In wat nu Marokko is, op een savanne met hier en daar wat bomen, zat ooit een groep oermensen bij elkaar rond een vuurtje, hun stenen gereedschap verspreid rond het kamp. Uit onderzoek naar verbrand gereedschap blijkt nu dat deze oude menssoort meer dan driehonderdduizend jaar geleden leefde. Deze oermensen zijn daarmee twee keer zo oud als eerder werd gedacht.
Door deze bevindingen, die op woensdag in Nature werden bekendgemaakt, wordt een belangrijk gat in de kennis over de geschiedenis van menselijke fossielen gedicht. Want deze mensen vertonen veel overeenkomsten met moderne mensen, terwijl ze leefden in een periode die lang vóór de tijd ligt waaruit mogelijk het oudste fossiele bewijs van Homo sapiens stamt. Dit werd gevonden in Ethiopië en zou 195.000 jaar oud zijn.
De bewoners van het Marokkaanse kamp waren niet helemaal zoals de hedendaagse Homo sapiens. Hun schedels waren minder rond en uitgerekter dan de onze, wat mogelijk duidt op verschillen tussen ons brein en dat van hen. Maar hun tanden lijken erg op die in de mond van moderne mensen, en hun gezicht leek erg op het onze.
“Het gezicht is dat van iemand die je in de metro zou kunnen tegenkomen,” aldus Jean-Jacques Hublin, de paleoantropoloog aan het Duitse Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie die het onderzoek leidde. “Het is echt ongelofelijk.”
Bovendien ligt de Marokkaanse vindplaats in het noordwesten van Afrika ver van de locaties in Oost- en Zuid-Afrika waar eerder veel andere fossielen van vroege mensachtigen werden gevonden.
Voor paleoantropologen is de combinatie van de ouderdom en locatie van deze vindplaats een sterke aanwijzing dat de evolutie van de moderne mens waarschijnlijk langer geleden begon en wijder verspreid over Afrika plaatsvond dan uit vorige ontdekkingen bleek.
“Ik denk dat het onvermijdelijk was dat er vondsten van moderne mensen in andere delen van Afrika zouden worden gedaan en het is ook onvermijdelijk dat de dateringen waarschijnlijk langer teruggaan,” stelt Bernard Wood, een paleoantropoloog aan de Amerikaanse George Washington University die niet bij het onderzoek was betrokken.
Het gereedschap en de fossielen die in Marokko werden gevonden, houden ook een belangrijke waarschuwing in als het gaat om de ontwikkeling van de mens, stelt hij: “De afwezigheid van bewijs is niet hetzelfde als het bewijs van afwezigheid.”
Dateren is leren
De Marokkaanse vindplaats, Jebel Irhoud genaamd, was een actieve barietmijn toen die in de jaren zestig voor het eerst voor wetenschappelijke opschudding zorgde. Bij opgravingen werden enkele raadselachtige delen van schedels en stenen gereedschap gevonden, die door wetenschappers in eerste instantie werden toegeschreven aan een oud familielid van de moderne mens.
Maar om te begrijpen welke plek de fossielen innemen in de geschiedenis van de mensheid, was een zorgvuldige datering van de vindplaats nodig. Dat bleek lastig, omdat voor een juiste datering bekend moet zijn in welke aardlaag een fossiel opgeslagen lag. Die informatie was tijdens de opgravingen in de jaren zestig in Jebel Irhoud nauwelijks bijgehouden.
Toch was het de droom van Hublin om opnieuw opgravingen te doen op de vindplaats, al vanaf het moment toen hij over Jebel Irhoud hoorde toen hij in het onderzoeksveld begon. In 2004 wist hij de lokale Marokkaanse autoriteiten uiteindelijk te overtuigen. Voor de nieuwe opgravingen moest er opnieuw een weg naar het gebied worden aangelegd en moest er bijna tweehonderd kubieke meter aan stenen en rotsen zorgvuldig worden verwijderd.
Tot het grote geluk van de onderzoekers bleek er een stukje van de archeologische vindplaats over te zijn gebleven onder het afval uit de mijn. Dat leverde nog meer stenen gereedschap op, uitgebreid bewijs van menselijk gebruik van vuur en enkele overblijfselen van skeletten, waaronder een onderkaak en een deel van een schedel.
Bovendien kon het team van Hublin het gereedschap gebruiken voor een meer precieze datering van de fossielen van Jebel Irhoud, doordat het stenen gereedschap en de botresten in dezelfde aardlaag werden gevonden.
Het team maakte daarbij gebruik van het feit dat het stenen gereedschap her en der verspreid was geraakt en per ongeluk was verhit door de kampvuren van de mensen die leefden in Jebel Irhoud. Door de verhitting van het gereedschap werd de elektrische lading in de stenen teniet gedaan. Daardoor was duidelijk dat eventuele lading die nu nog in het gereedschap zou worden gevonden, was ontstaan nadat de voorwerpen begraven waren geraakt. Het omringende sediment had de stenen met natuurlijke radioactiviteit gebombardeerd.
