“Ik dacht dat het met me gedaan was. Ik zou gewoon verder vallen en nooit meer wakker worden.”
Zo beschrijft John All, medeauteur van Icefall: Adventures at the Wild Edges of Our Dangerous, Changing Planet, het moment waarop hij in een ruim twintig meter diepe gletsjerspleet in de Himalaya stortte. Moederziel alleen en met zijn schouder uit de kom moest hij zich met behulp van slechts één arm van richel naar richel voortslepen, richting de oppervlakte.
Maar dit verhaal is niet het zoveelste bergavontuur op leven en dood, een andere 127 Hours of Into Thin Air. Naast een ervaren bergbeklimmer is All namelijk ook een wetenschapper, die zijn klimvaardigheden gebruikt om plekken te bereiken die de meeste mensen liever mijden, om daar gegevens te verzamelen over de manier waarop klimaatverandering de hoogste bergen op aarde beïnvloedt.
Toen National Geographic hem thuis in Bellingham bij Seattle opzocht, vertelde All hoe hij zijn val in de gletsjerspleet overleefde, waarom klimmen door de klimaatverandering gevaarlijker is geworden en waarom het voor wetenschappers zo belangrijk is om de bergen in te trekken.
“Ik had mezelf uit mijn eigen graf gegraven,” schreef je na die vreselijke ervaring in de Himalaya. Vertel er eens wat meer over.
[Lacht] Waar zal ik beginnen?! De Mount Everest was na een lawine afgesloten, dus waren we naar de Himlung gegaan, een berg vlakbij de Annapurna, op de grens van Tibet en Nepal. Vanwege het ongeluk op de Everest waren we nog maar met z’n drieën, en een van ons voelde zich niet goed. Jake, de andere klimmer met wie ik onderweg was, stelde voor om haar naar beneden te brengen. Dus stond ik voor de moeilijke beslissing om alleen achter te blijven, wat nooit ideaal is. Maar ik dacht, “We hebben al een ingericht kamp, ik heb hier rondgekeken en het ziet er redelijk veilig uit.” Ik dacht dat het wel te doen was.
De ochtend nadat ze waren vertrokken, ging ik naar buiten om wat water voor de koffie te halen en enkele sneeuwmonsters te nemen. Het was zonnig, dus ik deed alleen een licht jack aan en had geen hoofdlamp of satelliettelefoon bij me. Van de gletsjerspleet was helemaal niets te zien. Maar toen ik een sneeuwmonster wilde nemen, voelde ik opeens hoe ik begon te vallen. Het was pikkedonker en ik voelde hoe m’n gezicht tegen het ijs smakte. De abruptheid was overweldigend. Het ene moment was het zonnig, daarna pikkedonker; mijn wereld stortte in.
Ik dacht dat het met me gedaan was. Ik zou gewoon verder vallen en nooit meer wakker worden. Toen lag ik opeens stil, als een wonder. Maar toen ik om me heen keek en besefte waar ik was, wist ik dat het niet zou redden. Mijn benen bungelden boven de afgrond en alleen mijn bovenlichaam lag op het blok ijs dat me had tegengehouden. Ik kon niet opstaan, omdat mijn arm uit de kom was gerukt en alle botten in mijn schouder en arm waren gebroken.
Het was als een koelkast. Ik voelde de kou meteen in m’n botten trekken. Omdat de rest van het team zojuist richting het dal was vertrokken, wist ik dat ze eerst zouden herstellen en daarna een dag nodig zouden hebben om naar dit punt terug te keren. Het zou minimaal twee dagen duren en ik wist dat ik het niet zolang zou uithouden.
Toen pakte ik mijn onderzoekscamera en begon tegen mezelf te praten over de opties die ik had. Ik neem foto’s van alles wat ik doe, want als ik in Afrika werk en me een of ander detail moet herinneren, dan is dat de beste manier om alles vast te leggen. Ik dacht ook aan m’n moeder en vrienden en familie; ik besefte dat ik met alleen praten niet goed kon overbrengen wat me was overkomen. Dus begon ik alles op te nemen.
