Nog voor Joris-Christiaan van Saksen-Coburg-Saalfeld in 1831 tot eerste Koning der Belgen werd gekroond, nam hij zijn intrede in een bescheiden stadspaleis in de kleine havenstad Oostende. In dit herenhuis aan de Langestraat, met prachtig zicht op de haven, zullen koning Leopold I en zijn vrouw vanaf dan hun zomers doorbrengen. En zoals dat gaat in elitaire kringen: goed voorbeeld doet volgen.

Het jonge koningspaar is dol op het vestingstadje, en met deze vorstelijke goedkeuring als stuwende kracht groeit Oostende binnen enkele decennia uit tot een internationaal kuuroord met allure. Vanaf 1865, wanneer Leopold II de troon bestijgt, komt die ontwikkeling in een stroomversnelling.

Onder de roi bâtisseur (‘koning-bouwheer’) worden theaters en paleizen opgetrokken, parken en promenades aangelegd, hotels en villa’s gebouwd. Eind negentiende eeuw geniet Oostende wereldfaam als la reine des plages – en trekken andere badplaatsen zoals Blankenberge en Knokke zich op aan dat succes.

Een badplaats met billenkarren

Dat Europa’s bourgeoisie de Vlaamse kuststrook boven zuidelijker oorden verkiest, heeft ook met het klimaat te maken. Terwijl zon-zee-en-strandvakanties in de negentiende en twintigste eeuw een vlucht nemen, is het ook mode vooral níet zongebruind huiswaarts te keren. Zo werden de Koninklijke en Venetiaanse Gaanderijen langs de Oostendse Zeedijk onder meer gebouwd om koning Leopold II en zijn gasten tegen de zon te beschermen.

Leestip: Welke Hanzesteden vind je in Nederland en België?

Om vervolgens snel van de boulevard naar de waterlijn te geraken, liet de gegoede burgerij zich in zogenoemde billenkarren over het strand vervoeren: een klein ijzeren rijwiel dat we in modern Nederlands een skelter, en in modern Vlaams een gocart of cuistax zouden noemen.

belgische kust
Diana Takacsova
Mede door de goede bereikbaarheid heeft Oostende een van populairste stranden van België.

Dat is me even ontgaan wanneer ik me in april hardop afvraag waarom het verhuurbedrijfje waar ik een fiets heb gereserveerd óók een breed assortiment gocarts in de aanbieding heeft. ‘Het is Vlaams erfgoed!’ antwoordt de uitbater, met enige ontsteltenis in zijn stem.

Het is tien voor tien, en eigenlijk nog voor zijn openingstijd, wanneer hij me mijn fiets overhandigt en fotograaf Diana Takacsova op de hare komt aanrijden. Takacsova groeide op in Slowakije, maar raakte enkele jaren geleden verslingerd aan de Vlaamse kust. Sinds 2022 mag ze Oostende – naast Reca, nabij­ Bratislava – haar tweede thuis noemen, en vandaag leidt ze me hier rond per stalen ros.

‘Voor mij als fotograaf zijn mooie dingen niet zo interessant. Het zijn juist de plaatsen die ik niet begrijp waar ik meer van wil weten. Ik wilde leren begrijpen hoe deze plek zo is geworden.’ – Diana Takacsova, fotograaf.

‘Welkom,’ zegt ze hartelijk, fiets aan de hand. ‘En? Wat is je eerste indruk?’ Aan de Albert I-promenade lijkt, behalve de verzameling felgekleurde billenkarren aan onze voeten, niets nog aan het Oostende van Leopold II te herinneren.

De zandkleurige galerij­ flats langs de boulevard ogen blauwgrijs in de ochtend­mist. De bovenste verdiepingen verdwijnen erin. ‘Ik hoop dat jullie het droog houden!’ roept de verhuurder ons na als we wegfietsen. Precies dan begint het te regenen.

De fascinerende Belgische kust

Takacsova richt zich in haar fotografie op de uiteenlopende relaties die mensen aangaan met hun omgeving – sinds een jaar of acht ook aan de Belgische kust. ‘Ik ben heel nieuwsgierig,’ vertelt ze me, terwijl we van de boulevard langs het strand naar de pont aan de Visserskaai fietsen.

