De aankondiging van een multinationaal akkoord om vóór 2030 een einde te maken aan ontbossing lijkt op het eerste gezicht reden tot vreugde. Maar de vrees bestaat dat de verklaring de zoveelste loze belofte blijkt en dat de ontbossing zonder concrete maatregelen verder zal gaan en zelfs zal versnellen.

De Britse premier Boris Johnson begroette de overeenkomst als verwacht met enthousiasme. “Die grote, weelderige ecosystemen, die door pilaren gedragen kathedralen van de natuur, het zijn de longen van onze planeet,” zei hij in Glasgow. Daar vindt de VN-klimaattop COP26 plaats die duurt tot 12 november. “Laten we er samen voor zorgen dat we de bossen niet alleen beschermen, maar dat ze ook terugkeren.”

Het World Resources Institute (WRI) berekende dat, als de ontbossing van tropische wouden een land zou zijn, het de op twee na grootste uitstoter van CO2 op aarde zou zijn. De bossen op aarde zijn CO2-afvangers, die per jaar zo’n 7,6 miljard ton aan CO2, zo’n 20 procent van de wereldwijde uitstoot, uit de atmosfeer halen. Een akkoord over het tegengaan van die uitstoot en het beschermen van die afvangers zou een wezenlijk succes betekenen voor de conferentie die door het kabinet-Johnson wordt georganiseerd.

Het belang daarvan is des te groter gezien het feit dat de wereldwijde CO2-uitstoot door fossiele brandstoffen in 2021 naar verwachting met 4,9 procent toeneemt volgens het Global Carbon Project, waarmee de coronagerelateerde afname van 5,4 procent in 2020 zo goed als teniet wordt gedaan. Het verbruik van steenkolen en gas is dit jaar waarschijnlijk hoger dan vóór de pandemie.

Er waren waarnemers die zich tevreden toonden met het akkoord dat in Glasgow werd bereikt over de bossen, hoewel ze wel terughoudender reageerden dan Johnson.

“Het gaat niet lukken om de uitstoot tot nul terug te brengen zonder het over de tropische regenwouden te hebben,” aldus Julia Jones, een wetenschapper die zich bezighoudt met natuurbehoud aan de Bangor University in Wales, “Dat iedereen het zo vroeg op de conferentie eens wordt over dit onderwerp, terwijl er zoveel mensen rond de tafel zitten, is heel belangrijk.”

Lees ook: Waarom de methaanreductie die tijdens de COP26 is toegezegd, de sleutel kan zijn tot het halen van de klimaatdoelstellingen

Ze voegt daaraan toe dat het met name van belang is dat de woorden worden ondersteund met “serieus geld.”

Details over de financiering zijn nog niet bekendgemaakt, maar het akkoord omvat een Global Forest Finance Pledge, waarin elf landen en de Europese Unie toezeggen 12 miljard dollar (ruim 10 miljard euro) beschikbaar te stellen “voor de ontwikkeling van bossen en duurzaam gebruik van het land.”

Daarnaast kondigde de Amerikaanse president Joe Biden aan dat hij het Amerikaanse Congres om toestemming zou vragen om nog eens 9 miljard dollar bij te dragen tussen nu en 2030. Bovendien draagt de private sector voor 7,2 miljard dollar bij en hebben veertien donoren (zowel overheden als afkomstig uit de private sector 1,7 miljard dollar toegezegd tussen 2021 en 2025 “ten behoeve van de eigendomsrechten van inheemse volken en lokale gemeenschappen met betrekking tot de bossen, en meer erkenning van en grotere beloning voor hun rol als hoeders van de bossen en de natuur.”

Redenen om niet te vroeg te juichen

Het verleden geeft echter alle reden om het nieuwe akkoord met een flinke portie scepsis te bezien. In de New York Declaration on Forests uit 2014 werd ook als doel gesteld dat er in 2030 geen ontbossing meer zou zijn, waarbij als tussenstap werd bepaald dat het verschijnsel in 2020 met 50 procent zou zijn afgenomen. Uit een onderzoek in 2019 bleek dat de bossen in de jaren na de verklaring 41 procent sneller verdwenen dan in de jaren daarvoor, en dat er jaarlijks een gebied ter grootte van Groot-Brittannië verloren ging.

Het akkoord van New York werd door veertig landen ondersteunt, maar de twee landen met het grootste oppervlakte aan bossen (Brazilië en Rusland) hoorden daar niet bij. Zij doen echter wel mee in Glasgow, evenals het land met de op vier na grootste hoeveelheid bos, China. De 131 landen die het akkoord tot nog toe ondertekenden zijn gezamenlijk goed voor 90 procent van de bossen op aarde.

Maar enkele van die handtekeningen werden met cynisme begroet, met name die van de Braziliaanse president. Sinds Jair Bolsonaro in 2019 aan de macht kwam, is de ontbossing gestegen tot het hoogste niveau in twaalf jaar. Dat leidde ertoe dat een groep wetenschappers en milieuactivisten in juli waarschuwden dat het Amazonewoud “ineen zou storten” als hij president blijft.

Twee dagen na de bekendmaking van het akkoord zag het ernaar uit dat Indonesië, een van de meest dichtbeboste landen, terug wilde komen op zijn beloften.

“Het is overduidelijk onterecht en oneerlijk om Indonesië te dwingen om de ontbossing in 2030 volledig te stoppen,” stelde de minister van milieu van het land, Siti Nurbaya Bakar op Twitter. Volgens haar “moet ontwikkeling geen halt worden toegeroepen vanwege CO2-uitstoot of ontbossing.”

