Aardbevingen maken het voor potvissen tot wel een jaar na dato lastiger om aan prooien te komen, volgens de eerste studie ooit naar het effect van aardbevingen op zeezoogdieren.

Op 14 november 2016 werd het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland getroffen door een aardbeving met een kracht van 7,8 die naast twee doden en enkele tientallen gewonden ook een verwoestende tsunami veroorzaakte. Onder het wateroppervlak ontstonden sterke stromingen die verschillende ecosystemen van ongewervelde dieren in de onderwater canyon bij de kustplaats Kaikoura vernietigden. Het water werd troebel door de enorme aardverschuiving en de dieren werden honderden kilometers weggespoeld, wat waarschijnlijk het hele ecosysteem op zijn kop zette.

Het gevolg was dat potvissen diepere en langere duiken moesten maken om aan voedsel te komen, wat volgens coauteur Liz Slooten, marien bioloog aan de Nieuw-Zeelandse University of Otago, een "grote verandering” is in hun gedrag.

Slooten deed samen met promovendus en hoofdauteur Marta Guerra onderzoek naar potvissen in het gebied rond Kaikoura toen de aardbeving plaatsvond. De wetenschappers realiseerden zich dat ze daardoor een zeldzame kans kregen om uit te zoeken welke invloed een grootschalige natuurramp heeft op potvissen, een volgens de IUCN (International Union for Conservation of Nature) kwetsbare soort.

“We bleken toevallig op het juiste moment op de juiste plek te zijn,” aldus coauteur Will Rayment, senioronderzoeker van het departement Marine Science van de University of Otago. “Zoiets kun je niet plannen.”

Potvissen hier op de foto een exemplaar bij NieuwZeeland zijn te herkennen aan kleine verschillen in de omvang vorm of kleur van hun staartvinnen
Potvissen (hier op de foto een exemplaar bij Nieuw-Zeeland) zijn te herkennen aan kleine verschillen in de omvang, vorm of kleur van hun staartvinnen.
Flip Nicklin, Minden Pictures/Nat Geo Image Collection

Er is al veel bekend over de effecten van aardbevingen op landdieren, maar wetenschappers weten relatief weinig over wat zich onder water afspeelt. Zo blijkt uit recent onderzoek naar Caribische rifhaaien dat deze naar de diepte duiken om te ontsnappen aan het kolkende oppervlaktewater tijdens orkanen.

Dergelijk onderzoek is van belang voor overheidsinstanties. Mogelijk kunnen die rekening houden met recente aardbevingen bij hun afwegingen over vangstquota, merkt Rochelle Constantine op, een in mariene zoogdieren gespecialiseerde ecoloog van de University of Auckland die niet betrokken was bij de studie.

Erin duiken

De onderwatercanyon bij Kaikoura, een onderdeel van het bergachtige kustgebied, bereikt niet ver uit de kust een diepte van zo'n achthonderd meter. “Er zijn maar een paar andere plekken ter wereld waar je potvissen zo dicht bij de kust kunt zien,” vertelt Slooten, die onlangs een artikel over de studie publiceerde in Deep Sea Research Part I:Oceanographic Research Papers .

In het bovenste deel van de canyon leven talloze ongewervelde dieren. Zij zijn een bron van voedsel voor de inkt- en bodemvissen die op hun beurt door de potvissen worden gegeten.

Toen de kleinere dieren werden weggevaagd door het natuurgeweld, had dat dan ook “grote gevolgen voor het hele leefgebied,” aldus Rayment. “Dat effect was door de hele voedselketen terug te zien.”

In het kader van het eerdere onderzoek volgden de wetenschappers 42 individuele walvissen, die ze herkenden aan hun unieke staartvinnen. Na de aardbeving gebruikten de onderzoekers richthydrofoons om het geluid van de walvissen op te vangen, en gingen vervolgens per boot naar de bron van het geluid.

Als ze eenmaal in de buurt van de walvissen waren, maten de onderzoekers de tijd dat de dieren boven kwamen om te ademen en uit te rusten tussen verschillende duiken door. Ze verzamelden gegevens over veertig walvissen, een bewijs dat de aardbeving geen effect had op de hoeveelheid walvissen in het gebied. Maar wat wel anders was, was hoede walvissen hun leefgebied gebruikten.

Uit de resultaten bleek dat potvissen tussen hun duiken naar voedsel door zo'n 25% langer bij het wateroppervlak verbleven dan vóór de aardbeving. Volgens Slooten wijst dat erop dat de walvissen meer zuurstof innamen en hun spieren opnieuw oplaadden voor langere of diepere duiken - waarschijnlijk omdat er minder prooidieren beschikbaar waren.

Deze hypothese wordt ondersteund door het feit dat de dieren, vóór de aardbeving, vaak vooral op jacht gingen in het bovenste deel van de canyon. Maar daarna lieten de walvissen dat deel vaak links liggen, om naar diepere gedeelten van de canyon te gaan.

“Ze gaan nu op zoek in een veel groter gebied en bewegen zich duidelijk heel anders in hun zoektocht naar prooien,” aldus Constantine. Zij voegt daar nog aan toe dat dit gebied een heel belangrijk voedselgebied is voor mannetjespotvissen die nog net niet volwassen zijn.

Terugveren

De onderzoekers zagen dat de walvissen een jaar na de aardbeving terugvielen in hun oude gedrag wat betreft adempauzes. De reden was misschien dat het sediment weer was gezakt en dat de populaties van ongewervelde dieren zich weer begonnen te herstellen.

“Dat geeft je een idee van de veerkracht van deze populaties in de diepzee,” zegt Rayment.

Maar hij en zijn collega's zetten het onderzoek langere tijd voort, om er zeker van te zijn dat ze geen gevolgen over het hoofd zien. Er waren al langere tijd minder activiteiten van potvissen in het gebied. Het is onbekend of die teruggang te maken heeft met de natuurlijke veranderingen van het aantal prooidieren, walvistoerisme, visserij of de opwarming van de oceaan.

“Er is wel wat aan de hand in Kaikoura,” zegt hij.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com