‘In 2016 ging ik in Brussel wonen. De Belgen die ik daar ontmoette, drukten me een voor een op het hart vooral níet naar de kust te gaan. Datzelfde weekend zat ik in de trein naar Blankenberge en binnen een paar weken had ik de hele kuststrook gezien.

Ik viel van de ene verbazing in de andere. Voor mij als fotograaf zijn mooie dingen niet zo interessant. Het zijn juist de plaatsen die ik niet begrijp waar ik meer van wil weten. Ik wilde leren begrijpen hoe deze plek zo is geworden.’

belgische kust
Diana Takacsova
In de nacht van 25 op 26 september 2020 hield storm Odette lelijk huis in West- en Oost-Vlaanderen. De baan van de Kusttram, die plaatsen langs de Belgische kust sinds 1885 ­verbindt, werd op het traject tussen ­Oostende en Middel­kerke door het zand bedolven.

Haar nieuwsgierigheid bracht Takacsova onder meer naar Kenia, Italië en Roemenië, en in 2021 ontving ze een beurs van de National Geographic Society voor een fotoreportage over landarbeiders in Portugal. In beweging voelt ze zich thuis, vertelde ze me al eerder.

Leestip: Deze 6 verlaten plekken in België zijn een paradijs voor urban explorers

Dat blijkt wel als de pont zich met horten en stoten over het onstuimige water begint te verplaatsen. Takacsova zet haar capuchon op, lacht als we allebei bijna uitglijden op het natte dek. ‘Normaal gesproken neem ik dit pontje vooral in de zomer,’ zegt ze met een grijns. ‘Hij gaat naar Oosteroever, een nieuw stadsdeel in het oude havengebied. Je kunt de glazen flatgebouwen vanaf hier al zien.’

De ‘Atlantikwall’ van België

Bouwproject Oosteroever is exemplarisch te noemen voor de manier waarop de ­B­elgische kust zich de afgelopen decennia heeft ontwikkeld. Bouwbeleid dat in de jaren zestig iedere Belg een plekje aan zee moest garanderen, heeft geresulteerd in wat in de volksmond de Atlantikwall is gaan heten: een muur van ongelijkvormige torenflats die, op enkele uitzonderingen na, vrijwel de gehele kustlijn domineert.

Dat grote woonaanbod is volgens lokale overheden broodnodig. Aan de kust stijgen de armoedecijfers harder dan waar ook in België, en door het aantrekken van kapitaalkrachtige toeristen en tweedeverblijvers zou die armoede worden bestreden.

‘Met omliggende architectuur wordt nauwelijks rekening gehouden.’ – Diana Takacsova, fotograaf.

Onzin, zo stellen bewoners: ambtenaren en burgemeesters laten zich omkopen door gretige ‘bouwpromotoren’ (projectontwikkelaars), die dat geld vervolgens in eigen zak steken. Dat luxevastgoed, luidt de kritiek, levert de bevolking bovendien niets op – behalve dan dat het hun woonplaats in de loop der jaren onherkenbaar heeft gemaakt.

Hoe het ook zij, vrijwel de hele 67 kilometer lange kustlijn van België is met de jaren in verstening verzand – van De Panne bij de Franse grens tot aan Knokke-Heist bij Zeeuws-Vlaanderen. In 2024 bezitten zo’n tachtigduizend ­Belgen een tweede woning aan zee. ‘Torendrift,’ muntte dagblad De Standaard het. ‘Wegwerpbebouwing’ is hoe Takacsova het noemt.

De Atlantikwall (genoemd naar de verdedigingslinie die nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog aanlegde langs de Europese westkust) doet haar denken aan de communistische woonblokken die ze kent uit thuisland ­Slowakije en de rest van Midden- en Oost-Europa. ‘Maar nergens lijken opbouw en afbraak elkaar zo snel af te wisselen als hier,’ zegt ze.

‘De ene week kan hier een gebouw verrijzen dat bij wijze van spreken een week later alweer verdwenen is. Met omliggende architectuur wordt nauwelijks rekening gehouden, van planning of beleid lijkt geen sprake. Het is bijzonder dynamisch allemaal. Zoals hier, bij de vuurtoren. Heb je dat gelezen?’