Het ijs was te zacht en steil om rechtdoor te kunnen gaan, dus moet ik naar rechts, terwijl ik met één arm klom. Ik had mijn ijsbijlen bij me, dus zette ik er telkens eentje zo ver mogelijk vóór me en trok me daaraan op, waarna ik naar achter reikte om de vorige ijsbijl weg te halen en naar voren te verplaatsen; zo hees ik me van richel naar richel. Het kostte me telkens tien minuten of een kwartier om omhoog te klimmen en een volgende richel te bereiken. Als ik stopte, nam ik een video op. Op weg naar boven waren er vier of vijf grote richels, en ik moest zo’n honderd meter naar rechts om de twintig meter omhoog te overbruggen.
Toen ik eindelijk boven kwam, dacht ik dat ik me opgelucht zou voelen. Maar ik had al mijn energie opgebruikt, mijn ziel en zaligheid, om me naar de oppervlakte te hijsen. Ik probeerde op te staan maar viel gewoon om. Toen realiseerde ik me dat ik nog niet was gered. Ik moest eerst terug naar mijn tent kruipen. Ik was wel opgelucht, maar het was een angstige opluchting, want ik wist dat er nog veel te doen viel.
Het ergste was de veldfles met water. Ik had 24 uur niets gedronken en stierf van de dorst. Maar ik kreeg het ding met geen mogelijkheid met één hand open. Ik had m’n tanden gebruikt, mijn ijsbijlen, alles... Intussen hoorde ik het water de hele nacht in de veldfles klotsen terwijl ik zo ongelooflijk dorstig was.
Op jongere leeftijd was je vooral wetenschapper en deed je het klimmen erbij. Die twee delen van je leven komen nu samen in het American Climber Science Program. Vertel eens over het ontstaan en de doelstellingen ervan.
Kort voordat ik het programma had opgezet, was ik in Nepal met een Fulbright-beurs, waar ik Nepalese postdoctoraalstudenten leerde hoe ze gegevens in de bergen moesten verzamelen. Ik besefte dat er een grote achterstand was. Er zijn allerlei wetenschappelijke kwesties wat betreft de bergen, maar het is er gevaarlijk en moeilijk te bereizen. Dus heel veel gegevens werden niet verzameld.
Ik ben zelf een klimmer, ken veel zeer goede klimmers en heb ook samengewerkt met de American Alpine Club, die zich richt op natuurbescherming, dus realiseerde ik me dat we beide groepen samen konden brengen en op die manier veilig konden reizen terwijl we nobele wetenschappelijke doelen konden nastreven. Er zijn niet zoveel mensen die de tijd hebben genomen om én een goede alpinist te worden én een goede wetenschapper. De meeste wetenschappers en de meest klimmers richten zich op die ene passie, dus ik ben daarin vrij uniek.
Het doel van het programma is om beter gebruik te maken van klimexpedities. Als bijvoorbeeld een glacioloog de bergen in trekt, verzamelt hij of zij gegevens over sneeuw en ijs. Ik vond dat niet erg efficiënt. Ik wilde dat de glacioloog zou samenwerken met de geoloog en de ecoloog – met allerlei ‘ologen’ die verschillende expertises hebben, die de gevolgen van klimaatverandering voor al deze verschillende systemen bestuderen.
Je schreef: “Bergen zijn altijd instabiel geweest. Maar in de afgelopen jaren is het bergbeklimmen door veranderingen in het klimaat en het weer nog meer een kansspel geworden.” Leg eens uit welke veranderingen er op de Everest en andere bergen plaatsvinden en welke invloed dat heeft op alpinisten.
Als het om klimaatverandering gaat, is het bewijs in berggebieden overweldigend. Ze veranderen zó snel. Gletsjers van tienduizenden jaren oud trekken zich in de bergen terug en verdwijnen voor onze ogen. Dat is ongekend. Als je een ticket zou kopen om de spectaculairste klimaatverandering ergens in de wereld te zien gebeuren, dan zou dat in een berggebied zijn.
Meerdere beroemde klimroutes in de wereld bestaan niet meer, zoals de Petit Dru in Chamonix in Frankrijk, ook wel ‘de Amerikaanse Route’ genoemd. Het komt erop neer dat het hele rotsblok waar mensen altijd tegenop klommen een paar jaar geleden is ingestort. Zo kan ook de Westelijke Kam naar de Mount Everest, die voor het eerst door een Amerikaan werd beklommen, niet langer worden beklommen omdat al het ijs is gesmolten. Dat gebeurt overal ter wereld.
