensten over de hele wereld. Enkele van de bekendste zijn vrouwelijk. Zoals Selene, die door de oude Grieken werd aanbeden. Zij geloofden dat Selene elke nacht de maan met haar strijdwagen door de hemel reed. De Chinezen vereerden de godin Chang’e. Haar oorsprongsverhaal vormt een belangrijk onderdeel van het hedendaagse midherfstfestival in China. Dan wordt de helderste volle maan van het jaar gevierd. In het oude Egypte waren de goden Khonshu en Thoth de mannelijke belichaming van de maan. Chandra (ook bekend als Soma) is de hindoegod van de maan. Hij werd geassocieerd met vruchtbaarheid en planten.
Bouwwerken als de neolithische steencirkels in Schotland en de piramiden in Mexico zijn gebouwd om de schitterende wassende en afnemende bol aan de nachtelijke hemel te eren. De maansikkel en de ster vormen een islamitisch symbool dat op de vlaggen van verschillende landen staat, waaronder Turkije, Libië en Pakistan.
Naarmate de mens meer kennis opdeed over de maan en over wetenschap, passeerden verschillende intrigerende theorieën over de invloed van de maan de revue. Veel mensen geloofden dat hemellichamen invloed hadden op persoonlijkheid, gezondheid en ziekte. Ze dachten bijvoorbeeld dat de maan koorts en plotselinge psychiatrische veranderingen teweegbracht. De Engelse woorden ‘lunatic’ (gek), ‘lunacy’ (krankzinnigheid) en ‘loony’ (gestoord) vinden allemaal hun oorsprong in ‘Luna’, het Latijnse woord voor maan. Dan is er nog de folklore. Zoals het verhaal van een man die door het licht van de volle maan in een weerwolf verandert en dood en verderf zaait in de samenleving. Wetenschappers onderzoeken nog steeds of er een correlatie is tussen het gedrag van mens en dier en de maancycli. Maar zoals elke wetenschapper weet: correlatie is niet hetzelfde als causaliteit.
(Bekijk onze vijftig favoriete foto’s van de Apollo 11.)
De observatie van de maan neemt een vlucht
In 1609 hield Thomas Harriot een buis met een bolle lens als objectief en een holle lens als oculair voor zijn oog. Met de lens werd de maan vergroot die op dat moment vijf dagen na de nieuwe maan was. Harriot zag details die geen mensenoog ooit had gezien. Hij schetste wat hij van de maansikkel zag en tekende de grillige lijn waar het zonlicht door dalen tussen bergen en kratertoppen scheen. Ook tekende hij de donkere gebieden van de bevroren lavavelden in wat nu bekend staat als de maanzee Mare Crisium. Er is inmiddels veel veranderd op het gebied van maanonderzoek, zoals de instrumenten en de wetenschappelijk kennis van de maan. Maar het begon allemaal met deze eerste waarneming door een van de eerste telescopen.
Een paar maanden later zou Galileo Galilei aan zijn revolutionaire studie van de metgezel van de aarde beginnen. Met zijn rudimentaire telescoop keek hij hoe schaduwen op het oppervlak bewogen en veranderden tijdens de 29,5-daagse cyclus van de maan. Uit zijn waarnemingen kon Galileo opmaken dat de maan bedekt was met bergen, kraters en valleien. De satelliet was niet glad zoals filosofen tot dan toe dachten.
Tot op dat moment geloofde men dat alles in de kosmos in een hemelbol om de aarde draaide, waarbij alle sterren vastzaten aan het oppervlak van de hemel. Die theorie kon het raam uit door Galileo’s astronomische studies van de maan, de manen van Jupiter en de fasen van Venus.
(Galileo doet er honderden jaren later meer toe dan ooit.)
Kenmerken worden duidelijker
In de jaren die volgden, keken steeds weer nieuwe waarnemers door de vroegste telescopen om kaarten van het maanoppervlak te creëren. Die waarnemers vernoemden kenmerken op de maan naar leden van koninklijke families, wetenschappers, gebieden op aarde en natuurlijke landvormen. Sommige meenden dat de donkere gebieden die vanaf de aarde zichtbaar zijn, waterpartijen waren zoals zeeën en oceanen. Tegenwoordig weten we dat dit eigenlijk inslagbassins zijn die gevuld zijn met gestolde lava. Toch houden we vast aan hun oude namen en noemen we ze nog steeds ‘mare’ en ‘oceanus’.
Deze vroege maanwaarnemers brachten de verschillende maanlandschappen in kaart. Daarbij gingen ze niet altijd accuraat te werk. Op dat vlak heeft Johannes Hevelius grote vooruitgang geboekt. Hij deed er jaren over om nauwkeurigere weergaven te maken van alles wat vanaf de aarde op het maanoppervlak is te zien. In 1647 publiceerde hij Selenographia, een serie van tientallen maanwaarnemingen. Het was de eerste maanatlas en de impact ervan was heel groot.
De kaarten van Hevelius vertoonden nog een andere eigenaardigheid van de maan. Ze leken meer dan 180 graden van de maan te tonen. Deze zogenaamde libratie komt voort uit de relatie tussen de draaiing van de maan en haar licht elliptische baan om de aarde. Door die relatie lijkt de maan heen en weer te schommelen, waardoor waarnemers 58 procent van haar oppervlak zien tijdens een omloop.
Vroege astronomen brachten de bergen, bergkammen, kraters en maria op het maanoppervlak in kaart. Sommige dachten actieve geologie te zien, zoals uitbarstende vulkanen. De wetenschap heeft sindsdien echter aangetoond dat het oppervlak al lang verstoken is van geologische activiteiten.
(Een korte geschiedenis van de verkenning van de maan.)
De waarnemingen van de maan zouden in de loop van de tijd alleen maar beter worden. Vooral door de introductie van de fotografie in het midden van de negentiende eeuw. Toen astronomen eenmaal foto’s met een lange belichtingstijd konden maken en zo details in de maanfoto’s wisten vast te leggen, werden steeds meer kenmerken zichtbaar. Deze konden ook steeds gedetailleerder worden beschreven. Tot op de dag van vandaag is het in kaart brengen van het maanoppervlak een belangrijke wetenschappelijke onderneming.
Delen van deze tekst zijn eerder verschenen in The Moon. Copyright © 2019 National Geographic Partners, LLC.
Kom meer te weten in The Moon. Verkrijgbaar overal waar boeken en tijdschriften worden verkocht.