In de nacht van 8 november 1942 voeren honderden geallieerde landingsschepen, met aan boord tienduizenden militairen, naar de kust van Noord-Afrika. Voor hen lag de Marokkaanse stad Casablanca, een van de drie doelen van Operatie Torch. Ook bij de Algerijnse steden Oran en Algiers maakte men zich op voor een confrontatie met de asmogendheden.

Grote delen van Noordwest-Afrika, waaronder Marokko, Algerije en Tunesië, waren op dat moment in handen van Vichy-Frankrijk, een bondgenoot van Duitsland en Italië. De invasie was een gewaagde zet: zouden de troepen van het Franse Vichyregime, een bondgenoot van nazi-Duitsland, vechten of zich overgeven? Met Operatie Torch hoopten de geallieerden een belangrijke slag te slaan en de controle over Noord-Afrika over te nemen.

Zo verliep Operatie Torch

De geallieerde invasie stond onder leiding van de luitenant-generaal Dwight D. Eisenhower en werd grotendeels uitgevoerd door Amerikaanse troepen. ‘Dit is een Amerikaanse onderneming waarbij wij jullie bijstaan,’ zei de Britse premier Churchill tegen zijn Amerikaanse collega Roosevelt.

Dat was een strategische zet. Roosevelt wist immers dat de Amerikanen waarschijnlijk minder te duchten zouden hebben van de Vichy-Fransen dan de Britten, die in juli 1940 de Franse vloot hadden aangevallen bij Mers-el-Kébir en daardoor een doelwit waren voor een vergeldingsactie.

Die theorie klopte: er werd maar weinig verzet geboden toen de geallieerde troepen in november 1942 aan land gingen in Marokko en Algerije. Op de kaart onderaan kun je zien hoe de snelle opmars verliep.

De Vichycommandant in Noord-Afrika, admiraal Jean Darlan, ging al snel akkoord met een wapenstilstand. Op 16 november, na iets meer dan een week, was de strijd beslecht in het voordeel van de geallieerden. Generaal-majoor George Patton, die de invasie bij Casablanca leidde, realiseerde zich dat zijn Amerikaanse troepen geluk hadden in Marokko. Als ze ‘Duitsers tegenover zich hadden gehad’, zei hij, ‘waren we nooit aan land gekomen’.

De gevolgen van Operatie Torch

Na Operatie Torch volgde een grotere vuurproef. In Tunesië stuitten Amerikaanse tankeenheden op tegenstand van tanks van de Duitse generaal-veldmaarschalk Erwin Rommel, die niet voor niets bekendstond als de ‘woestijnvos’, en het pantserleger van generaal Hans-Jürgen von Arnim.

In februari 1943 werden de Amerikanen verslagen door Rommel in de Slag om de Kasserinepas (Tunesië). Maar door fel verzet van de Britten en de Amerikanen, moest Rommel zich uiteindelijk alsnog terugtrekken. Na de zware geallieerde verliezen stuurde Eisenhower Patton om orde op zaken stellen. Bernard Montgomery, die eerder succes had in de Tweede Slag bij El Alamein in Egypte, had een belangrijk aandeel in de geallieerde omsingeling van de astroepen bij Tunis.

Adolf Hitler weigerde zijn mannen te evacueren en liet zelfs nieuwe troepen aanrukken. Begin mei 1943 begonnen de geallieerden aan een nieuwe opmars. De zieke Rommel was op dat moment in Duitsland en Hans-Jürgen von Arnim voerde nu het bevel. Toen die zich op 7 mei overgaf, was de lange strijd om de macht in Noord-Afrika gestreden.

een kaart van operatie torch
National Geographic
Op 8 november 1942 landden geallieerde troepen in Marokko en Algerije. Generaal Patton zette de invasie door, nadat hij goedkeuring van Eisenhower had gekregen. Kort daarna werden de commandanten van Vichy-Frankrijk door Operatie Torch op de knieën gedwongen.

Meer lezen? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief van National Geographic en ontvang wekelijks de favoriete verhalen van de redactie in je mail.