Ophef over de vuurtoren van Oostende

De vuurtoren van Oostende wordt door bewoners liefkozend Lange Nelle genoemd en waakt al sinds 1949 over de stad. Begin vorig jaar raakte Lange Nelle in opspraak: haar felle lichtflitsen – om de tien seconden drie, morse voor de letter O – zouden de woonkamers van de nieuwe appartementen in Oosteroever in­­ schijnen.

Ruim zevenduizend bewoners tekenden een petitie waaruit hun onvrede bleek. Daarop besloot het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken het lichthuis van Lange Nelle gedeeltelijk af te plakken met een lichtwerende folie. Zo knipperde de vuurtoren enkel nog zeewaarts.

belgische kust
Diana Takacsova
De vuurtoren van Nieuwpoort, die dateert van 1949, is een van de slechts vier nog werkende vuurtorens langs de Belgische kust.

‘Het werd een lokaal schandaal,’ vertelt Takacsova terwijl ze haar fiets naar de blauw-witte toren manoeuvreert. ‘De Oostendenaren pikten het niet. Binnen een paar dagen was de folie weer verwijderd.’

‘Ik heb begrip voor de klagers,’ zei Vlaams minister van Erfgoed Matthias Diependaele er vorig jaar februari over in VTM Nieuws, ‘maar men wist dat de vuurtoren er was toen ze hun appartementen kochten.’ Daarin zou Diependaele weleens gelijk kunnen hebben. Oosteroever ligt midden in een stadsdeel dat al sinds jaar en dag de Vuurtorenwijk heet.

Nog meer commotie

Het zand schuurt aan de Vlaamse kust niet alleen langs Oostendes oostelijke oevers, weet Takacsova me te vertellen. Voor iemand die pas enkele jaren in België woont, is ze bijzonder goed geïnformeerd.

Geanimeerd vertelt ze me over de commotie rond de zeventig meter hoge Heldentoren van Knokke-Heist (een ongewenst ‘gedrocht’, aldus bewoners), en Petit Rouge in Blankenberge, een voormalig hotel uit de negentiende eeuw dat weldra tot wolkenkrabber zal verworden. En dan is er nog het nieuwe casino van Middelkerke, waarover toenmalig gemeenteraadslid Jean-Marie Dedecker in 2017 een klacht indiende.

belgische kust
Diana Takacsova
Tussen 2011 en 2019 werd het ­station van Oostende gerenoveerd. Een doorzichtige, kleurrijke luifel overdekt nu de perrons en rust ten dele op deze belle-époquegevel van het oude gebouw (hier in juni 2018), die vanwege de monumentale status gespaard bleef.

Bouwbedrijf Willemen zou de toenmalige burgemeester hebben omgekocht om het ontwerp te mogen realiseren. Inmiddels is Dedecker zelf burgemeester van Middelkerke – en is de overeenkomst met Willemen opgezegd. Een andere aannemer mocht een volledig nieuw ontwerp maken.

Het cilinder­vormige gebouw, genaamd Silt, stelt een meerpaal voor schepen voor en werd in maart opgeleverd. ‘De Belgische kust is kort en compact, maar desondanks bómvol,’ zegt Takacsova, als we Oosteroever weer uitfietsen. ‘Zeker in vergelijking met andere Europese landen is die hoge mate van bebouwing uitzonderlijk.’

Hoe zag de Belgische kust er vroeger uit?

Takacsova spreekt van ‘lineaire stedelijke ontwikkeling’ als ze het over de Vlaamse kust heeft: een vast patroon van een strand, dijk en urbanisatiemuur, dat zich in elke kustgemeente lijkt te herhalen.

Toen ik hier voor het eerst kwam, maakte ik mijn fotografische keuzes puur op basis van gevoel,’ zegt Takacsova. ‘Ik keek met de blik van een onwetende observant. Als iets me intrigeerde, legde ik het vast. Inmiddels zie ik in mijn foto’s een verwarrende homogeniteit terug. Mensen die hier niet bekend zijn, denken misschien dat al mijn beelden in dezelfde stad zijn gemaakt. Juist die ogenschijnlijke uniformiteit maakt de kust uniek,’ zegt ze.