Het team van Hublin deed gedurende een jaar metingen naar de radioactiviteit op de vindplaats in Jebel Irhoud. Door deze jaarlijkse dosis straling te vergelijken met de huidige elektrische lading van het gereedschap, kon het team vaststellen dat het gereedschap zo'n 315.000 geleden in de kampvuren van Jebel Irhoud had liggen bakken, met een marge van zo’n 34.000 jaar.
Dit is twee keer zo oud als de datering van Jebel Irhoud die werd gedaan in een artikel uit 2007, waarvan Hublin medeauteur was. Dit verschil wordt veroorzaakt door het minder precieze radioactiviteitmodel dat voor het eerdere onderzoek werd gebruikt. Maar als de data uit dit eerdere onderzoek in het nieuwe model wordt gebruikt, levert dat een leeftijd op van zo’n 286.000 jaar, wat in lijn is met de resultaten van het nieuwe onderzoek.
Door de bevindingen kan Jebel Irhoud worden toegevoegd aan een kort lijstje van nauwkeurig gedateerde vindplaatsen van fossielen van moderne mensen en hun voorouders.
Bovendien overlapt de datering van Jebel Irhoud met de datering die onlangs werd toegeschreven aan de Homo naledi, een uitgestorven en anatomisch bizarre menssoort die in Zuid-Afrika werd ontdekt. Hieruit blijkt dat er minimaal twee zeer verschillende mensachtige soorten in dezelfde periode in Afrika waren.
Het mozaïek van de mensheid
Op basis van de moderne gezichten en primitieve schedels van de fossielen van Jebel Irhoud, stellen Hublin en zijn collega’s dat de eigenschappen die nu aan de moderne mens worden toegeschreven zich waarschijnlijk niet allemaal tegelijk ontwikkelden. Vermoedelijk verschenen bepaalde kenmerken die we nu toeschrijven aan anatomisch moderne mensen in een soort ‘mozaïekevolutie’ die ook lijkt te zijn terug te vinden bij neanderthalers.
“De moderne mens was geen nieuw model auto die plotseling in de showroom stond met alle toeters en bellen erop,” aldus Wood. “Verschillende onderdelen van de morfologie en het gedrag van moderne mensen zijn waarschijnlijk opeenvolgend ontstaan.”
De vondst toont ook aan hoe de voorouders van de moderne mens zich over heel Afrika konden uitspreiden, aldus het team van Hublin. Zo zouden ze zich misschien naar het noorden van Afrika hebben verspreid in periodes van ‘groene Sahara’, als de grimmige woestijn zo nu en dan veranderde in vriendelijker grasland.
Toch benadrukken Hublin en zijn medeauteur Shannon McPherron dat ze nog niet precies kunnen zeggen waar op het continent de moderne mens ontstond.
Bovendien levert de vondst een fascinerend dilemma op: moeten paleoantropologen de botresten van Jebel Irhoud beschouwen als onderdeel van de soort Homo sapiens?
“Het materiaal van Jebel Irhoud draagt bij aan de discussie over waar antropologen de grens moeten trekken over hoe ‘menselijk’ iets moet zijn om te kunnen spreken over ‘moderne mensen’,” aldus Tanya Smith, paleoantropoloog aan de Amerikaanse Harvard University en de Australische Griffith University, die niet bij het nieuwe onderzoek betrokken was.
Zo zet paleoantropoloog John Hawks van de Amerikaanse University of Wisconsin Madison vraagtekens bij de claim van de onderzoekers dat de Marokkaanse fossielen toebehoren aan Homo sapiens-achtigen.
“Het artikel gaat een stap te ver, vind ik,” aldus Hawks. “De auteurs geven een nieuwe definitie van het concept Homo sapiens door die categorie ‘vroege moderne mensen’ in het leven te roepen, die ik nooit eerder ben tegengekomen.”
En hoewel Hawks bewondering heeft voor de nauwgezette nieuwe opgravingen die de onderzoekers deden, waarschuwt hij er ook voor om een te grote waarde aan het artikel toe te kennen.
“Er waren al veel wetenschappers die hebben gewezen op de zeer oude eigenschappen van de schedel, en de gelijkenis van het gezicht met die van moderne mensen,” voegt hij per e-mail toe. Hublin en zijn collega's “voegen eigenlijk niets nieuws toe, behalve de datering.”
Maar Wood vindt het gebruik van ‘de vroege moderne mens’ van Hublin een logische stap. Bovendien, voegt hij toe, maken de fossielen van Jebel Irhoud onderdeel uit van het weefsel van de mensheid, los van welk label je erop plakt.
“Er is driehonderdduizend jaar oud fossiel bewijs van een populatie die opvallend veel gelijkenissen heeft met de moderne mens. Daar mag je van maken wat je wilt,” stelt Wood.
“Je kunt de definitie van Homo sapiens zo uitbreiden dat Jebel Irhoud daar ook onder valt, of dit waren wezens die op weg waren moderne mensen te worden.”