Midden op de Markt in Delft, een groot plein dat in het verleden werd gebruikt voor jaarmarkten, bevindt zich een imposant, laatmiddeleeuws kerkgebouw. In 1351 kreeg de bedelaar Symon hier een visioen. Hij zag een gouden kerk verschijnen, gewijd aan Maria, moeder van Jezus.
Ook Jan Col, een inwoner van Delft, zag het wonder geschieden. De bedelaar overleed kort na zijn eerste kennismaking met de gouden kerk, maar Col bleef het visioen jarenlang zien op dezelfde dag in januari en raakte ervan overtuigd dat Maria hem iets probeerde te vertellen.
In plaats van hem voor dorpsgek te verslijten, nam het stadsbestuur zijn verkondiging in acht. Vanaf 1381 werd gebouwd aan de kerk, waar het praalgraf van Willem van Oranje tegenwoordig jaarlijks duizenden bezoekers trekt.
Het praalgraf van Willem van Oranje
Wanneer je door de Nieuwe Kerk loopt, zijn op de donkere vloer nog altijd de namen te zien van de mensen die er ooit zijn begraven. Over het algemeen kregen alleen rijkelui een plaats in de kerk, waarbij als regel gold: hoe dichter bij het altaar, hoe duurder de plek was. De armen moesten buiten vertoeven en de allerarmsten kregen zelfs een plekje in de schaduw van de kerk. Ongeacht de sociale achtergrond van de overledene, hebben alle graven uit de Middeleeuwen één ding gemeen: men werd met het gezicht naar het oosten ter aarde besteld, want uit deze richting werd de wederkomst van Christus verwacht.
Het pronkstuk van de kerk is het praalgraf van Willem van Oranje, te zien op de foto onderaan. Nadat de befaamde leider van de Nederlandse Opstand vogelvrij was verklaard, werd hij op 10 juli 1584 in het Delftse Prinsenhof vermoord door de Fransman Balthasar Gerards. Het familiegraf van de Oranje-Nassaus bevond zich in Breda, een stad die destijds in handen was van de Spanjaarden.
Daarom moest er een andere plek worden gezocht om hem te begraven. In een hoekje van de Nieuwe Kerk in Delft werd er voor hem een rouwgraf geplaatst, een voorlopig graf van stenen en cement. Na aandringen van zijn weduwe kwam er uiteindelijk een heuse grafkelder met een daarbij behorend monument tot stand. Het praalgraf werd ontworpen door Hendrick de Keyser.
De koninklijke grafkelder
Dankzij Willems populariteit wilde men voortaan niet meer naast het altaar, maar naast het praalgraf van Oranje liggen. Wilde je bij Willem in de buurt liggen, dan moest je van goeden huize komen en bereid zijn een fortuin neer te leggen. Ook kwamen mensen van heinde en verre om zijn graf te bezoeken.
Het begraven van de elite onder de kerkvloer zorgde echter voor een ondraaglijke stank. Om hygiënische redenen werd het daarom eind achttiende eeuw verboden de kerkbegrafenissen voort te zetten. In 1829 besloot koning Willem I een uitzondering te maken; de grafkelder werd exclusief toegankelijk voor leden van de koninklijke familie. De ingang is afgedekt door een grote grafsteen met daarop het wapen van Oranje-Nassau. De grafkelder, die inmiddels al twee keer is uitgebreid, is niet toegankelijk voor publiek.