‘Alles ziet er hetzelfde uit, en juist dat maakt het anders – al zijn er natuurlijk uitzonderingen.’ Want hoewel de laatste jaren in elke kustgemeente wel ophef is ontstaan rond een vastgoeddeal, is de Atlantikwall wel degelijk doordringbaar gebleken.

Leestip: Deze zes mooie kastelen in België zijn een bezoek waard

Als ik wil zien hoe het er hier vroeger uitzag, zegt Takacsova, moet ik De Haan bezoeken. In dit kustplaatsje even ten noorden van Oostende heeft de bouwpromotor nog geen voet aan de grond gekregen. Hoogbouw van meer dan vijf verdiepingen is verboden in het centrum, waar kleurrijke belle-­époquevilla’s en meanderende kasseiweggetjes het straatbeeld bepalen. In 2007 werd De Haan zelfs verkozen tot het op twee na mooiste dorp van West-Vlaanderen.

Ironisch genoeg is het gezin dat ik er op straat aanspreek juist naar Oostende onderweg. ‘Maar alleen omdat we bij vrienden gaan eten,’ zeggen ze direct, haast defensief. ‘Verder komen we er nooit. Het is er zo grijs en hoekig.’

Als ik in de Kusttram terug naar Oostende mijn plaats afsta aan een man op leeftijd, kijkt hij grijnzend naar me op. ‘Ça va?’ vraagt hij. Het is paasvakantie en dus zit de tram zelfs rond etenstijd stampvol met pendelende toeristen. ‘Goed,’ zeg ik, ‘en met u?’ ‘Met míj?’ vraagt hij, met geveinsde verontwaardiging. ‘Waarom zou het mij niet goed gaan? Ik ben toch op vakantie!’

Meer, meer en meer

‘De zon, de zee en het strand lijken in België producten geworden,’ zegt Takacsova als we die middag napraten in een rumoerig café aan de Albert I-promenade. ‘Producten die zo veel mogelijk mensen moeten kunnen consumeren. Het past bij een bepaald idee van wat een vakantie zou moeten behelzen. Niet tot rust komen op een afgelegen plek, maar allemaal tegelijk in de rij voor de zee.’

Takacsova kijkt naar buiten, waar een waterig zonnetje opnieuw door wolken verzwolgen wordt. ‘Tegelijk is dit voor veel mensen ook hun thuis. Een plek waar ze geworteld zijn, een plek van nostalgie en jeugdherinneringen,’ zegt ze dan.

belgische kust
Diana Takacsova
Strandgangers schuilen tegen de wind op het strand van Mariakerke. Voor enkele ­honderden euro’s per jaar kun je hier een standplaats voor een ­strandcabine huren. Voor 2024 zijn de plaatsen reeds toegewezen, voor 2025 is er een wachtlijst.

‘Sommige fotografen lijken de Vlaamse kust haast belachelijk te willen maken in hun fotografie. Maar als je van te voren al hebt besloten dat je iets gek of grappig vindt, zie je niet meer wat het allemaal nog meer kan zijn.’

Als we afscheid hebben genomen, fiets ik nog één keer de promenade af. Bij het Ruiterstandbeeld van Leopold II, waar de Koninklijke Gaanderijen beginnen, blijf ik even staan kijken. In de straat erachter, aan de Koninginne­laan, wordt de laatste hand gelegd aan de afbraak van een oud stadszwembad.

Leestip: Op bezoek in Doel: het Belgische spookdorp dat geen spookdorp is

Eind 2023 hebben erfgoed­organisaties de sloop (‘een van de grootste afbraakwerken van Oost- en West-Vlaanderen’, aldus de aannemer tegen VRT NWS) tevergeefs geprobeerd tegen te houden. Er zal groen voor in de plaats komen, stelt het stadsbestuur, en in elk geval géén nieuwe woningen.

Ik fiets onder een van de Drie Gapers door, de winderige boulevard weer op. Terug naar de fiets- en gocartverhuur met een ­bronzen Leopold II statig in mijn kielzog. Koning-­bouwheer is hier nooit ver weg.

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!