Uit tandafdrukken op een vleugelbot van een pterosaurus blijkt dat het dier waarschijnlijk eindigde als hapje voor verschillende roofvissen, waaronder een prehistorische haai genaamd squalicorax.

Het 83 miljoen jaar oude fossiel werd in 2014 gevonden bij een paleontologische opgraving in de Amerikaanse staat Alabama. Het vormt weer een nieuwe aanwijzing dat deze vreemde vogels soms als snack dienden voor dinosauriërs, prehistorische familieleden van krokodillen en grote vissen. Pterosauriërs waren, in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, niet slechts een zak botten met een leerachtige huid.

“Pterosauriërs hadden juist aardig wat vlees op hun botten zitten,” vertelt Michael Habib. Deze pterosaurus-expert van de University of Southern California was niet betrokken bij de meest recente vondst. “Het waren niet de magere dieren die je soms in films of op andere afbeeldingen ziet. Vooral hun vliegspieren zullen best een lekker hapje zijn geweest.”

Deze bijna intacte zwarte schedel behoort toe aan het meest complete skelet van een Tyrannosaurus rex dat in Europa is te zien Het wetenschappelijk belangrijke fossiel met de naam Tristan Otto wordt in het Museum fr Naturkunde in Berlijn tentoongesteld Van het fossiel dat in 2010 in de beroemde Hell Creek Formation uit het late Krijt in Montana VS werd ontdekt zijn 170 van de circa 300 botten bewaard gebleven Het kostte vier jaar om het ruim twaalf meter lange fossiel uit te graven en te prepareren

Uit het afgekloven vleugelbot van deze specifieke pterosaurus, een pteranodonvalt op te maken dat het dier een spanwijdte had van zo'n vierenhalve meter. Maar hij woog vermoedelijk slechts zo'n 27 tot 40 kilo, waardoor hij een makkelijke prooi vormde voor een grote beenvis of een squalicorax, een uitgestorven haaiensoort die ruim vier meter lang kon worden.

Volgens een artikel dat naar aanleiding van het nieuwe onderzoek verscheen in het tijdschrift Palaios, passen de afdrukken op het oeroude bot keurig bij het gebit van twee fossiele vissen: squalicoraxen een ongeveer anderhalve meter lange, barracuda-achtige soort met de naam saurodon.

“Deze vondst was opmerkelijk, omdat we denken dat er tandafdrukken op te zien zijn van twee verschillende groepen dieren,” aldus hoofdonderzoeker Dana Ehret, een paleontoloog die verbonden is aan het Amerikaanse New Jersey State Museum.

“Dit is heel interessant, omdat je niet vaak eetsporen tegenkomt op botten van pterosauriërs,” voegt Habib daaraan toe.

Haaien te over

Het fossiel werd in het University of Alabama Museum geprepareerd door de toenmalige student T. Lynn Harrel, de coauteur van Ehret. Hij was in eerste instantie bang dat hij het bot had beschadigd bij het verwijderen van kalkaanslag. Maar al snel werd duidelijk dat de serie donkere, parallelle groeven afkomstig waren van de tanden van een roofdier.

“Hij dacht dat ik hem op zijn kop zou geven,” aldus Ehret. “Maar tijdens het prepareren zag hij dat er vier parallelle afdrukken waren, en dat die een eetspoor vormden.”

Om de sporen nader te onderzoeken, haalde het tweetal de fossiele kaken van verschillende vleesetende vissen tevoorschijn uit de collectie van het museum, om ze te vergelijken met de afdrukken. Ze ontdekten dat de donkere groeven en de subtielere gekartelde krassporen bijna volledig overeenkwamen met de gebitten van saurodonen squalicorax.

Een foto met het bot van de pteranodon met daarbij een fossiele kaak van de uitgestorven beenvis saurodon leanus
Een foto met het bot van de pteranodon met daarbij een fossiele kaak van de uitgestorven beenvis saurodon leanus.
Dana Ehret, PALAIOS

Veel fossielen uit het late Krijt die in Alabama worden gevonden, lijken te zijn afgekloven door haaien. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor fossielen van zeeschildpadden en dinosauriërs, die vaak “onder de roofdierafdrukken zitten,” aldus Ehret. Delen van het huidige Alabama waren in het Late Krijt overspoeld door ondiep, warm water, dat de toegang vormde tot de Western Interior Seaway, een grote watermassa die dwars door het huidige Noord-Amerika liep en het continent van noord naar zuid in tweeën splitste.

Uit de gevonden fossielen blijkt dat het in deze zeer vruchtbare regio barstte van de haaien: “Ik heb nog nooit zo veel haaientanden gezien, en ik heb over de hele wereld onderzoek gedaan,” vertelt Ehret. “Er leefde een enorme hoeveelheid verschillende haaien.”

De tanden laten zien

Ook pteranodonleefde in dit kustgebied in het late Krijt. Het dier voedde zich met kleine vissen die het opdook uit het van haaien vergeven water. Pterosauriërs konden drijven, maar aangezien ze dat minder goed konden dan vogels, bleven ze waarschijnlijk nooit lang op het wateroppervlak zitten, vertelt Habib. Sommige soorten, waaronder pteranodon, doken waarschijnlijk echt het water in om hun prooi te grijpen.

“Ze konden daarna snel opstijgen vanaf de waterspiegel. Maar die duikende pterosauriërs waren mogelijk net nadat ze het water indoken kwetsbaar voor haaien,” vertelt hij.

Het is zeker denkbaar dat een roofvis uit het water opsprong om deze pteranodonte grijpen, of dat de vis het dier aan de oppervlakte te pakken nam, zegt Ehret. Maar het is moeilijk dat met zekerheid vast te stellen op basis van slechts dit ene bot. Een andere mogelijkheid is dat het dier op het land stierf en ten prooi viel aan aaseters nadat het in zee was gespoeld.

Dat er veel vraagtekens blijven, komt deels doordat er zelden fossielen van pterosauriërs worden gevonden met dit soort eetsporen, vertelt Mark Witton, expert op het gebied van pterosauriërs van de Engelse University of Portsmouth. De dieren hadden breekbare, met lucht gevulde botten die waarschijnlijk zouden verbrijzelen door de kracht van een haaienbeet.

“Het gaat om een klein, maar groeiend aantal,” vertelt Witton. Hij is net als Habib coauteur van een nog te verschijnen artikel over een wervel van een pteranodonwaarin een tand zit van een nog grotere haai genaamd Cretoxyrhina, die wel zeven meter lang kon worden.

Van de meer dan 1100 bekende fossielen van pteranodonzijn er naar schatting van Witton slechts een stuk of vijf tot tien waarop afdrukken van haaientanden te zien zijn. De meeste daarvan zijn niet uitgebreid onderzocht.

Hij vindt dat het recente werk van Ehret en Harrell lof verdient, omdat zij “hard hebben gewerkt om uit te zoeken om welke roofdieren het ging... Het is goed om te weten tussen welke soorten dergelijke interacties plaatsvonden.”

Bekijk de fotoserie: 23x foto's van fossielen van dinosauriërs

Lees ook: Pterosauriers: reuzen van de lucht

Volg John Pickrell op Twitter.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com