In het Teylers Museum in Haarlem is tot en met 10 juni de familietentoonstelling ‘Monsterdieren. Echt of niet?’ te zien, gewijd aan cryptozoölogie: de studie naar niet bestaande diersoorten zoals het Monster van Loch Ness, de yeti en Bigfoot. Opmerkelijk genoeg blijken de fantasiedieren met uitsterven te worden bedreigd.
“Daar zijn zowel olifanten als eenhoorns aanwezig. Deze laatste zijn kleiner dan de olifanten en hebben even dikke poten. De hoorn staat midden op de zware, neerhangende kop. Het dier wentelt zich graag in de modder.”
Wat een tegenvaller voor de dertiende-eeuwse ontdekkingsreiziger Marco Polo. Hij had zich heel wat voorgesteld van de in de bijbel herhaaldelijk genoemde eenhoorn, maar toen hij er uiteindelijk een zag, bleek die lang niet zo gracieus te zijn als in zijn verbeelding. Het dier dat hij had gevonden, was dan ook geen eenhoorn, maar een neushoorn.
Fabel of feit
In het Teylers Museum in Haarlem is Marco Polo’s ervaring met de eenhoorn slechts een van de vele verhalen over ‘monsterdieren’: dieren waarover al heel lang wordt gesproken, maar waarvan het maar de vraag is of ze werkelijk (hebben) bestaan. De vraag die de museumbezoeker zich blijft stellen, is of de verhalen op werkelijkheid of op fictie berusten. Die scheidslijn tussen beide blijkt bovendien vaak maar dun te zijn. Het is immers eenvoudig vast te stellen dat een bepaald dier bestaat. Veel lastiger is om te bewijzen dat een dier niét bestaat.
Het Schotse riviermonster
Volgens Trienke van der Spek, hoofdconservator wetenschap van het Teylers Museum, geloven mensen graag in monsterdieren: “Het gevoel dat we niet alles weten, spreekt ons aan. Dat vinden we spannend.” Zo zijn er nog altijd hele volksstammen overtuigd van het bestaan van het Monster van Loch Ness. De vroegste waarnemingen van dit Schotse watermonster dateren al uit de zesde eeuw. Op 21 april 1934 maakte een chirurg een vage foto waarop toch duidelijk een monsterachtig wezen te zien, wat tot grote opschudding leidde. Was Nessie nu feit of fictie? Jarenlang werd het meer waarin het monster was gefotografeerd in de gaten gehouden en er werden zelfs duikboten op pad gestuurd om nader onderzoek te verrichten. Op zijn sterfbed in 1969 vertelde de chirurg hoe het echt zat. Het gevreesde monster bleek een stuk plastic op een speelgoedbootje. Hij had het zelf in elkaar geflanst. De bekentenis heeft echter bepaald geen einde gemaakt aan de mythe van Loch Ness.
Behalve fantasiedieren worden er ook geregeld nog dieren gespot die volgens de wetenschap allang zijn uitgestorven. Van der Spek: “Zelf geloof ik niet dat er nu nog prehistorische dieren op de aarde rondlopen, anders hadden we ze allang ontdekt. Wel zou het kunnen dat er nog fantastische, niet ontdekte dieren rondzwemmen in de diepzee.”
Diepzeemonsters
Want als er één plek is, waar ogenschijnlijk mythische monsterdieren soms tóch niet zo mythisch blijken, dan is het wel de oceaan. Zeelieden repten de al in de Middeleeuwen over een angstaanjagende reuzenslang die onfortuinlijke opvarenden zou verslinden. Een fabeltje? Mogelijk toch niet. De omschrijving die de zeelieden gaven, past precies bij de daadwerkelijk bestaande riemvis, waarvan exemplaren van liefst elf meter lang zijn gevonden.
Ook de reuzeninktvis werd vroeger gevreesd door alle zeelieden. Deze zou hun schepen aanvallen. Een begrijpelijke gedachte, aangezien de reuzeninktvis langer dan vijftien meter kan worden. Pas een paar jaar geleden werd het monsterdier levend gefilmd. Hij bestaat dus echt.
“Van bijna alle monsterdieren waren en zijn er vele waarnemingen,” zegt Van der Spek, “maar bij sommige zijn de interpretaties niet goed.” De kans dat zeelieden vroeger enorme zeeslangen hebben waargenomen, is aanwezig. Ze interpreteerden wat ze zagen echter verkeerd: het was geen reuzenzeeslang, maar een riemvis.
De romantiek van het onbekende
Hoewel monsterdieren altijd spannend zullen blijven, sterven ze toch langzaamaan uit. “Er is steeds minder ruimte voor het geloven in het monsterdier. Het verzamelen van bewijs wordt steeds makkelijker,” zegt van der Spek. We hebben de wereld inmiddels tot in alle uithoeken verkend, leven ook steeds minder buiten en zo krijgen we het gevoel dat we de natuur volledig kennen. “De dieren worden zo minder spannend en de romantiek van datgene dat misschien bestaat verdwijnt steeds meer,” aldus de conservator. En zo dreigt uitsterving voor dieren die toch al nooit bestonden. Of toch wel?