Kan de mens leven maken uit levenloze materie? Als hedendaagse alchemisten zijn biologen en chemici over de hele wereld in de ban van die vraag. Wat is ‘leven’ nu eigenlijk en is er een manier om met synthetische eiwitten en kunstmatig organisme te creëren dat zich zelfstandig voedt, voortplant en evolueert?
De zoektocht naar nieuwe levensvormen speelt zich in de regel af in reageerbuisjes, op celniveau. De Haagse kunstenaar Theo Jansen komt nooit in het lab. Zijn werkterrein is een atelier in Delft, een loods in Ypenburg, het strand bij Kijkduin. Toch streeft hij hetzelfde doel na: hij wil leven maken.
“Ik doe alsof ik God ben”, zegt hij, en in dezelfde adem noemt hij zich een “grote fantast”. Feit is dat Theo Jansen, die deze maand zijn zeventigste verjaardag viert, inmiddels wereldwijd mensen meeneemt in zijn fantasie. In 2018 mag Jansen (Scheveningen, 1948) zich Kunstenaar van het jaar noemen, gekozen door veertigduizend stemmers in de grootste en oudste kunstverkiezing van Nederland. Dit voorjaar werd hem bovendien de Cultuurprijs van de stad Den Haag toegekend.
In zijn tweewekelijkse column in de Volkskrant schreef Jansen in 1990 over de duinen, onze natuurlijke verdediging tegen de zee, en hoe die voortdurend nieuw zand nodig hebben om in stand te blijven. “Er zouden eigenlijk beesten moeten bestaan die op het strand permanent veel zand losmaken en het vervolgens in de lucht gooien waardoor het naar de duinen waait.” De dieren zouden moeten bestaan uit elektriciteitsbuis en hun energie uit de wind halen: “ze hoeven dus niet te eten”.
De column verscheen in februari; een paar maanden later ging Jansen naar een bouwmarkt, kocht een bundel pvc-buizen en ging aan de slag. Binnen een dag besloot hij om een jaar van zijn leven te wijden aan het maken van strandbeesten. Hij is er nooit meer mee opgehouden.
Deze tekst bevat enkele fragmenten uit de oorspronkelijke reportage. Het hele verhaal is te lezen in het maartnummer van National Geographic Magazine.