Je laatste onderneming is het Mountain Environments Research Institute. Vertel eens over die missie – en of je bezorgd bent over de plannen van president Trump om in de subsidies voor onderzoek naar klimaatverandering te snijden.
Wat betreft onze missie is het een volgende stap. Wetenschappers hebben allemaal hun eigen specialisatie. Ze weten hoe ze hun onderwerp moeten aanpakken. Maar we hebben meer mensen in de bergen nodig en meer toegang tot de gegevens, nu en in de toekomst. Het Mountain Environment Research Institute is bedoeld om de volgende generatie wetenschappers op te leiden. We richten ons op drie dingen: wetenschap, samenlevingen en vaardigheden. Wat is de natuurwetenschappelijke kant van de geologie van terugtrekkende gletsjers? Welke invloed heeft dit op de samenlevingen in deze berggebieden? Wat kunnen zij ons vertellen over betere aanpassingsmogelijkheden? En als laatste de vaardigheden: zaken als bedacht zijn op lawines en medische kennis in afgelegen situaties – allemaal dingen die mensen nodig hebben als ze de wildernis in trekken en willen overleven.
Wat betreft president Trump waait de politiek met alle winden mee. Trump zal er niet altijd zijn, maar de planeet waarop we leven blijft. En ik denk dat er een overweldigende behoefte in het hele politieke spectrum bestaat om te willen begrijpen wat er gebeurt. Dus inderdaad, op korte termijn worden subsidies lastig. Maar op lange termijn is dit de enige planeet die we hebben, en we veranderen haar ongelooflijk snel. Daar is vrijwel iedereen het over eens. Dus is Trump in de minderheid.
Sommige mensen vinden het idee om zich te richten op aanpassing aan klimaatverandering – in plaats van trachten die verandering te voorkomen – als een vorm van capitulatie. Vind jij dat ook?
Als we de klimaatverandering helemaal willen stopzetten, dan moeten we al het gebruik van fossiele brandstoffen opgeven en dat zal in de nabije toekomst niet gebeuren. We zijn ervan afhankelijk, voor het bestrijden van branden, voor ambulances, voor elektriciteit en voedselproductie. Dus moeten we twee benaderingen kiezen. De eerste is politiek: manieren vinden om steeds minder fossiele brandstoffen te gebruiken. Maar belangrijker is dat we erkennen dat de wereld zal blijven veranderen en dat we ons aan die veranderingen kunnen aanpassen. De kop in het zand steken werkt niet in een gletsjerspleet en het zal ook niet voor onze toekomst werken. We zullen een manier moeten vinden om te overleven en in ons milieu te gedijen.
Een van de belangrijkste dingen die ik probeer, is niet alleen te onderzoeken wat er op natuurwetenschappelijk gebied gebeurt maar ook hoe samenlevingen zich aanpassen. Hoe ze in Midden-Amerika met vaker voorkomende orkanen omgaan, want ook de mensen in Florida zullen vaker met orkanen te maken krijgen; of hoe ze zich in Afrika aan de droogte aanpassen, want ook de mensen in Texas zullen ermee te maken krijgen. Er zijn overeenkomsten voor veranderingen die overal ter wereld plaatsvinden.
Je wordt soms gevraagd om motivatielezingen te geven. Zou je ons kunnen vertellen over de levenslessen die je op jouw expedities hebt geleerd?
In het boek heb ik het over Tom Sawyer. Ik voelde me zoals hij, toen hij z’n eigen begrafenis bijwoonde. Je ziet hoe jouw leven is als jij er niet meer bent. En dat maakt dat je de dingen anders ziet en waardeert. Een nieuwe auto of nieuw huis is minder belangrijk dan de mensen van wie je houdt, dan je dromen. Maar het verwezenlijken van je dromen is iets moeilijks. Ik zeg niet dat je je baan moet opgeven en al je geld moet weggeven, maar bedenk wel wat iets voor jou betekent op lange termijn, met het oog op familie en vrienden, want dat is waar het echt om gaat als je de dood in de ogen kijkt. Dan zul je denken aan liefdes en vriendschappen en dromen die je niet genoeg hebt gekoesterd. Het is echt belangrijk om iedereen elke dag te bedanken.
Simon Worrall verzorgt de rubriek Book Talk. Volg hem op Twitter en op simonworrallauthor.com.