De verwarring werd nog groter toen de minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië, Mahendra Sinegar, daarna ontkende dat het beëindigen van ontbossing onderdeel was van het in Glasgow bereikte akkoord. Hij zei tegen persbureau Reuters dat zijn land de verklaring zag als een belofte voor “duurzaam beheer van de bossen... en niet het beëindigen van ontbossing in 2030.”

Dit laat zien dat er fikse onduidelijkheid kan bestaan over de verklaring: wat houdt die belofte om “het verdwijnen van bossen en verschraling van land tegen te gaan en om te keren” eigenlijk precies in? Zo stellen sommigen dat het omhakken van bossen geen ontbossing is wanneer het land niet voor ander commercieel gebruik wordt ingezet, of wanneer de bossen worden vervangen door bomenplantages voor bijvoorbeeld houtpellets.

Volgens Diana Ruiz van Greenpeace USA maken de Indonesische verklaringen duidelijk dat de verklaring van Glasgow veel belooft, maar weinig concreet is.

“Er is geen enkele duidelijkheid of afstemming tussen de landen die het akkoord ondertekenden,” zegt ze. “Er is geen structuur voor de manier waarop ze de doelstellingen bereiken. Het afleggen van verklaringen op een internationaal podium dat landen voor een bepaalde datum een eind maken aan ontbossing houdt niks concreets in. Hoe gaan ze dat doen? Wat zijn de doelstellingen? Wat betekent dat voor landen als Indonesië en Brazilië, die maatregelen nemen waardoor de ontbossing juist toeneemt en die in strijd zijn met wat ze net hebben beloofd?”

In plaats van een akkoord met grote woorden is volgens Ruiz juist op korte termijn concrete actie nodig voor de bossen.

“Zo heeft Indonesië het moratorium op palmolieplantages niet vernieuwd. Dat hadden ze kunnen verlengen,” stelt ze. Indonesië is, samen met Maleisië, goed voor de productie van 85 tot 90 procent van alle palmolie. Het moratorium dat het land in 2018 instelde op vergunningen voor nieuwe plantages – de grootste bedreiging voor het tropische regenwoud in de regio – liep in september af.

Daarnaast was het opvallend dat inheemse activisten in Glasgow protesteerden omdat ze geen stem hadden gekregen in het proces en dat ze werden “geromantiseerd en als symbool werden gezien”, ondanks de toezegging in het akkoord dat inheemse rechten steun krijgen.

De trend omkeren

Het is mogelijk om ontbossing tegen te gaan en zelfs te stoppen. Het tempo van de wereldwijde ontbossing is in de afgelopen dertig jaar decennium na decennium teruggelopen sinds de piek in de jaren tachtig. Het bosgebied in de gematigde zone is zelfs steeds groter geworden. Costa Rica betaalt boeren voor bescherming van de bossen.

Lees ook: De klimaattop in Glasgow – wat staat er op het spel?

Onder de gezamenlijke druk van Greenpeace Brazil en het Braziliaanse Openbare Ministerie was de ontbossing in het Amazonegebied lager dan ooit in Brazilië tussen 2009 en 2014. Als gevolg van politieke en economische crises, gevolgd door het beleid van de regering Bolsonaro, liep het tempo daarna weer op.

De voorlopige cijfers uit het nieuwe rapport van het Global Carbon Project blijken zeer hoopvol nieuws te bevatten. De bij het project betrokken onderzoekers raamden eerder dat de CO2-uitstoot door ontbossing en andere wijzigingen in het landgebruik sinds 2000 met zo'n 35 procent was toegenomen. In hun nieuwe ramingen is die toename echter vervangen door een ongeveer even grote afname. De reden daarvoor is dat er kennelijk minder tropisch regenwoud is omgezet in landbouwgrond dan eerder werd gedacht.

Als die cijfers zouden blijken te kloppen, zou dat betekenen dat de wereldwijde CO2-uitstoot in de afgelopen tien jaar in principe ongewijzigd is gebleven, ondanks de postcoronapiek in de uitstoot. Het onderzoek toont hoe dan ook weer eens aan hoe groot de invloed zou kunnen zijn van het stopzetten van ontbossing.

“Bossen zijn om twee redenen belangrijk,” legt Jones uit. De eerste is dat het CO2 dat in de bossen is opgeslagen vrijkomt wanneer de bomen worden gekapt en verwerkt. De tweede reden is de hoeveelheid CO2 die de bomen jaarlijks opnemen uit de lucht, waarmee ze een buffer vormen tegen onze uitstoot.

Alles bij elkaar absorberen de bossen wereldwijd meer CO2 dan eruit vrijkomt. Maar sommige bosgebieden, zoals het Braziliaanse Amazonewoud en zelfs bepaalde UNESCO-werelderfgoedgebieden, produceren inmiddels meer CO2 dan ze opnemen. Dat is volgens Jones “een serieus probleem.”

Met name bossen die groeien op veengrond, waarin veel CO2 ligt opgeslagen, vormen een acuut probleem. In de bodem ligt mogelijk nog meer CO2 opgeslagen dan in de bomen die erop groeien. Dat is een van de redenen waarom er in Glasgow extra aandacht wordt geschenken aan het op een na grootste regenwoud ter wereld, dat in het Kongobekken. Regeringen en private sponsoren hebben hiervoor 1,5 miljard dollar toegezegd. Uit recent onderzoek bleek dat zich in de veengrond die 4 procent van het bosgebied in het bekken beslaat evenveel CO2 bevindt als in de overige 96% van het gebied.

“Het valt niet te ontkennen dat de hele wereld er belang hij heeft dat de veenbossen in het Kongobekken in stand blijven,” aldus Jones. “Wij kunnen als mensheid niet zonder de dienst die zij ons verlenen.”

Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in het Engels op nationalgeographic.com